Basisinkomen en effectief inzetten op armoedebestrijding

Voor het eerst mocht onze vereniging het verhaal over basisinkomen vertellen op een congres voor gemeente ambtenaren. Mensen wiens baan op het spel staat als er een basisinkomen wordt ingevoerd waren toch bereid te luisteren en te discussiëren over het basisinkomen.

Op 3 april 2018 was er in Ede het 3e editie congres Armoede en Schulden Doorgrond onder de titel Effectief inzetten op armoedebestrijding.
Daar waren ruim 10 sprekers waaronder Alexander de Roo, voorzitter van de VBi.

De meeste sympathie was er bij de deelnemers voor het voorstel van een basisinkomen van € 650, € 600 woontoeslag en kinderbijslag naar € 300.
Sommige vertelden dat er wel meer dan tien gemeentelijke kwijtscheldingsregelingen zijn voor minima en dat bv in de Gemeente Emmen dat mensen in de bijstand wel bijna 200 € per maand scheelt.
Secretaris Els Roumen en uw voorzitter hebben verschillende aardige gesprekjes gevoerd.
Benieuwd of we de volgende keer weer mogen komen.

Alexander de Roo, april 2018

Het bericht Basisinkomen en effectief inzetten op armoedebestrijding verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Basisinkomen als trekker voor charlatans

Eerst doen ze of je er niet bent, dan verklaren ze je voor gek, dan proberen ze je pootje te lichten…. Die eerste fase hebben we gehad, de tweede ook, maar nu in de derde fase, bij het tegen je vechten worden alle middelen ingezet die er te vinden zijn, zoals ook het “meedoen” en het verspreiden van “fake news”, valse voorlichting om mensen een poot uit te draaien met allerhande leuke beloftes. First they ignore you, then they laugh at you, then they fight you, then you win. Mahatma Gandhi Het begint zo: je wordt uitgenodigd om een bijeenkomst bij te wonen, waar je wordt uitgelegd hoe je aan […]

Het bericht Basisinkomen als trekker voor charlatans verscheen eerst op Nederlandstalig Netwerk Basisinkomen.

Agentschap tegen bederf Europese arbeidsmarkt

De Europese Commissie wil verdringing op de arbeidsmarkt door goedkopere EU- werknemers een halt toeroepen. Daarvoor kan een Europese Arbeidsautoriteit dienen.
Denken ze.
Het is een bureaucratisch paard achter de wagen.
Beter is te beginnen met het gelijk trekken van de vloer, de bodem in de Europese arbeidsmarkt, door de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen, dat de welvaartsongelijkheden binnen Europa neutraliseert.

Al vele jaren strijden de vakbonden in Europa tegen de zgn. verdringing op de arbeidsmarkt. Het was zelfs een argument voor de Brexit…… De vakbonden willen de “arbeidsmarkt” “eerlijk reguleren”, wat dat dan ook is.
Wij leven in een zgn. markteconomie, of misschien een sociale markteconomie. Dat betekent dat alle mogelijke goederen en diensten op (soms virtuele) markten verhandeld worden. Omdat de gemeenschappelijke markt de economische kern van de EU vormt, is er op hoog niveau  toezicht nodig op de “eerlijkheid” van de markt. Een wezenstrek van een eerlijke markt is  een gelijk speelveld voor bedrijven, dus moeten monopolies en kartels worden bestreden. Regels en regulering van de markten is dan ook een voortdurende bezigheid van de Europese Commissie.
Naast de markten voor goederen en diensten, gaat het ook over de arbeidsmarkt. Dat is een markt waarop arbeid aangeboden en gevraagd wordt. De aanbieders van arbeid bieden hun diensten aan tegen een beloning per uur of per dag; vragers van arbeid zijn bedrijven of instellingen die arbeid zoeken om hun producten of diensten te vervaardigen, die zij vervolgens aan de man trachten te brengen.
Een essentieel beginsel van een markt en marktwerking is dat aanbieders en vragers vrij zijn om al of niet te kopen, tegen de marktprijs. Dat beginsel ontbreekt op de huidige arbeidsmarkt. De arbeider moet zijn arbeid verkopen op zoek naar inkomen, zijn middelen van bestaan; als dat niet lukt heeft hij geen inkomen. De arbeidsmarkt is dus geen echte markt, met vrijheid een contract aan te gaan. De aanbieder van arbeid moet namelijk zijn arbeid verkopen, tegen een prijs die voldoende is om met zijn gezin van te leven.

Nu zijn de kosten van levensonderhoud binnen Europa nogal verschillend en dus ook het loon dat nodig is om van te leven in Europa. In Nederland en ook andere landen van Europa bestaat een wettelijk minimumloon. Dat wil zeggen een loon dat door de koper van arbeid minimaal betaald moet worden. In veel Europese landen bestaat zo’n wet echter niet en als het minimum loon wel bestaat,  is het uiteraard verschillend, samenhangend met de plaatselijke kosten van levensonderhoud. De lonen binnen Europa verschillen dus nogal, globaal gesproken net zoveel als de kosten van levensonderhoud.
Een Portugese arbeider in Nederland wil voor een lager loon werken dan een Nederlander; in Portugal immers is het welvaartsniveau een stuk lager en daaraan “meet” hij zijn loon.
Voor de vakbonden levert een dergelijke arbeidsmarkt spanning op, immers haar stelling is : “gelijk loon voor gelijk werk”, ongeacht de koopkracht van dat loon in het land van herkomst. Voor de werkgever, degene die het loon moet betalen is de hoogte van het loon van wezenlijk belang; hij zal, als ondernemer, zo weinig mogelijk willen betalen.

Bij deze arbeidsmarkt in Europa is de ideologie steeds geweest dat de welvaartsniveaus naar elkaar toe zouden bewegen en gaandeweg gelijk zouden worden. Die ideologie van convergentie lijkt voor  de afzienbare tijd niet te kloppen; de welvaart  trekt tussen landen binnen Europa niet al te snel gelijk. En omdat het welvaartsniveau een goede indicator is voor de loonhoogte, bewegen ook de loonhoogtes c.q. de loonkosten niet al te snel naar elkaar toe.

Inmiddels heeft de EU besloten dit probleem aan te pakken via een nieuw te vormen Europese Arbeidsmarktautoriteit. Zie een bericht van 13 maart 2018 over de start van de European Labour Authority, een Nederlandstalige tekst hierover onder de titel Vragen en antwoorden over de Europese Arbeidsautoriteit en een artikel daarover in het FD: Brussel maakt haast met Europese arbeidsautoriteit met o.a. een kritische reactie vanuit de FNV.

Het idee om fundamentele ongelijkheden met behulp van wetten, boetes en toezicht glad te strijken, is kennelijk de bedoeling van de Europese Arbeidsautoriteit. Dat lijkt onbegonnen werk en zal een enorme bureaucratie en regelgeving vragen. Zowel aan de kant van werknemers als aan die van werkgevers zijn de benodigde regelingen zeer omvattend en zal hun werking nauwelijks als constructief te herkennen zijn. Immers de welvaartsverschillen zelf binnen Europa, ondermijnen een arbeidsmarkt van gelijke speelvelden.
Een dergelijke arbeidsmarkt waarin de speelvelden gelijk zijn, is wel van groot belang voor de evenwichten in politiek, economisch en ecologisch opzicht; oneerlijke concurrentie ondermijnt immers de “gezonde” concurrentie. In ons neo-liberaal wereldbeeld is het ook logisch dat vaste banen, met nogal wat risico en kosten langzamerhand verdwijnen. Ook de kosten van de verzorgingsstaat worden immers voor een belangrijk gedeelte via die vaste lonen afgewenteld.
De weg van de Arbeidsautoriteit die de Commissie nu wil inslaan zal averechts werken op de toch al “oneerlijke” arbeidsmarktverhoudingen binnen Europa, nog afgezien van de collateral damage van de toenemende regels en toezicht voor de Europese samenwerking zelf. Een argument tegen de EU is immers de bureaucratie…

Het tot stand brengen van een “eerlijke” arbeidsmarkt, vergt dan ook maatregelen van een heel andere orde dan het dichtplakken met gedragsregels, die aan alle kanten ontdoken zullen worden, zoals ook nu al blijkt. Een eerlijke arbeidsmarkt begint met het gelijk trekken van de vloer, de bodem in de Europese arbeidsmarkt, door de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi), dat de welvaartsongelijkheden binnen Europa neutraliseert.
De hoogte van dat basisinkomen moet dan regionaal vastgesteld worden in relatie tot het welvaartsniveau ter plekke en dus een maatstaf voor een objectieve “waarde-maat”. Als je dan een stap verder denkt dan betekent het aldus regionaal vastgestelde OBi (en de democratisch vastgestelde hoogte ervan), dat het welvaartsverschil “an sich” als reden om elders te gaan werken wegvalt…..Die Pool krijgt immers ook in Krakau voldoende om van te leven (met zijn gezin) en als hij naar Rotterdam komt om meer te verdienen, heeft hij in zoverre pech dat in Rotterdam ook “maar” de aanvulling op “het” OBi wordt betaald, precies zoals in Krakau.
Ter illustratie: voor Nederland denk ik vlotweg in 3 regio’s : de randstad, het zuiden en het noord-oosten, met achtereenvolgens circa € 12.000,-, €11.000 en € 10.000 per jaar basisinkomen.

Alleen middels zoiets als een OBi wordt de arbeidsmarkt aldus (op wereldschaal) een echte eerlijke markt………
Zo gezien is de hoogte van het OBi ook het evenwicht brengend mechanisme tussen arme en rijke regio’s, door immers het OBi wat hoger c.q. wat lager te “bepalen” wordt een regio ten opzichte van een andere regio, concurrerender of net niet; op deze wijze wordt dan evenwicht op de betalingsbalans (alle betalingsbalansen) bereikt. Een proces dat in het verleden (voor de Euro) bereikt werd middels periodieke aanpassingen van de valuta-verhoudingen (aanpassingen van de nationale valutakoersen).
Doordat genoemde aanpassing van OBi-hoogtes feitelijk een continu proces is (laat ons zeggen een keer per jaar), worden/blijven ook de internationale prijsverhoudingen in een zodanige balans met elkaar dat de markt zelf, niet het hele wereld-ecologische systeem uit zijn voegen zal trekken, zoals nu wel gebeurt. Immers de ecologische evenwichten worden nu op een desastreuze, eenzijdige en lineaire wijze door de wereld-prijsverhoudingen dusdanig verstoord, dat wij dadelijk geen aarde meer over hebben, waar we op kunnen leven.
Het ecologisch systeem aarde waarin de mens via zijn op “privé winst gerichte” drijfveer een overheersende rol is gaan spelen, kan tenminste beschermd worden tegen de negatieve en eenzijdige uitwassen van dat privé belang, ten faveure van het algemeen (antropoceen) belang.

Voor de arbeidsmarkt binnen Europa, voor een echte Europese arbeidsmarkt, zou die gelijke vloer een wezenlijk uitgangspunt zijn. En niet een bevoogdende Arbeidsautoriteit die geen enkel gezag zal kunnen ontwikkelen of lijn kan brengen in de wildwest arena die nu de Europese arbeidsmarkt heet.

Leon J.J. Segers, econometrist, Maastricht, april 2018

 

 

Het bericht Agentschap tegen bederf Europese arbeidsmarkt verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Links zou moeten stoppen met de ideologie van betaalde arbeid.

Velen proberen de betekenis van werk te beperken tot betaalde arbeid of inkomstenverdienende activiteiten. Het is volgens Guy Standing onvergeeflijk voor degenen van politiek links om dat te doen. Sociaaldemocraten betalen een zware politieke prijs omdat ze dit in de 20e eeuw hebben gedaan.
Ze vielen in hun eigen politieke valkuil, waardoor het concept van volledige werkgelegenheid op een voetstuk kwam, terwijl dat niet veel meer betekende dan het maximaliseren van het aantal mensen in arbeid, in posities van ondergeschiktheid aan bazen.
Tenzij de linkerzijde kan ontsnappen aan de dwaasheid om arbeid gelijk te stellen met werk, zullen ze de nodige steun verder verliezen en blijven ze afdrijven in de politieke marges. Waarom zouden zoveel mogelijk mensen in ‘banen’ moeten worden opgevat als een bepalende progressieve politiek?

Guy Standing schreef dit in maart 2018 in een artikel Left Should Stop Equating Labour With Work. Hij is overtuigd voorstander van het basisinkomen, maar dat woord komt in het artikel slechts terzijde voor. Is ook niet nodig, lezers kunnen zelf wel bedenken dat er weinig andere oplossingen zijn om mensen aan inkomen te helpen als betaling voor werk of arbeid niet langer het hoofddoel is.
Van zijn artikel is door Christine Lambrecht een vertaling gemaakt onder de titel Links zou moeten stoppen om arbeid met werk gelijk te stellen.
Een lastig punt is dat de tegenstelling tussen de Engelse woorden work en labour nauwelijks terug komt in de Nederlandse woorden werk en arbeid. Bij ons zijn werk en arbeid bijna synoniemen, we moeten steeds preciseren of we al dan niet betaald werk of betaalde arbeid bedoelen.
Dat moet je in het achterhoofd houden bij lezing van het artikel, de vertaling van Christine en de ingekorte versie hieronder.

Sociaaldemocraten moeten er volgens Guy Standing aan worden herinnerd dat de gedurende vele decennia de term ‘in loondienst’ een kwestie was van spijt, een erkenning van een lage sociale status, meestal toegepast op alleenstaande vrouwen die verplicht waren om laagbetaalde posities in te nemen in huishoudens onder leiding van de bourgeoisie of aristocratie.
Gedurende de 20e eeuw maakte een eigenaardige alliantie van politieke ideologieën arbeid verplicht, behalve door de landadel en de ‘nutteloze rijken’. Wat hoogstens als een zware noodzaak in een kapitalistisch systeem moest worden beschouwd, werd in de Sovjetgrondwet een pathologische plicht ‘Hij die niet arbeidt, mag niet eten’ en nam een even anti-emancipatorische vorm aan in alle vormen van de sociale democratie.
Opzettelijk was het recht op een fatsoenlijke sociale zekerheid beperkt tot degenen die arbeid verrichtten voor bazen, of die op een vernederende manier een bereidheid demonstreerden om arbeid te verrichten, of die, op een afgeleide, achtergestelde manier, getrouwd waren met iemand die arbeid verrichtte, of een lange periode in dienst had doorgebracht om dat te doen.

Dwangarbeid

Helden en heldinnen van de sociaaldemocratie namen dat allemaal aan als logische conclusies. Zo pleitte Beatrice Webb openlijk voor werkkampen, waarbij ze desnoods geweld gebruikte.
William Beveridge, beschermheilige van de Britse verzorgingsstaat, geloofde, in ‘de zweep van de honger’ om arbeiders te dwingen te werken.

De politieke linkerzijde moet de confrontatie met deze ongemakkelijke oorsprong durven aangaan en niet zomaar wegwuiven. Sociaaldemocraten zijn opmerkelijk stil geweest over de systematische verstoring van werk naar betaalde arbeid. Ze hebben er aanvankelijk niets aan gedaan om de retoriek te veranderen of de statistische weergave van werk dat sinds de jaren dertig in de nationale rekeningen en arbeidsstatistieken is gebruikt in twijfel te trekken. Tenzij ze veranderen, kunnen ze niet hopen de politieke hoogten te heroveren, en ze zullen het niet verdienen om dat te doen.

Als je zes uur per dag voor een ouder familielid zorgt, is dat in sociaaldemocratisch en neoliberaal taalgebruik geen werk. Als je drie uur per dag besteedt aan het zorgen voor het oudere familielid van iemand anders voor een loon, wordt dat werk genoemd en wordt je verheven tot fatsoen als ‘werknemer’ en wordt je waarschijnlijk op de een of andere manier beschermd door arbeids- en socialezekerheidswetten. Deze discriminatie is absurd.

Op dit punt moet men dit algemene sociaaldemocratische brutaliteit durven te noemen: de bewering dat het hebben van een baan iemand ‘waardigheid’, ‘status’ en de middelen van sociale integratie geeft, een gevoel van verbondenheid met de samenleving.
Vertel maar eens aan een man, die door een riool gaat om buizen te repareren, dat dit hem waardigheid en een gevoel van verbondenheid met de maatschappij oplevert. Verwacht maar een onwelkom antwoord.
Vertel maar eens aan een vrouw , die ’s morgens met tegenzin haar bed verlaat om elders de vaat schoon te maken, dat ze wordt geïntegreerd, en dat ze dankbaar moet zijn voor het hebben van een baan. Je weet welk antwoord je kunt verwachten.

Voor de meeste mensen zijn banen een instrument, niet iets om te denigreren of te romantiseren. Er is geen gerechtvaardigde reden om ze boven andere vormen van werk te plaatsen. Dit hebben de sociaaldemocraten wel gedaan. Dat is geen progressieve positie. Marx had gelijk toen hij arbeid een ‘vervreemdende activiteit’ noemde.

Populistische denkfout.

Er zijn echter andere redenen om te zeggen dat alle progressieven radicaler en intellectueel eerlijker moeten zijn over werk. Het is steeds storender om vol te houden dat betaald werk geldt als norm. Het groeiende precariaat weet dit maar al te goed. Dat is een reden waarom ze neigen naar nieuwe progressieve bewegingen die oude sociaaldemocraten maar al te graag afwijzen als ‘populistisch’.

Twee dualismen die de basis vormden van sociaaldemocratisch sociaal- en arbeidsbeleid waren de ‘werkplek’ versus andere plaatsen en ‘arbeidstijd’ versus andere tijdsbesteding. Er wordt steeds meer werk gedaan buiten de formele werkruimten en buiten de arbeidstijd. Degenen die in het precariaat zitten, besteden vaak meer tijd aan werk-voor-arbeid en werk-voor-de-staat dan aan feitelijke arbeid. Sociaaldemocraten zeggen impliciet dat dit geen echt werk is.

Als men deze realiteit aanvaardt, moet men erkennen dat bestaande nationale arbeidsstatistieken steeds meer de beelden van werk en de manier waarop mensen leven, verstoren. Sociaal beleid afhankelijk maken van geregistreerde arbeid is onverdedigbaar voor iedereen die beweert links te zijn. Voor iemand aan de rechterkant is de vervorming fantastisch. Bescherming moet alleen worden gegeven aan mensen met zichtbare arbeid.

Workfare

Men moet het aan het geweten van sociaaldemocraten overlaten om uit te leggen waarom zij niets hebben gezegd over de aard van nationale arbeidsstatistieken.

Wim Kok, die de Derde Weg smeedde, maakte de weg vrij voor de Nederlandse PvdA  die de afgrond inging.
New Labour verloor het Britse precariaat , en bevrijdde het spook van Universal Credit gedurende vele decennia als het meest oneerlijke sociale beleid.
Guy Standing noemt ook ontwikkelingen in Duitsland en Italië.

Ouderwetse sociaaldemocraten houden zich meer bezig met het aanvallen van het basisinkomen, dat naast het bieden van inkomenszekerheid, werk aanmoedigt ongeacht de betaling. In plaats van de werklast te bekritiseren, dwingen ze de werklozen tot dwangarbeid.

Tenzij sociaaldemocraten hun toewijding aan arbeid kunnen en durven terugdraaien, zijn ze zeker niets meer als politieke kracht. Zo fundamenteel is het.

Er is echter nog een andere reden om progressief te denken over werk die nog belangrijker is en deze staat in de context van de ecologische crisis die ons tegemoet snelt.
Helaas hebben links in het algemeen en sociaaldemocraten in het bijzonder een slechte reputatie op ecologisch vlak. Wanneer er een conflict was tussen het creëren van banen en de omgeving, hebben ze voorrang gegeven aan banen, zogenaamde ‘arbeidersklasse’-banen.

Groen, links en groei

De linkerzijde moet opnieuw beginnen. Beschouw het volgende dilemma. Als alleen arbeid wordt vastgelegd in nationale statistieken en als alleen arbeid wordt geaccepteerd door de bureaucraten die sociaal beleid voeren, wordt ‘economische groei’ onderschat en leggen we te veel nadruk op activiteiten die leiden tot uitputting van hulpbronnen. Als in plaats daarvan een niet-labour-geïnspireerde benadering zou worden gevolgd, zou de ruilwaarde van werk dat geen arbeid is – gewoonlijk ‘gebruikswaarde’ genoemd – minstens even groot zijn als de waarde van arbeid.

Voor iedereen die Groen en Links is,  zou dit een geweldige aantrekkingskracht moeten hebben. Het zou hen in staat stellen om de onhandigheid van de term ‘degrowth’ te overwinnen. Als activiteiten die erop gericht zijn hulpbronnen te behouden en onszelf en onze gemeenschappen te versterken, onze commons dezelfde waarde krijgen als uitputtende middelen, en vervolgens van de laatste naar de vorige overschakelen, zou dit geen ‘groei’ of ‘degrowth’ inhouden. Het is moeilijk om een politieke campagne van degrowth te ondersteunen als dat betekent dat de economische groei moet worden verlaagd, omdat met conventionele statistieken de gemiddelde levensstandaard moet worden verlaagd. Voor een overtuigd Groen aanhanger, kan zich nog zo deugdzaam en principieel voelen, maar het is onwaarschijnlijk dat hij voor de deur van de typische kiezer nieuwe aanhangers wint.

Als werk dat geen betaalde arbeid is, gelijk (of idealiter) meer gewicht en aandacht krijgt in statistieken, in progressieve retoriek, en in artikelen en boeken geschreven door progressieven, zou dat iedereen mogelijk maken om ‘groei’ op een meer ecologisch verantwoorde manier te meten.

Guy Standing, vertaald door Christine Lambrecht en ingekort door Reyer Brons, april 2018

Het bericht Links zou moeten stoppen met de ideologie van betaalde arbeid. verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.