Donald Trump’s aanval op Duitsland

exportoverschot Waarom is de Amerikaanse president, Donald Trump, niet blij met Duitsland? Klopt het misschien wat hij beweert over het Duitse exportoverschot? En wat hebben kapotte schooltoiletten daarmee te maken, vraagt Rico Grimm zich af in een artikel op www.krautreporter.de. Hieronder een vertaling van dat stuk uit het Duits. (De ‘ik-figuur’ verwijst naar Rico Grimm). Aansluitend analyseert Leon Segers de situatie voor Nederland en de Europese Unie en geeft hij aan hoe een onvoorwaardelijk basisinkomen voor de broodnodige nieuwe evenwichten kan zorgen.

1. Wat heeft Donald Trump gezegd?

Trump dreigde al voor zijn aantreden extra invoerrechten op Duitse goederen te zullen heffen. Hij nam vooral de Duitse autofabrikanten op de korrel: “Als je op Fifth Avenue [in New York] loopt, zie je voor ieder huis een Mercedes-Benz staan, nietwaar? Feit is dat zij [de Duitsers] zeer oneerlijk zijn tegenover de VS.” Hij wil daarom de importheffingen verhogen: “Ze kunnen auto’s voor de VS bouwen, maar ze zullen over elke auto die de Verenigde Staten binnenkomt, 35 procent importbelasting betalen.” Donald Trump’s handelsadviseur ging enkele dagen geleden in op de details. Hij beweerde, dat Duitsland een “extreem ondergewaardeerde munt” gebruikt om misbruik te maken van de Verenigde Staten en de EU-partners. Tijdens de bijeenkomst met de EU in mei herhaalde hij dit weer en noemde hij de Duitsers “slecht, heel slecht”.

2. Waarom moet ik mij daar druk om maken?

Omdat de Verenigde Staten een zeer belangrijke handelspartner van Duitsland is. In 2016 bestond de handel uit goederen ter waarde van 165 miljard euro. Deze handel vertegenwoordigt heel veel arbeidsplaatsen. Als deze handel in gevaar komt, komen ook veel banen op de tocht te staan.
Dat de hele zaak niet louter een theoretische kwestie is, bleek begin februari 2017. Toen werd bekend dat zowel de regering van de VS als de EU-landen zich op een conflict voorbereiden.
Ook biedt de kritiek van Trump een goede gelegenheid, een paar fundamentele zaken met betrekking tot Duitsland aan de orde te stellen: hoe Duitsers hun geld verdienen. Wat dat voor onze vrienden in Europa betekent. En zelfs hoe Duitsers zichzelf zien.

3. Oké. Wat bedoelt Donald Trump precies met zijn kritiek?

Het bevalt Trump niet, dat Duitsland zoveel exporteert, met andere woorden zoveel goederen onder het label ‘Made in Germany’ in het buitenland verkoopt. Daarom treft zijn gram ook vooral Duitse auto’s. Zij zijn het meest zichtbare symbool voor de sterkte en de exportkracht van de Bondsrepubliek Duitsland. Het gaat hem om een bepaald probleem: dat Duitsland niet ook tegelijkertijd heel veel spullen in het buitenland koopt, met name natuurlijk in de Verenigde Staten. Trump formuleert het zo – als voorbeeld neemt hij het Amerikaanse automerk Chevrolet: “Hoeveel Chevrolets zien jullie in Duitsland?” vraagt hij. “Niet erg veel, misschien zelfs niet één, je ziet ze daar helemaal niet, het is éénrichtingsverkeer.”

Trump’s uitspraken horen bij zijn verkiezingsstrijd. Voor het gehoor van tienduizenden mensen heeft hij herhaaldelijk benadrukt, dat de Verenigde Staten in het handelsverkeer een “slechte overeenkomst” gekregen zou hebben. Hij doelde daarmee niet alleen op de vele verschillende handelsakkoorden, waarbij zogenaamd banen waren gestolen van Amerikaanse werknemers. Maar juist ook op Duitsland, dat in zijn ogen ten koste van Amerikaanse arbeiders veel geld heeft verdiend.

Wat hij bekritiseert, hebben vele anderen al voor hem bekritiseerd, hoewel in minder schrille tonen.
Hier is een onvolledige lijst met critici:

exportoverschot

Portland, Oregon

  • Barack Obama, de voormalige president van de Verenigde Staten;
  • De Europese Commissie;
  • De regering van Frankrijk;
  • De regering van Italië;
  • De regeringen van veel andere Europese landen;
  • Het Internationaal Monetair Fonds (IMF);
  • Nobelprijswinnaar Paul Krugman;
  • Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz;
  • Ongeveer een dozijn andere Nobelprijswinnaars.

 
Zij hekelen allen de manier waarop Duitsland handel drijft. Zij hebben vooral kritiek op het ‘exportoverschot’ van de Bondsrepubliek.

4. Wat is een exportoverschot?

Dit betekent dat een land meer goederen en diensten in het buitenland verkoopt dan het buiten de eigen grenzen koopt. In 2015 bedroeg dit overschot in Duitsland 250 miljard euro. Dus een overschot behoort nu bij Duitsland, zoals de ‘Biergärten‘ (buitencafés) bij München horen. De laatste keer dat de Duitsers meer in het buitenland kochten dan zij er verkochten, bestond de Bondsrepubliek pas twee jaar. Dat was in 1951.

5. Waartoe leidt een exportoverschot?

Om dit te begrijpen gaan we stap voor stap de handelsketen langs.
Laten we beginnen in Duitsland: de export schept hier banen en vult de Duitse bankrekeningen, met name die van het bedrijfsleven. Dit extra geld beleggen investeerders, banken en verzekeraars, vaak in het buitenland – omdat daar immers ook geld nodig is om hun producten te kopen. Ze verlenen kredieten aan andere landen, financieren bouwprojecten of zoeken andere beleggingsmogelijkheden.

Belangrijk om te onthouden: het geld dat Duitsland door zijn export verdient, wordt heel vaak weer in het buitenland belegd.

exportoverschot Op vier uitzonderingen na (bijvoorbeeld Nederland) kopen de landen van de eurozone meer Duitse goederen dan wat zij op hun beurt aan Duitsland verkopen. Om deze aankopen te betalen, gebruiken ze ‘Duits geld’, dat via het systeem van centrale banken naar hen toekomt. Het is gemakkelijk te begrijpen aan de hand van een voorbeeld: als een Duitse machinebouwer een installatie voor 100.000 euro aan Spanje verkoopt, dan maakt de Spaanse klant 100.000 euro over naar Duitsland. Diens bank geeft de overdracht automatisch door aan de Spaanse centrale bank, zoals de Duitse bank van de Duitse machinebouwer ook doet. Op de balans van de centrale bank in Spanje, wordt nu een verlies van 100.000 euro ingeboekt, omdat het geld uit het land verdwenen is. Bij de Duitse centrale bank wordt een plus bijgeschreven voor hetzelfde bedrag. Beide banken melden de transactie aan de Europese Centrale Bank, die hier als bemiddelaar optreedt. Dit gebeurt voor elke grensoverschrijdende handelsovereenkomst in de eurozone. Onder de streep staan schulden, respectievelijk vorderingen. De Duitse centrale bank bezit claims van 800 miljard euro op centrale banken van andere eurolanden.

Belangrijk: met het geleende Duitse geld kopen de buitenlandse handelspartners nog meer Duitse waren.

Goederen die andere landen uit Duitsland invoeren, hoeven ze zelf niet meer te maken. Dus komen ook de bijbehorende arbeidsplaatsen er niet. Weliswaar kunnen theoretisch twee landen, die heel veel met elkaar handelen, telkens zo sterk specialiseren, dat per saldo door de handel in beide landen banen gecreëerd worden, maar dat is bij Duitsland niet het geval. Het koopt immers niet zo veel bij zijn handelspartners of beter gezegd, Duitsland koopt eenvoudige grondstoffen als olie of aluminium en verwerkt deze tot hoogwaardiger producten zoals auto’s.

Belangrijk: de handelspartners lopen arbeidsplaatsen mis door de eenzijdige Duitse export.

Dat voedt de woede van Donald Trump. In zijn inaugurele rede als president van de VS beschreef hij een Amerika waar “verroeste fabrieken als grafstenen in het landschap staan”. Fabrieken, waarin niemand meer werkt. Volgens Trump is Duitsland daarvoor verantwoordelijk is. Net zoals China dat is.

6. Waarom heeft Duitsland een exportoverschot?

De federale regering en de Duitse industrie betogen, dat Duitsland vooral zo veel exporteert, omdat het producten maakt, die zeer gewild zijn. Die houding bracht Sigmar Gabriel er toe, die als Minister van Economische Zaken op Trump’s uitlatingen reageerde, om te zeggen: “Ze moeten in de Verenigde Staten betere auto’s bouwen. Dan maken die bij ons ook een kans.” Hij kreeg hiervoor veel bijval in Duitsland. Deze reactie is niettemin te makkelijk. Want Duitsland kan zo veel exporteren (en Amerika zo weinig), omdat de steeds weer aangehaalde ‘randvoorwaarden’ voor de Bondsrepubliek aanzienlijk gunstiger zijn.

Vier redenen zijn van cruciaal belang:

a. Hoeveel kost een Big Mac? Dat ligt aan de wisselkoers!

Trump’s adviseur voor handel, Peter Navarro, bekritiseerde Duitsland voor zijn “ondergewaardeerde munt”. Hij bedoelde daarmee dat de euro in verhouding tot de sterkte van de Duitse economie te goedkoop was. Voordat ik uitleg hoe een munt te goedkoop kan zijn, wil ik de gevolgen van een te goedkope munt uitleggen.

We nemen niet weer een auto als voorbeeld, maar een vaatwasser uit Duitsland, een Miele, Bosch of Siemens. Voor zo’n machine betaal je tegenwoordig ongeveer 500 euro. Dat is veel geld. Daar denkt iedereen twee keer over na, of dat wel echt nodig is. Maar wat gebeurt er als u een korting krijgt? Meer dan vijf procent? Meer dan tien procent? Als u de hele btw van 19 procent terug zou krijgen? En de prijs dan opnieuw een beetje naar beneden zou gaan? De kans dat u toehapt, stijgt aanzienlijk. U zou dan tenslotte 100 euro uitsparen.
En wat zou er gebeuren, als niet alleen de vaatwasser meer dan 20 procent goedkoper ‘dan normaal’ zou zijn, maar ook de Duitse wasmachines, gereedschappen en zelfs auto’s? Als gewoon alles uit Duitsland met een vette korting kwam? Je zou meer Duitse waren kopen. En dat is in de afgelopen decennia daadwerkelijk gebeurd. Door deze bijna af-fabriek prijs ontvingen burgers van sommige landen een korting op Duitse producten (zonder dat iemand de detailhandelaar hoefde aan te sporen). En dat ligt aan onze euro.

Hoe een munt ‘te goedkoop’ kan zijn, wil ik nu uitleggen. Dit mechanisme is cruciaal om de kritiek van de Verenigde Staten te begrijpen. Ben je er nog?

Valuta zijn zoals alles ook handelswaar: ze worden gekocht en verkocht. Iedereen die ooit geld in het buitenland gewisseld heeft, heeft in valuta gehandeld. En alles wat verhandeld wordt, heeft een prijs. Deze prijs is de wisselkoers van een munt. Hij laat zien hoeveel een munt waard is. Als ik vandaag een euro wil kopen en dollars heb, moet ik daarvoor 1,08 dollar betalen.

In de valutahandel kan het zijn als op een rommelmarkt. Soms ben je helemaal tevreden met je aankoop en soms denk je dat je te grazen genomen bent. Je gelooft dat je teveel hebt betaald op de rommelmarkt voor dat absoluut geinige bijzettafeltje. In dat geval was de tafel overgewaardeerd. Soms echter, en dat is natuurlijk alleen bij jou het geval, lukt het je door slim te onderhandelen de tafel voor minder dan elders aan te schaffen. Dan is hij ondergewaardeerd.

Om te bepalen of een munt is ondergewaardeerd of niet, hebben we bijna 200 Big Macs nodig, een Big Mac uit elk land in de wereld. Deskundigen van het Britse tijdschrift The Economist hebben erover nagedacht hoe ze kunnen aantonen, of een munt te goedkoop of juist te duur is. Daarvoor moesten ze een product vinden dat in elk land van de wereld beschikbaar is, zodat de prijs dus goed te vergelijken is: de Big Mac.

exportoverschot Ze hebben nu gekeken wat het broodje kost in de VS, Duitsland, China en in alle andere landen, telkens in lokale valuta. Daarna hebben ze die omgerekend naar de huidige actuele wisselkoers. Als een wisselkoers precies 100 procent zou zijn, zouden jij en ik met onze euro’s overal ter wereld hetzelfde aantal Big Macs kunnen kopen. Maar goed. In Duitsland kost de dubbele hamburger 3,80 euro. Daarvoor krijg ik er in Rusland ongeveer drie en in de VS kan ik voor dit bedrag na veel overredingskracht ook een hele krijgen – dan heb ik het personeel er op de een of andere manier toe overgehaald, mij 20 procent korting te geven.
In Zwitserland zal zelfs ons opmerkelijk retorisch talent niet helpen. Dat ligt niet alleen aan de zeer correcte Zwitsers zelf. Maar ook aan hun volkomen overgewaardeerde munt. In Zürich krijgen we nog niet eens een halve Big Mac. (Maar toch: een halve Big Mac is nog altijd een hele hamburger.)
Afgemeten naar deze zogenaamde Big Mac-index is de euro in Duitsland te goedkoop en daarmee ook de Duitse goederen en diensten. Inkopen doen op de Berlijnse Kurfürstendam is dus duidelijk aantrekkelijker dan op Fifth Avenue in New York.

b. Het Hartz-IV-monster drukt de inkomens en daarmee de import. De oorzaak ligt bij de lonen.

Maar er zijn nog meer redenen waarom Duitsland voortdurend wereldkampioen exportoverschot is. Eén daarvan zijn onze lonen. Het mechanisme hierachter: als de lonen laag zijn, kost het minder om een product te produceren. Dus kan het ook goedkoper worden verkocht. Als iets goedkoper is, wordt het meestal ook vaker gekocht.

De lonen zijn in Duitsland in vergelijking met andere landen amper gestegen, soms zelfs gedaald. Waarom dat is, weet ik niet goed. Ik weet het niet zeker, omdat ook alle deskundigen onzeker zij over de oorzaak.
Twee dingen spelen waarschijnlijk een rol: om te beginnen was Duitsland in de eerste zes of zeven jaar van deze eeuw economisch vrij zwak. In zo’n situatie, als bedrijven weinig verkopen, is het natuurlijk moeilijker voor werknemers om hogere lonen te eisen. Daar kwam bij dat door de hervormingen van Agenda 2010 (‘Hartz-IV’) er weliswaar meer banen bij kwamen, maar deze banen worden doorgaans veel slechter betaald. Het zijn laagbetaalde banen.

Niettemin zijn de lonen juist in de op exportgerichte industrie ook sterk gestegen. Deze industrietakken hebben zich dus tot op zekere hoogte losgemaakt van andere sectoren van de Duitse economie. Deze ontwikkeling voeren werkgevers altijd weer aan, als ze willen beargumenteren, waarom Duitsland natuurlijk geen oneerlijk voordeel heeft en alleen vanwege zijn fantastische producten een overschot heeft. Maar het argument van het bedrijfsleven houdt geen stand. Omdat drie van de vier Duitsers werken in sectoren die niet heel veel exporteren, bijvoorbeeld in de dienstverlenende sector, zoals het onderwijs of als verkoper of administratief medewerker. Daar verdienen Duitsers juist minder, als je dat met andere landen vergelijkt.
Wie weinig verdient, koopt ook minder, zowel thuis – als in het buitenland. Duitsland importeert daarom weinig, waardoor, als tegelijkertijd de verkopen stabiel blijven, een overschot op de handelsbalans ontstaat. Desondanks is de situatie iets verbeterd. De lonen stijgen weer in Duitsland.

c. Het huishoudboekje moet kloppen. De oorzaak ligt bij de staat en de ondernemingen.

Maar niet alleen de burgers zouden meer geld uit kunnen geven, ook de staat zou dat kunnen doen. Hij is zelfs heel belangrijk, omdat hij in korte tijd vele miljarden euro’s van plaats kan laten veranderen. Evengoed handelt de staat net zoals de burgers: hij investeert te weinig. In vergelijking met bijna alle andere industrienaties ter wereld geeft de Duitse regering te weinig uit aan nieuwe bruggen, wegen, betere universiteiten, databanken en scholen. En dat, terwijl de belastinginkomsten hoger dan ooit zijn. Bij de Duitse bedrijven is de situatie hetzelfde: solide winst, nauwelijks investeringen.

d. Daar staan wij voor! De Duitse middenstand en exportbevordering.

Tenslotte: natuurlijk kan Duitsland nu ook zo veel exporteren, omdat het vroeger altijd al veel geëxporteerd heeft. De beroemde Duitse middenklasse heeft zich in duizenden segmenten van de wereldmarkt genesteld, daarin de leiding genomen en haar verdedigd door vernuft, kwaliteit en flexibiliteit. Het succes van de export in Duitsland alleen aan de munt, de lonen en de investeringen toe te schrijven, is zeker te kort door de bocht. Maar deze factoren zijn wel doorslaggevend.

7. Heeft het exportoverschot ook negatieve gevolgen voor Duitsland?

Ja. De Duitsers betalen het gelag met hun lage lonen, hun wegrottende bruggen en doordat hun werkgevers hun duurzame toekomst op het spel zetten. We voelen deze gevolgen in ons dagelijks leven echter nauwelijks. De relatie tussen het succes van de export en schooltoiletten, die door hun bouwvallige staat gesloten moeten worden, is moeilijk te begrijpen. Maar dit is wel een feit. Laat dit een volgende keer, als u in een school bent, eens goed tot u doordringen.

Duitsland lijdt ook politiek onder zijn overschot op de handelsbalans. Onder de nieuwe regering Trump zou dit ertoe kunnen leiden dat de betrekkingen met een belangrijke partner als de Verenigde Staten permanent verslechterd. In Europa ruziet de federale regering vanwege het overschot telkens weer met haar partners in Rome, Parijs en Londen. De hoge Duitse export en de zeer lage Duitse investeringen is één van de belangrijkste redenen waarom de eurocrisis nog steeds niet is opgelost.

8. Hoe hangt dat nu met de eurocrisis samen?

Wat zich in de handel tussen de Verenigde Staten en Duitsland afspeelt, gebeurt op kleinere schaal met vrijwel elk ander euroland: Duitsland verkoopt veel meer dan het koopt. Dat leidt tot onevenwichtigheden in het eurogebied, die de aanleiding vormden tot de eurocrisis. Want omdat Duitslands partners diens goederen konden kopen, hebben ze zich in de schulden gestoken.
De schulden van landen als Griekenland, Spanje en Italië hebben natuurlijk ook andere oorzaken, maar de handel met Duitsland speelt een belangrijke rol. Duitsland heeft zich voor de eurocrisis gedragen als een zeer onverantwoordelijk herbergier. In plaats van zijn al behoorlijk dronken klant een glas water te geven en een taxi te bestellen, heeft het glas na glas getapt en de klant een delirium bezorgd. Dat heeft tot een pan-Europese crisis geleid, die wij nog steeds voelen. Duitsland merkt het, omdat het minder spullen in Europa kan afzetten dan het gewend was.

De eurocrisis heeft echter nog een tweede effect. Dankzij die crisis kan Duitsland zeer goedkoop geld lenen. Tot de crisis begon, verstrekten beleggers ook in landen als Italië onbeschroomd leningen. Ze wilden aan de rente verdienen. Maar toen het risico groter werd, dat deze landen hun schulden niet meer konden aflossen, zochten investeerders alternatieven. En wat was een veilige bank? Duitsland!

Een hele belangrijke afnemer van Duitse leningen is de Europese Centrale Bank. Die probeert de schuldencrisis met alle middelen die haar ter beschikking staan ‘op te lossen’.
Ze koopt de schulden van bedrijven en eurolanden op en wil daarmee bereiken, dat al deze actoren weer meer investeren. Daarin schuilt ook een zekere tragedie. Want hoe meer zij koopt, des te meer euro’s rouleren er in de markt, des te minder iedere euro waard is en des te aantrekkelijker wordt het om Duitse waren te kopen, waardoor het exportoverschot toeneemt.

9. Wat kan Duitsland doen om het probleem op te lossen?

In de eerste plaats: wat Duitsland niet kan doen is in een handomdraai een nieuwe wisselkoers instellen. Als regeringen dat eenvoudigweg zouden besluiten, zouden ze afscheid nemen van een centraal principe in ons economisch bestel. Dat werd in andere tijden ook al gedaan. Maar tegenwoordig doen we dat niet meer. Duitsland kan ook niet zomaar het bedrijfsleven bevelen om minder in het buitenland te verkopen. Dat zou een planeconomie betekenen en hoe dat uitpakt, hebben we in de 20e eeuw gezien.

Duitsland moet anders te werk gaan, dan kan het de aanvallen van Donald Trump pareren en zou het tegelijkertijd de Europese vrienden de gelegenheid geven om weer overeind krabbelen. Duitsland zou door hervormingen de sector met lage lonen kleiner kunnen maken, het minimumloon verhogen en de strijd van de vakbonden voor hogere arbeidsinkomens ondersteunen. Op die manier zullen de lonen in alle bedrijfstakken stijgen en dus ook de particuliere consumptie. Duitsland zou zelf ook schulden moeten overnemen en investeren in zijn afbrokkelende infrastructuur, via belastingverlagingen de koopkracht van burgers bevorderen en met hervormingen de bedrijven er toe brengen om meer te investeren.

exportoverschot De door Angela Merkel aangehaalde “Zwabische huisvrouw” zou in ieder geval anders handelen als zij de leiding had over het ministerie van Financiën en echt zo veel verstand van geld had als altijd wordt beweerd. Op een dag gaat ze naar haar bank en haar adviseur doet het volgende voorstel: “Mevrouw Schmidt, ik geef u een lening van 5.000 euro!”
“Waarom? Ik heb het niet nodig. Dat wil ik niet”, zegt mevrouw Schmidt.
“Als u deze lening neemt, mevrouw Schmidt, dan geef ik u daarbovenop nog eens 50 euro, zonder probleem. Die hoeft u niet terug te betalen!”
Zou mevrouw Schmidt dan het geld aannemen? Natuurlijk! Ze kan ook rekenen! Zelfs als zij niets doet, verdient ze nog steeds 50 euro. Maar wat als ze het geld investeert, bijvoorbeeld in onderwijs voor haar kleinkinderen, in aandelen, in iets, waarvan ze denkt, dat het de moeite waard zal zijn? Dat levert haar zelfs meer dan 50 euro op.

Deze mevrouw Schmidt is net als de Duitse staat. Alleen wijst de Duitse regering dergelijke aanbiedingen gewoonlijk af, uit principe. Duitsland zou nu geld kunnen lenen en daarvoor zelfs nog geld op toe krijgen. Maar dat doet het niet.

10. Als haar beleid tot zo veel problemen leidt en niets oplost, waarom wijzigt de bondsregering deze dan niet?

Wat ik hierboven beschrijf, wordt door veel, heel veel economen op deze manier gezien, maar niet door allemaal. Sommige beweren, dat Duitsland met zijn politiek gelijk heeft. De federale overheid zelf vergoelijkt het intussen voor de buitenwereld.

Uiteindelijk is het een politieke zaak. En dat is wellicht ook een belangrijk inzicht: economie is altijd politiek. Of een land moet ingrijpen in de economie of niet is een kwestie van politiek en ideologie. Men kan daar hoe dan ook geen “juiste” conclusie aan verbinden.

Drie dingen houdt de regering van Duitsland ervan af haar beleid te veranderen:

Allereerst: een principe.

Wie schulden maakt, moet ze ook terugbetalen. Ongeacht wat de kosten zijn. Dezelfde manier van denken zie je ook terug in het ‘schuldplafond’ dat de bondsstaat, de deelstaten en lokale overheden voorschrijft dat zij slechts in uitzonderingsgevallen nieuwe schulden mogen afsluiten. Dat is de reden waarom de Minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, geen nieuwe schulden wil aangaan.

Ten tweede: de politiek van de feiten.

Schulden aangaan om daarmee andere eurolanden te helpen en zodoende op de middellange termijn ook weer het exportoverschot te verminderen, is een taboe voor de Duitse conservatieven. Het was de vermeende onrechtmatigheid van de reddingsoperatie van Griekenland, die het startschot gaf voor de oprichting van de AfD (Alternative für Deutschland). Ook veel leden van de CDU hebben slechts tandenknarsend met deze steun ingestemd. Met hen een volledig ander economisch beleid vorm geven, zou niet eenvoudig zijn, zelfs niet als dit nieuwe beleid ertoe zou bijdragen de EU te versterken – wat de van oudsher pro-Europese CDU onderschrijft.

Ten derde: een gevoel.

‘Economie’ is voor ons Duitsers meer dan een middel tot een doel. Het is de bron van onze trots. Als we veel exporteren, dan voelen we ons sterk. Als we weinig exporteren, voelen we ons zwak. Het economische wonder van de vijftiger jaren van de 20e eeuw is het fundament van deze republiek. Destijds hadden we dat, wat we tegenwoordig allemaal willen: welvaart voor iedereen. Die tijd was iconisch. Hij gaf ons houvast. Hij gaf ons antwoord op de vraag: wie ben jij? Wie Duitslands exportoverschot bekritiseert, bekritiseert ons. We nemen deze kritiek persoonlijk. Evenals het succes. Die schrijven we alleen onszelf toe, hoewel er heel veel andere redenen voor zijn, zoals blijkt uit deze tekst.

11. Als Duitsland iets zou veranderen: hoe zou Donald Trump dat vinden? Zou hij er tevreden mee zijn?

Als het ertoe zou leiden dat de onevenwichtigheden in Europa wijzigen, zou hij dat waarschijnlijk goed vinden. Maar omdat hij handel als een bokswedstrijd beschouwd, waarbij er maar plaats is voor één winnaar, zou hij het bij nader inzien toch een slecht idee vinden. De EU is immers nu al ‘s werelds grootste economie. Als Duitsland een beleidswijziging in zijn economische politiek zou doorvoeren, zou er binnenkort geen eurocrisis meer zijn.

De EU-lidstaten zouden dan de vrijheid hebben om weer dat te doen wat ze het beste kunnen: handel drijven. En daar houdt Donald Trump niet zo van. Dat heeft hij zelf gezegd: “Kijk, de Unie is deels opgericht om de handel van de Verenigde Staten te dwarsbomen, nietwaar? Het kan me dus niets schelen of ze uit elkaar valt of verenigd is, voor mij speelt dat geen rol.”

Oorspronkelijk verschenen als Donald Trumps Angriff auf Deutschland, verständlich erklärt geschreven door Rico Grimm, verslaggever bij het online tijdschrift Krautreporter.
10 februari 2017
Vertaald uit het Duits door: Florie Barnhoorn.
juni 2017

“Wat in bovenstaand artikel staat, dat klopt allemaal,” zegt Leon Segers, “er is een groot betalingsbalansoverschot in Nederland en in Duitsland. De Europese Unie als geheel speelt ten opzichte van de rest van de wereld ongeveer quitte, dat wil zeggen wij exporteren ongeveer evenveel als we importeren.” In onderstaand stuk gaat hij dieper in op de situatie in Nederland en Europa.

exportoverschot Vroeger waren nationale exportoverschotten of -tekorten direct op een betalingsbalans zichtbaar, want ieder land had zijn eigen valuta, legt Leon uit. Toen was er ook steeds sprake van exportoverschotten van Duitsland en Nederland en exporttekorten van de zuidelijke Europese landen. Maar omdat ieder land zijn eigen munt (valuta) had, werden die onevenwichtigheden periodiek gecorrigeerd door revaluatie en devaluatie van de munt. Nu we met zijn allen de Euro hebben gaat dat niet meer … en dat is een (groot) probleem, zie Griekenland, Portugal, Frankrijk: allemaal hebben ze tekorten, ze komen in de schulden, moeten lenen. Vaak lenen ze ook nog bij de landen waar ze tekorten hebben, die via rentebetalingen dan nog hoger oplopen, enfin een grote bron van onevenwichtigheid op economisch gebied, binnen Europa, maar ook in de wereldeconomie als geheel.

Hoe een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) deze onevenwichtigheden kan opheffen wil ik duidelijk maken aan de hand van een heel alledaags voorbeeld, zegt Leon. Nu verdient de Nederlandse vrachtwagenchauffeur een bepaald nettoloon, dat hoger is dan dat van zijn Poolse collega en concurrent. De Poolse chauffeur “doet het voor veel minder”, want in Polen is de koopkracht van het ‘Nederlandse’ loon (veel) groter dan in Nederland, omdat de kosten van levensonderhoud in Polen veel lager zijn (overigens vindt Agnes Jongerius, oud-vakbondsbestuurder en momenteel Europarlementariër namens de PvdA, dat gelijk werk gelijk moet worden betaald binnen Europa of het nou door een Pool of door een Nederlander wordt uitgevoerd…). 

Stel dat in Polen en in Nederland een onvoorwaardelijk basisinkomen wordt ingevoerd, vervolgt Leon, in Polen ontvangt iedere burger 5.000 euro en in Nederland 12.000 euro. Die bedragen kunnen ongelijk zijn, omdat de kosten voor levensonderhoud in Nederland veel hoger zijn dan in Polen. Poolse en Nederlandse vrachtwagenchauffeurs concurreren vervolgens met hun loon op een ‘gelijk speelveld’. Hun lonen kunnen even hoog zijn omdat hun bestaanszekerheid in eigen land gewaarborgd is, hun werkgever zal dan ongeveer gelijke lonen (kunnen) betalen en de onvrede over de (oneerlijke) concurrentie door de Polen is van de baan. 

Deze onvrede heerst al lang in de transportsector. Met een OBi zou er echter automatisch een gelijk speelveld ontstaan, zodat de concurrentie ‘eerlijker’ zou zijn. Segers wijst erop dat de ongelijkheid die nu tussen internationale vrachtwagenchauffeurs bestaat en voor iedereen duidelijk is, natuurlijk ook (maar meer verborgen) aanwezig op andere gebieden: de rijke landen hebben een concurrentienadeel op de arbeidsmarkt, omdat hun kosten van levensonderhoud veel hoger zijn. Variatie in de hoogte van de OBi’s in de diverse landen kan deze “concurrentie-vervalsingen” uitvlakken en vervolgens door de periodieke aanpassing van die OBi’s werken zoals vroeger de valutakoers fungeerde, zodoende kan er weer evenwicht komen in de (arbeids) markten overal ter wereld.

Volgens Leon Segers speelt in de globale economie eenzelfde soort onevenwichtigheid, die feitelijk zijn oorzaak vindt in de welvaartsverschillen, die zich vertalen in arbeidskostenverschillen in de wereld. De Chinezen zijn (mede door hun welvaartsachterstand) de goedkoopste arbeidskrachten in de wereld en China is langzamerhand veranderd in de “werkplaats” van de wereld. Geen enkel land kan opboksen tegen de lage Chinese lonen (lees: de lage kosten van levensonderhoud …). Daarom heeft China ook een enorm betalingsbalansoverschot opgebouwd ten opzichte van bijvoorbeeld de USA.

exportoverschotStel je nu eens voor dat de Chinezen een basisinkomen hadden van ongeveer 1000 euro en de Amerikanen van 10.000 euro, dan zouden de Chinese loonkosten relatief een stuk hoger zijn dan nu en min of meer concurrerend met de Amerikaanse. Op die gedachte is Trump nog niet gekomen …

Wat de Duitsers betreft, zij zijn technologisch natuurlijk heel sterk, maar op het gebied van de loonkosten hebben zij middels de Hartz-wetten een jaar of 15 geleden flinke verlagingen geforceerd, waardoor zij de Fransen en de Italianen uit de markt hebben geprijsd; zij hebben via “Hartz” een forse onderlaag van werkelozen en andere armen geschapen die nu als het ware de “kosten” van de Duitse economie (relatief) opbrengen, doordat zij ‘uitgeknepen’ en (weg) bezuinigd zijn. In Nederland hebben we de laatste 10 jaar hetzelfde gezien, dit in tegenstelling tot Frankrijk en Italië. Dat alles zorgt nu voor een groot Duits (en Nederlands) handelsoverschot, ook en met name ten opzichte van de USA. Naast hun technologische achterstand ten opzichte van Duitsland, zouden de Amerikanen gezien hun (gemiddelde) levensstandaard ook een hoger OBi moeten hebben dan de Duitsers, waardoor ook hun loonkostenpositie gunstiger zou worden.

Kort samengevat, aldus Segers, kun je dus zeggen dat de invoering van een basisinkomen op wereldschaal, door de uitschakeling van het verschil in de kosten van levensonderhoud bij de loonkosten voor bedrijven, zorgt voor het gelijktrekken van de vloer in het loongebouw. Het onvoorwaardelijk basisinkomen zou het speelveld gelijk maken. De samenstelling van de loonkosten zou ook een punt van gesprek moeten zijn, vindt hij. Op de lonen (inkomens) in Nederland en ook in Duitsland zitten natuurlijk forse belastingen, samen met de sociale lasten bedragen die in Nederland wel ongeveer 80%. Die omstandigheid verslechtert de beschreven onevenwichtigheid, zeker op wereldschaal nog eens extra. Hij pleit daarom ook voor verschuiving van de belastingen, van de lonen naar (vervuilende) grondstoffen, zodat het verbruik van de (schaarse) grondstoffen duurder wordt en de betreffende producten dus ook duurder. Met andere woorden, de invoering van een basisinkomen, maakt via de werking op de loonkosten de betalingsbalansen evenwichtiger en middels de aanpassingen van de basisinkomens ontstaat zelfs een evenwichtsbrengend mechanisme voor de betalingsbalansen.

Leon Segers

Foto’s: Flickr.com CC Tristan Taussac; Curtis Perry; Gravitat-Off; Ars Electronica; Andrela; -drik S; DonkeyHotey.

Het bericht Donald Trump’s aanval op Duitsland verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Wat is het beste vangnet: bijstand of basisinkomen? Een repliek

vangnet Mr. Evelien Meester, juriste bij Stimulansz, schrijft regelmatig columns op Sociaalweb.nl waarin ze de voordelen van de Participatiewet en de nadelen van het basisinkomen uitdraagt. Stimulansz staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Midden Nederland onder nummer 27194311. De stichting biedt een scala aan ‘producten’, zoals de training ‘Actualiteiten Sociale Wetgeving’ waar onder andere de experimenten in de Participatiewet aan bod kunnen komen. Dat mag wat kosten. Voor een dagje oefenen rekent Stimulansz 425 euro’s voor abonnees en 510 voor niet-abonnees, dat is – met 14 deelnemers – tussen de 5950 en 7140 euro voor het bedrijf. “Wiens brood men eet …”. Maar dit terzijde. Naar aanleiding van een artikel, waarin mevrouw Meester haar voorkeur uitspreekt voor de bijstand als sociaal vangnet, omdat mensen dan ‘gezien’ zouden worden, heeft Joop Böhm naar de pen gegrepen om haar van repliek te dienen.

Een Universeel Basisinkomen (UBI) is de oplossing om armoede te voorkomen. Een UBI dient daartoe hoog genoeg te zijn voor een onbekommerd bestaan. Dat houdt in dat het periodiek uit te betalen bedrag boven de armoedegrens dient te liggen. ”De Europese armoedegrens is door de Europese Raad vastgesteld om de omvang van armoede in de lidstaten te kunnen vergelijken en is vastgesteld op 60% van het mediane besteedbare inkomen van het land,” lees ik in Wikipedia.

Als u [mevrouw Meester] – naast het door de rijksoverheid uitbetaalde UBI – per se toch nog een vangnet wilt, dat maatwerk kan leveren aan degenen die geen UBI ontvangen, okay dan. Dan blijft er bij de gemeenten wat werkgelegenheid om de enkele gevallen die buiten de boot vallen de helpende hand te reiken. De hoofdregel is echter dat mensen met een UBI geen hulp nodig hebben. Ze zijn tevreden met hun inkomsten uit het UBI of verdienen er voldoende bij.

vangnet Het door u genoemde “bijkomend voordeel”: “mensen worden gezien” vind ik wel heel bizar. Mensen willen gewoon naar eigen goeddunken leven in een samenleving waarin ze zich gelukkig voelen. De meesten van hen zullen geen behoefte hebben aan pottenkijkers van de overheid. Ze willen helemaal niet geholpen worden en dat is met een UBI ook niet nodig! Ze kunnen hun eigen boontjes doppen. Zie ook het artikel Help mensen uit de bijstandsgevangenis van RTV Noord. De titel spreekt voor zichzelf.

Wie krijgt hoeveel?

Het eerlijke van een UBI is dat iedereen evenveel ontvangt. Heeft men meer nodig dan zal men moeten bijverdienen of de tering naar de nering zetten. Dat is nu toch niet anders?

Is geld zaligmakend?

Vaak ontstaan problemen door geldgebrek. Een UBI is er juist om geldgebrek te voorkomen. Komt men (door welke reden ook) niet voor een UBI in aanmerking dan kan de gemeente van inwoning – in uitzonderlijke gevallen – alsnog maatwerk leveren. Het staat overigens iedereen vrij om betaald of onbetaald werk te verrichten om sociale contacten te onderhouden. Men heeft daarin met een UBI zelfs veel meer vrijheid doordat de pressie wegvalt om over geld te kunnen beschikken voor de kosten van het bestaan!

Portier in plaats van poortwachter

De portier[1] zal weinig te doen krijgen. Een UBI wordt de burgers in de samenleving onvoorwaardelijk toegekend. Daarmee komt tevens een eind aan de ongebreidelde bureaucratie.

Toch weer dat maatwerkinkomen

Ook het minimabeleid wordt overbodig. Inderdaad Evelien: “Dat scheelt voor de aanvrager een heleboel formulieren die ingevuld moeten worden en voor de gemeente een heleboel ingevulde formulieren die afgehandeld moeten worden.”

Amersfoort, 18 juli 2017
Joop Böhm

Foto’s: Pixabay Kirkandmimi; 5688709.


1. Volgens mevrouw Meester zou ‘een portier’ de toegang tot het sociale vangnet moeten bewaken. Deze portier beoordeelt iedereen die gebruik wil maken van het vangnet. Heb je geen recht? Dan kom je ook niet binnen. Het geld kan per slot van rekening maar één keer uitgegeven worden.

Het bericht Wat is het beste vangnet: bijstand of basisinkomen? Een repliek verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Voortgang inning Contributie 2017

Goed nieuws. De betaling van de contributie voor 2017 begint op gang te komen.
Meer dan 100 van leden hebben inmiddels een of meer betalingen gedaan voor de contributie van 2017. Er is al een bedrag van bijna € 4000,- binnengekomen. Daarbij is wel een bijzonderheid te melden dat tot nu toe ca 25 leden meer dan het standaard bedrag van €36 hebben overgemaakt waarvoor dank namens het bestuur.
Door issues met de mailverzending namens de vereniging is er nog geen persoonlijke oproep verstuurd aan de leden om de contributie te betalen voor het lopende jaar.
Daarom langs deze weg een oproep aan de leden die nog geen contributie hebben betaald voor het lopende jaar om dit zo spoedig mogelijk alsnog te doen.

Voor leden die nu gelijk aan de slag willen gaan om hun contributie over te maken nog even de gegevens:

  • Het lidmaatschapsbedrag is € 36,- per jaar
  • Mensen met een minimum inkomen betalen € 12,- per jaar.
  • Zij die een inkomen van tweemaal modaal of meer hebben worden verzocht om jaarlijks € 60 over te maken

Wie meer kan bijdragen vragen wij dit zo veel als mogelijk te doen.
Met je bijdrage ondersteun je het idee van een basisinkomen. Het lidmaatschap van de vereniging geeft je stemrecht op de vergaderingen, het recht op deelname aan alle discussies en toegang tot de ledenforums.
Het rekeningnummer van de Vereniging Basisinkomen is:

IBAN: NL52TRIO 0391 2270 68, BIC: TRIONL2U

Alvast mijn hartelijke dank voor uw bijdrage.

PS : Er loopt weer een tijdelijke actie waarbij nieuwe leden een gratis exemplaar van het boek ‘Gratis Geld’ van Rutger Bregman ontvangen. Wellicht kent u nog iemand die lid wil worden.

Marten Kramer
Penningmeester

Het bericht Voortgang inning Contributie 2017 verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Vereniging Basisinkomen aan tafel bij European Minimum Income Network #EMIN

Het “European Minimum Income Network” ofwel EMIN is een netwerk dat is tot stand gekomen door inschrijving op een opdracht van de Europese Commissie om overeenstemming te bereiken met betrekking tot wat een adequaat en toegankelijk minimum inkomen is en te komen tot een steeds verdere invoering ervan.

Het netwerk bestaat uit het EAPN (Europa), de Europese Vakvereniging en de Universiteit Antwerpen. Het eerste deel ervan werd in 2014 afgesloten dat was EMIN1. Voor de jaren 2017-2018 is een tweede gedeelte gestart.

Voor Nederland wordt samenwerking gezocht met de vakbonden, grote organisaties, overheden, politieke partijen en anderen om het doel van deze opdracht te bereiken. Dit proces heeft de naam “European Minimum Income Network 2” ofwel “EMIN2” gekregen en het duurt tot maart 2019.

Het doel van EMIN2 is, zoals het Europees Parlement en de Europese Commissie het formuleert

“in ieder lidstaat van de Europese Unie een coalitie opbouwen die mee helpt om een minimuminkomen te ontwikkelen, in te voeren of verder uit te bouwen dat er voor zorgt dat zij die er van moeten leven op een waardige wijze binnen de samenleving kunnen participeren”.

Onder bedoeld Minimum Inkomen wordt in deze verstaan:

Een inkomen dat mensen in staat stelt om op een fatsoenlijke wijze aan de samenleving deel te nemen. Dat geldt voor zowel de werkenden als voor hen die buiten het betaald arbeidproces zijn gevallen –denk aan werklozen, arbeidsongeschikten, gehandicapten, gepensioneerden-. Het gaat dus om het minimale inkomen waar iedereen recht op heeft en dat in staat stelt om een leven in waardigheid in alle stadia van het leven te waarborgen evenals de mogelijkheid om aan goederen en diensten te kunnen komen. Het basisinkomen kan in deze discussie een belangrijke rol spelen als een voorbeeld hoe dit kan worden ingericht.

Voor degenen die kunnen werken, moeten de voordelen van een minimuminkomen worden gecombineerd met prikkels om toegang te zoeken tot kwaliteitsdiensten en een inclusieve arbeidsmarktbeleid en tot de emancipatie van minimuminkomen-begunstigden door (her)integratie van duurzame werkgelegenheid, die armoede kan voorkomen, de arbeidsmarkt.

12 juni jongstleden is Ad Planken, oud voorzitter Vereniging Basisinkomen, gevraagd om namens de Vereniging Basisinkomen deel te nemen aan een kleine stuurgroep binnen het EMIN2 project.

Dergelijke “Minimum Inkomen regelingen” hebben duidelijk gedefinieerde criteria, ze zijn premievrije, universeel en inkomensafhankelijk. Ze discrimineren geen groepen en hebben eenvoudige toepassingsprocedures.

  • Zij vermijden institutionele belemmeringen, zoals de bureaucratische en complexe verordeningen en procedures en hanteren een minimum aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan,
  • Zij vermijden uitvoeringsbarrières door het opzoeken en ondersteunen van potentiële begunstigden
  • Zij vermijden persoonlijke belemmeringen zoals een gebrek aan informatie, schaamte of aantasting van de privacy

Er is inmiddels ook een gesprek met het FNV – geweest over samenwerking. Naast de vereniging BI en het FNV zullen ook ander organisaties gevraagd worden deel te nemen aan het proces EMIN2.

De bedoelde stuurgroep zal de activiteiten begeleiden binnen nu en eind 2019.

Binnen de komende anderhalf jaar moet de EMIN-groep het volgende in ieder geval organiseren:

  1. een grote conferentie, met veel politici, kopstukken en wetenschappers, over het minimuminkomen.
  2. een grootse actie om te werven voor een hoger minimuminkomen
  3. er zullen in april en mei 2018 twee bussen door de EU rijden.Ieder lidstaat krijgt de bus 3 dagen. Tijdens die 3 dagen moeten we zoveel mogelijk activiteiten en discussiebijeenkomsten organiseren op de plaatsen waar de bus is.

Verder is duidelijk dat er in maart 2019 een rapport moet zijn uitgebracht bij de Europese Commissie.

Deelname van de Vereniging Basisinkomen is van belang

  1. omdat het idee van het BI een mogelijkheid is om dat minimale inkomen zoals boven omschreven te realiseren.
  2. deze opdracht een kans kan zijn om het BI meer onder de politieke aandacht te brengen in de nieuwe EU-lidstaten.
  3. we, als we over het minimuminkomen spreken een overzicht willen maken van wat daarmee allemaal bedoeld kan worden, want soms is er, zeker op Europees vlak, verwarring over al de verschillende vormen.
  4. er in ons land binnen de gemeenten projecten starten voor mensen in de bijstand die men als een soort van basisinkomen beschouwt.

 

 

Het bericht Vereniging Basisinkomen aan tafel bij European Minimum Income Network #EMIN verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Al 30 jaar discussie over basisinkomen in Nederland: enthousiasme groeit

Al 30 jaar is er discussie over het basisinkomen in Nederland. In 1993 peilde het Sociaal Cultureel Planbureau de meningen. Toen was slechts 19 % voor een partieel basisinkomen en 81 % wees het af. Maurice de Hond peilde voor onze vereniging in 2016 dat 40 % positief is, 45 % tegen en 15 % weet het niet of heeft geen mening. In de meest recente peiling, ook van de Hond voor het Programma Radar geeft 51 % aan een basisinkomen te willen en 49 % is tegen. Eindelijk een meerderheid.
Radar heeft inmiddels 70.000 handtekeningen verzameld voor de petitie voor een experiment met een basisinkomen vanaf 55 jaar. Maar liefst 78 % steunt dit idee.

Experimenten bijstand
Na twee jaar lang touwtrekken gaan Groningen, Ten Boer, Deventer, Tilburg en Wageningen experimenteren met de bijstand. Zojuist is bekend geworden dat Nijmegen ook groen licht heeft gekregen van Den Haag. Alleen Amsterdam en Utrecht zitten nu nog in de wachtkamer. Het zijn geen experimenten met het basisinkomen, maar aspecten van het basisinkomen worden weldegelijk onderzocht. Wat zijn de effecten als mensen in de bijstand met rust worden gelaten, wat gebeurt er als ze meer mogen bijverdienen? We zien benieuwd. Eerste resultaten van de Finse proef zijn hoopgevend.

Manifestatie Den Haag
Op maandag 18 september organiseren we een promotie activiteit voor het basisinkomen op Het Plein naar de Tweede Kamer. Lees het programma http://week-van-het-basisinkomen.nl/activiteit/promotie-basisinkomen-op-plein-haag/

Het bericht Al 30 jaar discussie over basisinkomen in Nederland: enthousiasme groeit verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Archief Vereniging Basisinkomen Naar Internationale Instituut Sociale Geschiedenis

Sinds de oprichting van onze vereniging in 1991 is er langzamerhand een archief opgebouwd dat in de loop der jaren over verschillende locaties was verdeeld. Veelal de adressen van de elkaar opvolgende secretarissen. In 2012 zijn we begonnen deze delen bij elkaar te brengen en werd het archief ondergebracht allereerst in Zevenaar bij het “European Henry George & Edward Bellamy Institute” dat onder leiding stond van een van onze voormalige voorzitters Paul Freriks. Vervolgens werd het onder gebracht bij Ecovrede in Arnhem waar Syne Fonk – bestuurslid VBI – de scepter zwaait.

Na vestiging van onze vereniging in oktober 2014 aan de Cremerstraat 245/247 in Utrecht – onder de vleugels van het EMMA Centrum – had ook Robert jan van der Veen zijn archief vanuit de UvA over laten brengen. Het werd tijd een en ander te ordenen en het kaf van het koren te gaan scheiden. Door gebrek aan menskracht kwam dit er niet van.

Medio 2017 hebben een oud plan, namelijk om het archief onder te brengen bij het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam weer opgevat en ten uitvoer gebracht. 15 juni jongstleden was het zover. In de komende tijd zal daar een en ander gesorteerd worden. Omdat het nogal veel is wordt er wellicht op onze leden een beroep gedaan om hierbij te helpen. Ik hoop dat als we daar het verzoek voor krijgen enkele mensen voor beschikbaar zijn. U kunt zich hiervoor al bij het secretariaat melden via het contactformulier .

https://socialhistory.org/nl

Het bericht Archief Vereniging Basisinkomen Naar Internationale Instituut Sociale Geschiedenis verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Kan het basisinkomen inflatie veroorzaken?

inflatie Onlangs leidde ik (Tyler Prochazka[1]) een Ronde Tafelgesprek over het basisinkomen bij de National Chengchi University (NCCU, Taiwan), dat werd bijgewoond door studenten uit verschillende landen. De deelnemers debatteerden gepassioneerd over de vraag of een basisinkomen kan leiden tot inflatie. Sommige partijen waren zichtbaar bezorgd, dat door de toegenomen koopkracht de vraag naar goederen zou stijgen en daarmee de prijzen. De hogere prijzen zouden een groot deel van de koopkracht van het basisinkomen teniet kunnen doen.
Om uit te zoeken of deze zorgen terecht zijn, nam ik contact op met drie deskundigen op het gebied van het basisinkomen, namelijk met de redacteuren van The Ethics and Economics of a Basic Income Guarantee [De Ethiek en Economie van een Gegarandeerd Basisinkomen], om helder te krijgen wat de wetenschap zegt over het basisinkomen en inflatie.

Wat blijkt: dat hangt ervan af.

Over het algemeen genomen zijn de geleerden het er over eens dat er een aantal gebieden zijn waarop de prijzen kunnen stijgen. Dat is echter afhankelijk van de wijze waarop een basisinkomen wordt ingevoerd. De kennis over het onderwerp is beperkt, omdat geen enkel onderzoek heeft gekeken naar de relatie tussen een basisinkomen en inflatie. Ook de experimenten hebben niet lang genoeg geduurd om een goed beeld te krijgen van het effect van een basisinkomen op de prijzen.

Dr. Steven Pressmen, voormalig hoogleraar Economie en Financiën aan de Universiteit van Monmouth, meent dat dit betekent dat economen “daarom op de theorie moeten terugvallen om de vraag over de inflatoire gevolgen van een gegarandeerd basisinkomen (BIG) te kunnen beantwoorden.”

inflatie Dr. Michael Lewis, universitair hoofddocent bij de Silberman School voor Sociaal Werk aan het Hunter College, voegt daaraan toe dat “meerdere variabelen invloed hebben op inflatie”: als de overheidsuitgaven in een bepaald gebied worden teruggeschroefd nadat een basisinkomen is ingevoerd, zou er tegelijk een remmend en een stimulerend effect op de inflatie zijn.

Pressman meent ook, dat de uitwerking die het basisinkomen op de inflatie zal hebben, afhangt van “de algehele toestand van de economie en hoe een gegarandeerd basisinkomen gefinancierd zou worden.” Volgens Pressman zijn er verschillende scenario’s denkbaar.

Als de economie dichtbij volledige werkgelegenheid is, zou een basisinkomen “eerder de prijzen opdrijven dan de werkgelegenheid”. Ook omdat de toename van de inkomsten terecht zouden komen bij mensen die in armoede leven en “mensen met een laag inkomen de neiging hebben om het extra geld dat binnenkomt te besteden”. In dat geval zullen de totale uitgaven omhoog gaan, evenals de inflatie. Aan de aanbodzijde spelen volgens Pressman twee belangrijke factoren een rol: belasting en arbeid.

Als een basisinkomen gefinancierd wordt door de omzetbelasting of door een belasting over de toegevoegde waarde (btw), dan zal dit de prijzen en de inflatie verhogen. Ten tweede, als het basisinkomen medewerkers meer mogelijkheden geeft om hogere lonen af te dwingen, kunnen bedrijven “proberen deze kosten te verhalen op de consument in de vorm van hogere prijzen,” zegt Pressman. Aan de andere kant, stelt Pressman, als de financiering van het basisinkomen betaald wordt door het verlagen van andere overheidsuitgaven, betekent dit dat “er weinig of geen inflatoire gevolgen van een BIG zouden zijn.”

Dr. Karl Widerquist, vicevoorzitter van BIEN en universitair hoofddocent aan Georgetown University SFS te Qatar, merkt op dat de Deense economie aantoont dat uitgaven op het gebied van sociale ondersteuning, zoals het basisinkomen, niet moeten leiden tot inflatie “door alle baten bij werknemers weg te nemen.”

“Er is niets speciaals aan het besteden van je basisinkomen. Het is onwaarschijnlijk dat het tot meer inflatie leidt dan andere uitgaven,” zegt Widerquist. “Het is niet moeilijker om gebruik te maken van belastingen en leningen om de inflatiedruk, veroorzaakt door de besteding van het basisinkomen, te neutraliseren dan het tegengaan van inflatoire druk veroorzaakt door militaire uitgaven of wat dan ook voor kostenposten.”

Afgezien daarvan is een beetje inflatie niet zo’n slechte zaak voor de economie, vindt Pressman. Hij wijst op de deflatoire spiraal die Japan trof in de jaren 1990, die laat zien hoe een weinig inflatie een economie kan helpen.
Voor beleidsmakers, die een basisinkomen overwegen, kan het nuttig zijn om na te denken over de vraag hoe het basisinkomen het beste aangepast kan worden aan de economische omstandigheden.

“Het kan ook zinvol zijn om een variabel basisinkomen te overwegen – één die hoger wordt als de werkloosheid stijgt en lager wordt als de economie een toestand van volledige werkgelegenheid nadert. Ook dit zal het inflatoire effect van iedere regeling met een basisinkomen verkleinen,” zegt Pressman.

Hoewel er meer onderzoek gedaan moet worden, lijkt het onwaarschijnlijk dat een basisinkomen op een substantiële manier bijdraagt aan inflatie. Er zijn namelijk heel veel factoren die invloed hebben op de prijzen.

Volgens Widerquist “is de politieke beleidslijn doorslaggevend. Verstandig fiscaal en monetair beleid gecombineerd met een meer gelijkheidsbevorderende sociale politiek kan er voor zorgen dat deze samengaat met een lage inflatie”.


Het oorspronkelijke artikel Will basic income cause inflation ? is hier te vinden:
http://basicincome.org/news/2016/11/will-basic-income-cause-inflation/

Vertaald uit het Engels door Florie Barnhoorn
Juli 2017

Foto: Stevepb, Pixabay

1. Tyler Prochazka is een Fulbright onderzoeker. Hij heeft zijn Master in Asia Pacific Studies behaald aan de National Chengchi University. Hij is redacteur bij Basic Income News waar hij verantwoordelijk is voor de publicatie van opinie-artikelen. Tevens is hij coördinator bij UBI Taiwan. Tyler organiseerde de eerste conferentie over het basisinkomen in Azië en de Pacific in 2017. U kunt zijn werk voor UBI Taiwan ondersteunen via deze link. Zie ook https://www.facebook.com/TaiwanUBI.

Het bericht Kan het basisinkomen inflatie veroorzaken? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

De arrogantie van bekende Nederlander rond bijstand en basisinkomen

Het eerste kwartier van de uitzending van Jinek op 3 juli was tenenkrommend.

Die dag had staatssecretaris Jetta Klijnsma eindelijk schoorvoetend een minimalistisch experiment met regelarme bijstand bij een aantal gemeentes goedgekeurd. Zie bijvoorbeeld Vijf gemeenten starten experiment met bijstand.
Het item bij Jinek opende met de herhaling van een fragment uit het Journaal, met een jonge vrouw die vanuit de bijstand startte met een eigen bedrijf.
Dat was tegen het zere been van Eva Jinek en een paar van haar gasten, met name Jan Smit en Arie Boomsma. Alleen Charles Groenhuijsen (die een boek wil gaan schrijven over basisinkomen) voerde te verdediging aan dat er veel experimenten zijn geweest die positieve indicaties opleverden.
De verdediging van Klijnsma was niet sterk. Niet vreemd, want ze heeft de regeling heel lang tegengehouden en wat er nu aan experimenteerruimte komt is zo minimaal dat velen er bij voorbaat een hard hoofd in hebben.

Voor voorstanders van het basisinkomen was deze uitzending even flink schrikken.
Veel gearriveerde bekende Nederlanders moeten niets hebben van een positieve benadering van medeburgers die nog niet gearriveerd zijn.
We hebben aan hen nog wat uit te leggen!

 

Zie hier de link naar de uitzending op de site van Jinek Een verwoede discussie over het experiment met soepelere bijstand, plus een uitgeschreven samenvattende tekst.
Er is ook een link naar de uitzending onder de minder vleiende titel Domme discussie over experimenten met bijstand.

Voor wie een tegenweer zoekt volgen hierna een paar links naar enkele reacties:

 

Om dit bericht nog een positieve draai te geven nog twee berichten met een meer positieve strekking:

 

Reyer Brons, 7 juli 2017

 

Het bericht De arrogantie van bekende Nederlander rond bijstand en basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Zes nieuwe Boeken voor het Basisinkomen

Voorzitter van Vereniging Basisinkomen en oprichter van BIEN, Alexander de Roo heeft onderstaande lijst boeken samengesteld die de laatste tijd zijn verschenen. Een aanrader voor mensen die dieper het basisinkomen in willen duiken.






  • Guy Standing: Basic Income (400 blz. 10,99 €)
    Erg goed leesbaar overzicht. Guy gaf 400 lezingen in 40 landen de afgelopen 5 jaar. Hij organiseerde ook het experiment in India waar zes dorpen een basisinkomen kregen en zes dorpen niet. Vrouwen ( ook met een fysieke beperking) werden ondernemender, kochten een naaimachine en maakten kleren. En jonge vrouwen deden hun sluier af, want nu bepalen ze zelf hun leven!
  • Philip van Parijs: Basic Income (400 blz. 27,99 €)
    Gedegen
    academisch overzicht, waar ook uitgelegd wordt dat het basisinkomen en de negatieve inkomstenbelasting economisch hetzelfde zijn, maar dat in de praktijk het basisinkomen beter is voor de mensen aan de onderkant.
  • Thomas Straubhaar: RADIKAL GER€CHT (248 blz. 17 €)
    Deze Hamburgse prof legt uit dat een basisinkomen
    van 1.000 € met een inkomensbelasting van 50 % financierbaar is. En dat dit ook eerlijk is: De CEO van Shell betaalt 49,999 % over zijn 10 miljoen € per jaar, iemand die een ton verdient betaalt netto 40 % belasting. Bij 4.000 € per maand is dat 30 %. Bij 2.000 € betaal je nul procent inkomstenbelasting. Dus de inkomstenbelasting blijft progressief.
  • Prof. Dr. Nic Douben schreef het boek Robot, werk en inkomen. (186 blz 19,99 €)
    Douben was de man achter het WRR voorstel (1985) voor een partieel basisinkomen. Hij betoogt overtuigend dat de robotisering de traditionele arbeidsmarkt helemaal overhoop gooit en bijdraagt aan de flexibilisering. Het basisinkomen is het wenkende perspectief.
  • Ryan Avent: Werk in de 21ste eeuw: Arbeid, macht en welvaart in het digitale (336 blz, 22.99 €).
    Deze Britse journalist van het weekblad The Economist betoogt dat door de digitalisering er massa’s banen zullen verdwijnen en niet alleen aan de onderkant, maar ook in het middensegment.
  • Rob de Wijk: De nieuwe revolutionaire golf. Waarom burgers zich van hun leiders afkeren ( 268 blz, 19,95 €)
    Veiligheidsspecialist de Wijk maakt zich zorgen over de opkomst van Wilders. Hij ziet het basisinkomen als het politieke antwoord op de onrust onder burger. Ook iemand als Paul Scheffer zegt- met tegenzin – dat het basisinkomen nodig is als nieuw sociaal contract voor de maatschappij.

 

Het bericht Zes nieuwe Boeken voor het Basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Wie betaalt het basisinkomen uit?

Zodra invoering van basisinkomen echt aan de orde komt, moet ook de vraag gesteld worden wie dat uitbetaalt aan de ontvangende burger. Dat lijkt een technische vraag, maar de consequenties van verschillende keuzes moeten niet onderschat worden.
Op een eerdere versie van dit stuk kwam o.a. als reactie of dit wel de meest prangende vraag is als het gaat om het basisinkomen.
Natuurlijk niet, is daarop het antwoord. Maar soms moet je ook even stil staan bij minder belangrijke zaken!

Ik zie in principe vier methoden om de uitbetaling te organiseren:
1. Specifieke instantie zoals de SVB
Er is een instantie die specifiek gericht is op uitbetaling van het basisinkomen aan alle ontvangers. Deze instantie krijgt de benodigde middelen van een andere instantie.
In de Nederlandse situatie zou je kunnen denken aan uitbetaling door de SVB (Sociale VerzekeringsBank), die het geld dan weer via het Ministerie van Financiën ontvangt van bijvoorbeeld de Belastingdienst.

2. Belastingdienst
Uitbetaling van het basisinkomen vindt plaats door de instantie die ook het geld int. In de Nederlandse situatie is dat de belastingdienst.
Voor zover en zolang de Belastingdienst zijn geld in sterke mate int door belasting op inkomsten van burgers, kan de uitbetaling van het basisinkomen verrekend worden met de verschuldigde belasting.

Dat kan via de systematiek van het garantie-inkomen (vaak ook aangeduid als negatieve inkomsten belasting, zie voor uitleg van de termen Basisinkomen, soorten en terminologie). Daarmee wordt veel  minder geld rondgepompt dan wanneer de Belastingdienst alleen maar int en bijvoorbeeld de SVB uitbetaalt.

De systematiek van garantie-inkomen vereist een toets op de hoeveelheid af te dragen belasting. In mijn optiek is dat geen toets op inkomen, dus deze systematiek kan terecht gezien worden als uitvoeringsvariant van het onvoorwaardelijke basisinkomen.
NB.
Sommigen zijn scherper in de leer en zien deze toets wel als het introduceren ven een voorwaarde
. Maar ook dan blijft het een interessante methodiek!

3. Duaal systeem
Uitbetaling vindt in een duaal systeem plaats. Voor degenen die inkomen genieten uit werk, dienstverlening, productie of handel wordt het inkomen tot het bedrag van het basisinkomen als zodanig gelabeld, waarna alleen de rest als aanvullende (belastbare) inkomsten worden gezien.
Voor degenen die niet over inkomsten beschikken, zal uitbetaling van het basisinkomen door een daartoe aangewezen instantie gebeuren. In Nederland bijvoorbeeld de SVB of de Belastingdienst.
Omdat in de (door mij gebezigde) defintie van het basisinkomen in nhet midden blijft wie het basisinkomen verschaft, is dat mijns inziens geen probleem.
Deze aanpak wordt n Nederland in elk geval bepleit door Michiel van Hasselt (boek: Democratie doe wel – BASISINKOMEN.NLjanuari 2016, notitie: Doe wel: Duaal BASISINKOMEN.NLmei 2016) en recent in België door Roland Dûchalet (Duchâtelet schrijft vernietigende reactie op “analyse” van Itinera over basisinkomen).
Problematisch bij deze methode is het grensgebied tussen de twee betaalwijzen. Het is lastig dat op een eenvoudige manier te regelen zonder complexe controles of ongewenste neveneffecten. Michiel onderkent dit probleem in zijn boek en slaagt er maar gedeeltelijk in dit te verkleinen.


4. Collectieve zorgzaamheid

Er worden collectieven gevormd die er zorg voor dragen dat alle leden van de gemeenschap over voldoende middelen van bestaan beschikken.
Deze aanpak wordt vaak bepleit door degenen die de rol van overheid minder groot willen maken dan nu het geval is, of deze zelfs geheel af willen schaffen.
Bij deze benadering pas dat een deel van de bestaansvoorwaarden in natura beschikbaar kunnen zijn, waardoor het basisinkomen als bijdrage in geld minder belangrijk wordt.
Zelf heb ik grote moeite mee me concreet voor te stellen hoe dat zou kunnen gaan werken , maar wie weet kunnen voorstanders van deze benadering dat wel invullen.
Ik betrek deze optie dan ook niet in het verdere betoog, maar sta open voor anderen die dit uit willen werken.


De beste keus?

Wat de beste keus is, hangt vooral af van de manier waarop het geld om het basisinkomen bij elkaar te collecteren, is geregeld.

Als we dicht blijven bij de manier waarop de zaken nu in Nederland geregeld zijn, is het duale systeem een keuze die grote voordelen heeft omdat veel zaken geregeld kunnen worden op een manier die dicht bij de huidige gang van zaken blijft.

Principieel het meest ingrijpende  is dat met name werkgevers een deel van het uit te betalen salaris moeten labelen als basisinkomen. Dat grijpt diep in op de bestaande contracten en de CAO’s.

Praktisch zal er echt een goede oplossing gevonden moeten worden voor de grensproblemen bij salarissen die in de buurt van het basisinkomen zitten, zodat de overgang tussen betaling door de wekgever of een uitkeringsinstantie niet te veel complicaties geeft.

Een stap die iets meer aanpassing vraagt is uitbetaling door de Belastingdienst in de vorm van een garantie-inkomen, dat verrekend kan worden met belastingafdrachten uit andere inkomsten.
Dit betekent een waarschijnlijk best wel lastige aanpassing van het belastingstelsel, waarbij het huidige complexe stelsel van heffingskortingen, toeslagen, aftrekposten en schijven opnieuw ingeregeld moet worden. Met alle getouwtrek door belanghebbenden dat daarmee gepaard zal gaan.

Ook moet er een niet al te complexe methode om de maandelijkse transactie tussen de belastingdienst en de burger (een schatting vooraf van garantie-inkomen minus af te dragen belasting) te kunnen muteren als de omstandigheden wijzigen.
Dat laatste probleem doet zich niet voor als de uitkeringsinstantie (bijvoorbeeld de SVB) een andere is dan de Belastingdienst. Het is te verwachten dat voor belastingplichtigen de belasting zal stijgen om de extra inkomsten van het basisinkomen (deels) te compenseren.
Hetzij omdat dat bij de invoering zo geregeld wordt, hetzij doordat de de dynamiek van arbeidsmarkt en overheidsfinanciën dit noodzakelijk maakt. Dat betekent een geldstoom van de SVB naar de burger die daarna weer afgegeven moet worden (eventueel via de werkgever, maar daar wordt het niet eenvoudiger van!) aan de Belastingdienst. Dus extra veel geldverkeer met kans op fouten en complicaties.
Een voordeel van een andere instantie  (zoals de SVB) dan de Belastingdienst voor de uitbetaling is dat die gewend is te weken met uitkeringen op basis van weinig en simpele criteria en dat dus ook heel goedkoop kan. Dit in tegenstelling tot de Belastingdienst, die hel veel erg precies moet weten voor de eindafrekening en dus of heel duur is in de uitvoering, of veel steken moet laten vallen.

Maar deze redenering houdt alleen stand zolang een belangrijke grondslag voor de belastinginning de inkomsten van burgers (vooral uit betaalde arbeid) betreft. Het is de vraag of dat houdbaar is bij de toenemende automatisering en het is ook de vraag of het niet wenselijk is vooral andere grondslagen voor inning van de belastingen te vinden.
Zie bijvoorbeeld het pleidooi van Leon Segers (Basisinkomen en inkomstenbelasting gaan niet samen) om de belasting op arbeid radicaal af te schaffen en met name te vervangen door belasting op het gebruik van grondstoffen. Een benadering die ver af staat van wat we nu in Nederland gewend zijn, maar als we serieus die kant uit gaan vervallen de voordelen van de systematiek van het door de Belastingdienst uit te keren garantie-inkomen.
Evenmin op korte termijn haalbaar is een idee van de Basisinkomenpartij (die in maart jl. slechts enkele duizenden kiezers haalde) om het basisinkomen te betalen uit de opbrengsten van te deprivatiseren nutsbedrijven en natuurlijke hulpbronnen. Om dat geld te innen is de  Belastingdienst niet nodig, alleen een ingrijpende nieuwe visie in Nederland en de uitvoering daarvan!

In de actuele discussie is het afschaffen van belasting op inkomsten van burgers nog ver weg. Ik ben er van overtuigd dat we die kant op moeten, maar het draagvlak daarvoor is op dit moment nog te klein.
Dat betekent voor mij dat op de korte termijn uitbetaling van het basisinkomen (in de vorm van garantie-inkomen) door de Belastingdienst de voorkeur heeft. Dat geeft de mogelijkheid flink te snoeien in de complexiteit van het belastingstelsel en de andere uitkeringsinstanties af te schaffen of minstens drastisch te verkleinen.

Reyer Brons,  6-7-2017

Het bericht Wie betaalt het basisinkomen uit? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.