Verslag FEMTalks 2018 Nederlandse VrouwenRaad

FEMTalks

 

 

FEMTalksOp 7 mei 2018 organiseerde de Nederlandse VrouwenRaad (NVR) een studiebijeenkomst in het kader van FEMTalks 2018, rond het thema: Een betere positie voor kwetsbare vrouwen dankzij een universeel basisinkomen? Hierbij het verslag van de middag.[1]

 

 

 

Inleiding

In de Europese en internationale arena valt steeds vaker de term ‘universeel basisinkomen’ (UBI) als oplossing voor de groeiende kloof tussen werkenden en degenen die noodgedwongen aan de kant staan. In Nederland vinden in Utrecht, Tilburg, Groningen en Wageningen experimenten plaats met een ‘regelluwe uitvoering van de bijstandswet’, als mogelijke opmaat naar een basisinkomen voor allen. In deze editie van FEMTalks gaat de NVR na op welke wijze een universeel basisinkomen kan bijdragen aan de versterking van de positie van (financieel) kwetsbare (groepen) vrouwen binnen een Europese context.

Marijke Jongbloed, vicevoorzitter van de NVR, was dagvoorzitter. De volgende sprekers waren uitgenodigd:

  • Mary Collins, Senior Policy Officer Economic and Social Policies, European Women’s Lobby (EWL) en vandaag de keynote speaker;
  • Dr. Loek Groot, universitair hoofddocent Economie van de publieke sector, Universiteit Utrecht, School of Economics (U.S.E.);
  • Dr. Mirre Stallen, onderzoeker bij Lectoraat Armoede Interventies, Hogeschool Amsterdam & universitair docent Psychologie, Universiteit Leiden, incl. Q&A.

 

Mary Collins[2]

Mary Collins legt uit, dat de European Women’s Lobby (EWL), de grootste coalitie voor vrouwenrechten in Europa is. De Nederlandse VrouwenRaad is één van de leden. De EWL is nog steeds nodig omdat er niet één enkel land is waar de gelijke behandeling van mannen en vrouwen realiteit is. Europa scoort plaats 66 van de 100 in de gendergelijkheidsindex. We hebben nog steeds een loonkloof van gemiddeld 16% tussen de seksen en een pensioenkloof tussen mannen en vrouwen van 40%. Europese wetten worden geïmplementeerd op nationaal niveau waardoor verschillen in wetgeving nog steeds aan de orde van de dag zijn. We moeten samenwerken in Europa om iets te veranderen, vrouwenstemmen moeten op Europees niveau gehoord worden.

Samen voor een feministisch Europa. Een universeel basisinkomen: voor- of achteruitgang?

De missie van de EWL is gelijkheid voor alle vrouwen, geen enkele vrouw wordt uitgesloten. Er zijn uitdagingen en bedreigingen, die aan de kaak gesteld moeten worden, zoals de mythe dat “gelijkwaardigheid er al is”. Vrouwen worden hierdoor onzichtbaar. Ook is er sprake van een terugslag in landen: Europees beleid wordt niet omgezet in verbeteringen door een gebrek aan politieke wil. Financiële bezuinigingen vormen een bedreiging voor het voortbestaan van vrouwenorganisaties. Dat heeft gevolgen voor de rechten van vrouwen. We moeten ervoor zorgen dat bij economisch en ander beleid de belangen van vrouwen gewaarborgd zijn. Binnen het populisme en extremisme worden de rechten van vrouwen ingeperkt. Stereotypen zijn nog steeds heel reëel.

Er zijn echter ook positieve ontwikkelingen en kansen. Vrouwen en meisjes in Europa zijn nu aanwezig in alle geledingen van de samenleving: in onderwijs en betaald werk, in politieke- en zakelijke besluitvorming, ze geven hun visie als kunstenaars, journalisten, onderzoekers of gemeenschapsleiders. Dit zijn echte verworvenheden. Helaas vormen hiërarchische verhoudingen nog steeds een probleem. Daarnaast is een nieuwe generatie jonge feministen bezig zich op brede schaal te mobiliseren. Sommige mannen doen ook mee aan de feministische beweging. Feministische economen dagen het systeem, waar we nu in leven, uit door nieuwe methoden voor het bepalen van welzijn voor te stellen.

Wat is een universeel basisinkomen?

“Een onvoorwaardelijk inkomen betaald door een overheid aan elke burger of permanente inwoner van de wieg tot het graf, waarvan het niveau alleen varieert naar gelang van de leeftijd”, het citaat is uit deze paper, geschreven door Julieta Magdalena Elgarte (Nationale Universiteit de la Plata Argentinië – Katholieke Universiteit Leuven, België).

Waarom wordt er tegenwoordig over een universeel basisinkomen gesproken, terwijl het toch geen nieuw onderwerp is? Eén van de redenen is dat de aard van het werk verandert, er ontstaat een ‘liquide’ arbeidsmarkt waar het steeds moeilijker is om rechten op te bouwen op het gebied van sociale bescherming (zoals ziekte- en werkloosheidsuitkeringen, pensioenrechten). Er is druk op de verzorgingsstaten. Om de sociale zekerheid is hard gevochten. Nu is er het besef dat als we op deze weg doorgaan het systeem langzaam doodbloedt. Dit doet de vraag rijzen: zal er genoeg werk zijn voor iedereen? Welke plaats neemt werk in? Het is een populair onderwerp binnen denktanks en politieke fora. In al deze debatten ontbreekt echter het genderperspectief!

Het universeel basisinkomen zal tot een verstoring van het systeem leiden. Aan de andere kant krijgen we meer keuzes, bijvoorbeeld door op een andere manier bij te dragen aan de samenleving. Nu komt de belofte van meer keuzevrijheid niet verder dan het papier, waar het op geschreven is. Statistieken gaan allemaal uit van een huishouden als basiseenheid. We kunnen echter niet voetstoots aannemen, dat binnen het gezin man en vrouw gelijke rechten en plichten hebben. Die veronderstelling wordt wel gemaakt. Het is noodzakelijk om van dit automatisme af te stappen en ‘huishoudens’ te individualiseren.

Binnen de feministische beweging is geen consensus over een universeel basisinkomen.

De feministische analyse – die voor een UBI is – zegt, dat een universeel basisinkomen zorgt voor een herverdeling en afzwakking van de waarde die binnen gezinnen gehecht wordt aan betaald werk. Het draait allemaal om zorg. Mannen en vrouwen kunnen makkelijker parttime gaan werken door toegenomen financiële draagkracht. Het is een kans voor mannen om in deeltijd te werken en meer zorgtaken op zich te nemen. Het UBI zal de economische zelfstandigheid en gelijkwaardigheid verhogen. Het biedt de mogelijkheid om te ontsnappen aan ongewenste of gewelddadige relaties, waardoor het gendergerelateerd geweld zal afnemen.

FEMTalks Veel landen kennen geen geïndividualiseerde rechten in het sociale zekerheidsstelsel. Vrouwen blijven afhankelijk van echtgenoot, partner of de staat. Dit zal met een universeel basisinkomen veranderen en zal daarmee de huidige werkloosheids- en armoedevallen oplossen, die nu verankerd zijn in het systeem. Bovendien kan de publieke controle, die de levens van uitkeringsgerechtigden negatief beïnvloedt, verdwijnen. De voorwaardelijkheid, die zo kenmerkend is voor de huidige regelingen en die zoveel invloed heeft op privélevens, zal verdwijnen.

De feministische analyse – die kritisch staat ten opzichte van het universeel basisinkomen – denkt dat vrouwen weer thuis gaan zitten. De onvoorwaardelijke contante betalingen zullen ertoe leiden dat vrouwen zich weer gaan toeleggen op huishoudelijke verzorging, wat een daling van de arbeidsparticipatie van vrouwen tot gevolg zal hebben en verbanning naar de privésfeer. Overal zal de participatie van vrouwen schade oplopen en alles wat bereikt is wordt teruggedraaid. De grootste kloof tussen de geslachten zal te voelen zijn op het gebied van de tijdsbesteding. Mannen nemen niet meer zorgtaken op zich, nee, zij zullen hun extra tijd voor ontspanningsactiviteiten gebruiken.

Het universele karakter houdt geen rekening met het feit, dat er ook andere behoeften zijn. Hoe kan je omzien naar specifieke groepen in tijden van nood als je vastzit in een universeel systeem? Er zijn specifieke problemen die om specifieke maatregelen vragen. Een universeel basisinkomen zal dit verhinderen. Haalbaarheid zou de ontmanteling van de huidige welvaartsstaat betekenen op een wijze die geen rekening houdt met de verschillen tussen man en vrouw. De bestaande systemen zijn niet universeel, ze werken binnen de verzorgingsstaat. Als je werkelijk een echt universeel basisinkomen wilt, moet je het socialezekerheidsstelsel ontmantelen. Dit zal eerder leiden tot een toename dan een afname van de armoede. Onderzoek laat zien dat de armoede na de invoering van een universeel basisinkomen hoger zal zijn. Voor zover Mary Collins weet is er nooit een berekening van de kosten geweest.

Er wordt te veel waarde gehecht aan de conclusies, die we kunnen trekken uit het kleine aantal proefprojecten, waarvan geen enkele een echt universeel basisinkomen was. We moeten het in verhouding zien tot andere factoren. Het debat wordt gedomineerd door neoliberale denktanks en een klein aantal academici. Het is grotendeels een discours waarin geen oog is voor de ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen, waarin ook geen plaats is voor economisch handelen vanuit feministisch perspectief. Feministische economie wordt domweg niet erkend. Het eind van het liedje zal zijn dat de verzorgingsstaat teloor is gegaan. Kunnen de sociale systemen een antwoord geven op de problemen van deze tijd?

Waar staan we nu met het debat?

FEMTalks

Feminist economics is the critical study of economics including its methodology, epistemology, history and empirical research, attempting to overcome male and patriarchal biases.

Wat moeten we doen? Samenwerken met feministische economen en feministische voorstanders om criteria te ontwikkelen voor een feministisch universeel basisinkomen. We moeten gaan nadenken over mogelijkheden en onmogelijkheden. We moeten kijken naar de experimenten die al gedaan of nog gaande zijn. Het is nu nog te vroeg om iets te zeggen over het Finse experiment. Zullen vrouwen weer het huis ingejaagd worden? De conclusie van het experiment in de VS was dat de arbeidsparticipatie daalde en de echtscheidingspercentages toenamen. In Nederland worden regionale experimenten uitgevoerd zoals die in Utrecht, maar de regering is zeer onwillig om regels op nationaal niveau aan te passen waardoor de opzet en uitvoering van de proefprojecten niet zo soepel kan verlopen als wenselijk zou zijn. En dan is er het Finse experiment.

Tussen de feministische voor- en tegenstanders van een UBI wordt een levendig debat gevoerd. Beide partijen hebben legitieme argumenten. We hebben deze discussie nodig om een feministisch perspectief te ontwikkelen. Het UBI is geen nieuwkomer, wat wel nieuw is, is de behoefte om bij alle relevante acties het aspect van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen mee te nemen.

Discussie

  • In Nederland heeft men berekend wat het kost om een universeel basisinkomen te realiseren. Bij de berekening kan je uitgaan van verschillende keuzes, bijvoorbeeld economisch en/of feministisch. De Vereniging Basisinkomen heeft berekeningen op de website staan waar deze keuzes en hun effecten te zien zijn.
    Mary Collins: We kunnen geen maatschappelijke discussie over dit onderwerp hebben zonder een feministisch perspectief. Het UBI mag geen onderwerp zijn waarbij de gelijkheid tussen de seksen een marginale plaats inneemt, een onderwerp dat je er aan het einde van het debat even aan vastrommelt. De hoofdstroom is ‘business as usual’. We moeten aan die grenzen blijven rammelen. Nu hebben we dit debat met betrekking tot een universeel basisinkomen niet, nogmaals het feministisch perspectief moet erbij betrokken worden. Dit is een patriarchaal systeem, het debat zal niet op onze voorwaarden gevoerd worden, als wij het niet afdwingen.

 

Loek Groot[3]

Mary Collins heeft duidelijk het perspectief van de vrouwenbeweging laten zien. Volgens Groot gaan vrouwen er bij de invoering van een universeel basisinkomen als groep op vooruit mits de welvaartsstaat niet wordt afgeschaft. Een mogelijk effect is dat het arbeidsaanbod onder vrouwen daalt. Dit zijn heikele punten voor de vrouwenbeweging en bepaalt of ze een UBI wel of niet zullen ondersteunen.

Basisinkomen en arbeidsaanbod

Het universele basisinkomen en de negatieve inkomstenbelasting zijn qua effect eigenlijk hetzelfde. Het enige verschil is dat bij de negatieve inkomstenbelasting het basisinkomen, dat je ontvangt, wordt gesaldeerd met de hoogte van de belasting van je inkomen. Salderen is het saldo basisinkomen vereffenen met de belasting die je betaald. Een negatieve inkomstenbelasting wil zeggen dat mensen met geen of een laag inkomen financieel een vorm van compenserende uitbetaling krijgen door de belastingdienst. Mensen die niet weten of ze inkomen hebben kiezen meestal voor een universeel basisinkomen, omdat ze dan een bepaald bedrag maandelijks als inkomen hebben. Mensen met inkomen kiezen meestal voor de negatieve inkomstenbelasting omdat ze al inkomen hebben.
Uit onderzoek in de periode van 1970 tot 2000 blijkt dat hoe hoger de werkloosheid, hoe vaker het universeel basisinkomen wordt genoemd, hoe meer aandacht er is voor het UBI en hoe meer er over wordt gediscussieerd.
De nadelen van het universeel basisinkomen zijn een verhoging van de belastingvoet en een lager arbeidsaanbod. Verder is er ‘het bezwaar van parasitisme’, dat mensen geld krijgen en er niets voor terug doen voor de samenleving.
De voordelen van het universeel basisinkomen: Compenserende rechtvaardigheid, geen armoedeval, geen noodzaak wettelijk minimumloon, geen stigma bij inkomensondersteuning en minder bureaucratie.

Groot citeert Philippe Van Parijs (1992, 3):

… het is gerechtvaardigd, dat bewijst een groot aantal argumenten. Vrijheid en gelijkheid, efficiëntie en gemeenschap, gemeenschappelijk eigendom van de aarde en gelijk delen in de opbrengsten van de technische vooruitgang, flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de waardigheid van de armen, de strijd tegen werkloosheid en onmenselijke arbeidsomstandigheden, tegen de verwoestijning van het platteland en ongelijkheden tussen regio’s, de levensvatbaarheid van coöperaties en de promotie van volwassenenonderwijs, onafhankelijkheid van bazen, echtgenoten en bureaucraten.

Uitkeringsgerechtigden harder aanpakken werkt door naar de onderkant van de samenleving. De onderhandelingsruimte van werknemers neemt hierdoor af en dus kunnen werkgevers slechte arbeidsvoorwaarden bedingen. Een sterk voorbeeld van dit werkgeversgedrag zijn de VS. Werknemers moeten hier wel akkoord gaan met wat werkgevers voorstellen, want er is geen alternatief. ‘parasitisme’ is dus eigenlijk heel nuttig. Als werkgevers weten dat werknemers kunnen terugvallen op een inkomen, hebben werknemers onderhandelingsmacht. Bij een fatsoenlijk universeel basisinkomen hoeft men zich minder zorgen te maken om slechte werkomstandigheden en uitbuiting.

Enkele voor- en nadelen

De vrijheid van vrouwen om hun leven in te richten zoals ze dat zelf willen, zal beter worden. Waarom dan die aarzelingen bij de vrouwenbeweging? Als je het basisinkomen invoert is het probleem dat het arbeidsaanbod, de mate waarin vrouwen betaald werk doen, minder wordt. Het Centraal Planbureau (CPB) komt ook tot deze conclusie.
In 2006 heeft het CPB een simulatie gedaan: Er is een basisinkomen maar alle andere uitgaven van de overheid blijven. Dus alle bovenminimale uitkeringen blijven, zoals WIA, WW, etc. Het UBI is haalbaar. Er zijn genoeg mensen die nog steeds willen werken. Op vakantie gaan of een huis kopen is namelijk niet haalbaar met alleen een basisinkomen. De arbeidsparticipatie van vrouwen daalt 10% en in huishoudens met twee verdieners 8.8%. In de simulatie van het Centraal Planbureau in 2015 is het basisinkomen ook haalbaar. Er is te zien dat de arbeidsparticipatie van met name vrouwen in samenwonende stellen waarvan het jongste kind onder de 17 is, met 17.63% omlaag gaat. (Zie hier de beleidsbrief uit 2015).

Vanuit het huidige stelsel hebben veel vrouwen geen recht op een uitkering, zij hebben een werkende partner. Als zij gaan werken hebben ze allerlei heffingskortingen. Zodra ze boven dat bedrag uitkomen gaan ze het eerste tarief betalen voor de loonbelasting. Er zijn ook veel vrouwen, die wel een uitkering of bijstand hebben. Als ze een kleine baan vinden en ze verdienen bruto een klein bedrag dan worden ze er netto niet beter op. Pas als ze bruto een bepaald bedrag verdienen houden ze netto meer over en komen ze uit de bijstand. Bij een basisinkomen stijgt je inkomen minder en van elke 100 euro houdt je er 44 over. Dat basisinkomen krijg je altijd, als je dan minder gaat werken, bijvoorbeeld van 4 naar 3 dagen gaat, verlies je alleen maar ¼ van wat je boven het basisinkomen krijgt. Onder het basisinkomen wordt parttime werken veel aantrekkelijker. Het inkomen wordt belast tegen 56%. In het huidige stelsel is de prikkel om te gaan werken veel sterker dan bij het basisinkomen. Daarom komt uit de simulaties naar voren dat de arbeidsparticipatie dan daalt. De inkomens ongelijkheid neemt af met 7.95%. Voor de inkomens gelijkheid is het dus goed. Het is een mixed case.

Discussie

  • Uit de situaties met een universeel basisinkomen begrijp ik dat vrouwen minder geneigd zijn om te werken, dat blijkt vooral uit de groep vrouwen met jonge kinderen. Het gevaar bestaat dat ze voor de kinderen thuis blijven en er daarna niet meer tussen komen in het arbeidsproces?
    Loek Groot: Probleem van de simulaties van het Centraal Planbureau is dat ze tot doel hebben de arbeidsparticipatie te verhogen. Als je tot doel hebt om de welvaart te maximaliseren, dan komt er een heel ander plaatje uit.
  • Aanvulling: in de discussie moet men er voor waken dat de discussie over het universeel basisinkomen niet alleen een financiële discussie is. We moeten vooral ook kijken naar de opbrengst op andere vlakken. Bijvoorbeeld dat mannen het makkelijker zouden kunnen vinden om minder te gaan werken en dan ook meer te gaan zorgen. Dat is een meerwaarde van het basisinkomen. Loek Groot: Eens.
  • Vraag: welke aanvullende maatregelen moeten we nemen om het UBI ook aantrekkelijk te maken voor de vrouwenbeweging? Ouderschapsverlof is zo’n prikkel. Zodra de man een band heeft met het kind wil hij daarna ook niet meer fulltime werken

 

Mirre Stallen[4]

Mirre wil vertellen over de effecten van armoede op het gedrag en de psychologische ontwikkeling van het kind. En daarbij wil ze het kort hebben over nieuwe theorieën over de invloed van armoede bij volwassenen en kinderen.

Armoede en het (kinder)brein

Recent is er steeds meer kennis naar voren gekomen, die laat zien dat armoede een contextuele factor is. In de context van armoede is het een hele belangrijke factor of je arm blijft of niet. De ‘armoedeval’ (poverty trap) is moeilijk om uit te komen. Een bestaan in armoede lijdt tot veel stress. Je neemt andere beslissingen als je in behoeftige omstandigheden leeft. Je verwachtingen beperken zich tot het hier en nu. Als je mensen in armoede een universeel basisinkomen verschaft, neem je een deel van de stress weg. Wat weten we nu in de psychologie over de invloed van armoede op het gedrag?

FEMTalks Het boek Scarcity, why having too little means so much [Schaarste, waarom weinig hebben veel doet] van Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir is een bekend basisboek in de wereld van de schuldhulpverlening. Dit boek brengt goed onder woorden wat de hulpverleners daar zien. Stress leidt tot een tunnelvisie, je bent gefocust op een probleem in het hier en nu. Je hebt weinig capaciteit om beslissingen te nemen op de lange termijn, je bent minder goed in plannen of het reguleren van emoties. Financiële problemen nemen veel mentale capaciteit van mensen in beslag.

Zijn beslissingen die men maakt gecorreleerd aan het inkomen? Ja. Er zijn experimenten gedaan waaruit deze conclusie kan worden getrokken. Bij deze experimenten werd vooraf aan de proefpersonen gevraagd wat hun inkomen was waarna er een psychologische test werd gedaan. Vooraf aan de test werd de situatie geschetst dat de auto van de persoon kapot was en er was geld nodig voor reparatie. Bij de ene groep koste de reparatie $150,- en bij de andere groep $1500,-. Daarna volgde de vragenlijst. Aan het einde van de vragenlijst werd aan de persoon gevraagd wat hij ging doen met de auto, repareren of niet? Er werd hierbij nagegaan hoe goed mensen de taken die ze kregen bij de test deden. Het kleine financiële probleem ($150,-) had geen effect op de prestatie. Bij het grote financiële probleem ($1500) presteerden mensen met een laag inkomen slechter. Arm zijn en moeten nadenken over financiële problemen vermindert de cognitieve prestaties, er gebeurt iets.

Opgroeien in armoede betekent veel. Kinderen presteren over het algemeen slechter op school. Ze hebben meer moeite met concentreren en vinden het vaak lastiger om hun emoties te beheersen. Er zijn vaker depressieve gevoelens.
Beïnvloedt armoede de ontwikkeling van de hersenen? Dat wordt nu onderzocht. In het onderzoek wordt onder meer gekeken naar de structuur van de hersenen van kinderen met een hoge sociale economische status en lage economische status (SES). In dit onderzoek wordt ook een hersenscan gemaakt. Hoe meer grijze stof hoe beter. Hoe ouder het kind wordt, hoe groter het verschil in de hoeveelheid grijze stof tussen de twee groepen kinderen. Kinderen die opgroeien in hoge SES hebben gemiddeld meer grijze stof. Dit hoeft misschien niets te betekenen want hersenen blijven zich ontwikkelen ook als kinderen ouder worden.
Kinderen die in armoede opgroeien hebben een kleinere hippocampus. De hippocampus is betrokken bij geheugenprocessen en speelt een belangrijke rol bij het leren. Het gebied van de hippocampus is aanzienlijk kleiner bij kinderen met lage SES. Er waren vooral grote effecten te zien van situaties waarbij kinderen ook weinig aandacht kregen van de ouders en er bijvoorbeeld veel stress was in het gezin, nu of in verleden. Belangrijk argument voor het universeel basisinkomen is dat het een positief effect kan hebben op het gezin door vermindering van stress waardoor ouders meer aandacht kunnen geven aan de kinderen. In dierstudie is het effect van aandacht al eerder aangetoond.

In haar conclusie benadrukt Mirre hoe serieus de effecten van armoede zijn en geeft zij aanwijzingen voor interventies. Hoe langdurig de effecten zijn van armoede op de ontwikkeling van kinderen wordt nog verder onderzocht, omdat hersenen zich ontwikkelen gedurende de hele levensloop en dit onderzoek dus lange tijd vraagt.

Discussie

  • FEMTalks Denk ook aan de amygdala, deze ligt diep in het brein en is betrokken bij emoties. Studies wijzen uit dat als kinderen opgroeien in armoede ze een overactieve amygdala hebben. En ook dat de amygdala verandert. Zij hebben altijd angst voor schaarste: niet erkenning is een schaarste, etc.
  • Verbaast over correlatie over armoede en gebrek aan aandacht. Te kort aan aandacht kan ook voorkomen bij hele rijke gezinnen. Mirre: Dat is in deze studie niet onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het hippocampus kleiner is bij kinderen die in armoede leven.
  • Zijn er erfelijkheidsfactoren? Wordt dat hier in meegenomen? Doet dat er toe? Mirre: Je kan zulke effecten nooit uitsluiten. In deze studies is over het algemeen niet naar genetica gekeken. Het speelt zeker mee. Veel mensen met schulden hebben een licht verstandelijke beperking. Je kan het niet uitsluiten, maar ze hebben niet gekeken of er hier nog een relatie mee is.
  • Je kan het dus niet kwantificeren? Mirre: Nee. Ligt ook aan de persoon zelf. Het idee van controle. Als je het gevoel hebt controle te hebben over de situatie dan gaat het beter.

 

Discussietafels

Na de sprekers gingen de deelnemers uitéén in drie discussietafels met elk een eigen thema:

◊ Tafel 1. Gemeentelijke uitvoering, rol van de overheid. Onder leiding van Hans Zuidema, projectleider Vertrouwen Werkt, gemeente Wageningen;[5]
◊ Tafel 2. Armoede en gekanteld denken. Onder leiding van Quinta Ansem, voorzitter EAPN NL, docent en onderzoeker aan de Hogeschool Windesheim Flevoland;
◊ Tafel 3. Gender en de rol van mannen bij de zorg en opvoeding. Onder leiding van Jan Reijnders, specialist internationale samenwerking & gender, en afgevaardigde MenEngage.

Tafel 1. Gemeentelijke uitvoering, rol van de overheid, met Hans Zuidema.
De groep voerde een rondetafelgesprek met behulp van vragen over het universeel basisinkomen:
• Wat pleit er voor?
• Wat pleit er tegen?
• Wat zien we nu als vraag- of knelpunten?
• Op welke manier gaan we verder?
Wat zijn nu de belangrijkste voordelen: autonomie; meer rust en meer tijd; zelfstandigheid. Men vraagt zich af of er niet tegelijkertijd veronderstellingen vanuit onze eigen ‘utopische’ maatschappijvisie insluipen, die het UBI te positief voorstellen.[8]
Nadelen zijn vooral de onbedoelde negatieve inkomenseffecten. Het verhogen van de belastingdruk is voor sommigen ook een punt. Willen we dat met elkaar? Men maakt zich zorgen over effecten die kunnen optreden als vrouwen door het universeel basisinkomen meer in onbetaalde banen en zorg terecht komen. Er blijven vragen en knelpunten: zijn er wellicht (op deze middag niet-genoemde) kosten die gaan dalen, wat zijn de gevolgen voor ziekte en gezondheid? Hoe zorg je ervoor dat de verworvenheden van de welvaartsstaat niet verloren gaan?
Er moeten keuzes gemaakt worden, welke? Wat zijn de gevolgen van een UBI op ouderschapsverlof. Aanvullende gegevens zijn nodig.

Tafel 2. Armoede en gekanteld denken, met Quinta Ansem.
De focus bij deze tafel was gericht op armoede. Gaat het UBI een oplossing bieden voor de schaarste en de armoede? Het universeel basisinkomen gaat het systeem niet veranderen. We hebben het over een bestaand systeem dat mensen klein houdt en belemmerd. Als het universeel basisinkomen er in slaagt om mensen, die nu financieel afhankelijk zijn, meer ruimte te geven om creatief te zijn en hun eigen leven vorm te geven, is dat al een stap in de goede richting.
Wat nodig is, is een herdefiniëring van werk. Wat is werk? Wat is het doel, wat willen we bereiken? Alleen maar financiële onafhankelijkheid of ook sociale gezondheid? Het gaat ook om de achterliggende waarden. Hoe kan het UBI hier – wel of niet – ondersteuning aan bieden?
Hoe gaat de koppeling met bestaande regelingen eruit zien? Hoe zit het met de pensioenen, studenten, etc. Hoe voorkomen we dat het sociale systeem niet nog slechter wordt. Zorg voor kansen. Moeten we het UBI in één keer invoeren voor iedereen of juist kleinschalig en dan langzaam en zorgvuldig uitbreiden? Systemisch. We hebben het steeds over sociaal kwetsbare mensen. Onder de ‘juiste’ omstandigheden kan iedereen kwetsbaar worden. Waarom spreken we niet van mensen die in een sociaal kwetsbare positie terecht zijn gekomen. Hoe gebruiken we onze woorden? Dat is belangrijk.

Tafel 3. Gender en de rol van mannen bij de zorg en opvoeding, met Jan Reynders.
FEMTalksDe discussie in deze groep richt zich op het basisinkomen en de combinatie en rol van mannen en vaders in opvoeding. Mannen moeten meer zorgen. Belangrijk punt daarbij is hoe jongens en meisjes worden opgevoed. Ook daar moet aandacht zijn voor zorgtaken. Wat betreft vrijwilligerswerk en onbetaald werk en het basisinkomen: veel werk wordt door vrouwen gedaan onder het mom van vrijwilligerswerk. Eigenlijk zou dat gewoon betaald moeten worden. Er is ten aanzien van de rollen van beide groepen veel stereotypering. Zowel de vrouw als de man zouden zelf actief moeten meewerken aan de bestrijding van vooroordelen. We moeten tegen stereotypen ingaan, maar dat is niet het enige, ook het systeem moet veranderen. Een goed voorbeeld is het boek van Joke Smit, Er is een land waar vrouwen willen wonen, in feite staat alles daar in, we adviseren iedereen aan om het te lezen.
De vraag om een universeel basisinkomen blijft natuurlijk problematisch. Het gaat niet alleen om financiën, maar ook om de bevrediging van werk. We moeten niet alleen kijken met een economische blik. Het universeel basisinkomen is ook geschikt als gedachte-experiment om het systeem te veranderen. Dat hoeft niet per se met het basisinkomen, het is ook een denkrichting om dingen aan het rollen te brengen. Niet alleen een basisinkomen is nodig, je zal ook de genderongelijkheid moeten aanpakken en de stereotypering. Ook kijken naar hoe men zelf is opgevoed. Als je in je opvoeding hebt meegekregen dat jouw enige weg, die van de kostwinner is en je bent of kunt dat niet zijn, dan gaat het fout. Een universeel basisinkomen alleen is niet genoeg, er zal veel meer moeten veranderen. Als iedereen een basisinkomen heeft, hoeft niemand afhankelijk te zijn.

Conclusies en aandachtspunten

a. Discussies over het universeel basisinkomen vinden plaats in een neoliberale context waarbij overheden het universeel basisinkomen inzetten als middel om de omvang van de bureaucratie te reduceren. Dat wat vaak een universeel basisinkomen wordt genoemd, is dat feitelijk niet. In veel landen, ook in Nederland, betreft het pilots om te komen tot ‘een regelluwe uitvoering van de bijstandswet’, met andere woorden (nationale) overheden grijpen het thema aan om de bureaucratie, die nodig is voor de uitvoering van onder andere de bijstandswet – en het woud aan toeslagen (motivatie Finland) – te reduceren. Als dat als resultaat heeft dat ontvangers van deze solidariteitsoverdracht zich prettiger voelen en (wat) minder stress ervaren is dat mooi meegenomen;

b. Een universeel basisinkomen houdt in dat iedereen een gelijk bedrag aan geld ontvangt. Als iemand meer inkomsten wenst om bijvoorbeeld een dure auto, vakantie of groot huis aan te schaffen, dan vereist dat extra arbeid. Over deze extra inkomsten moet een relatief hoog belastingtarief berekend worden: ca. 56%. Dit betekent dat het huidige systeem volledig op de schop moet als het universeel basisinkomen daadwerkelijk wordt ingevoerd. Volgens berekeningsmodellen van onder andere het CPB zou het vooralsnog betekenen dat met name (parttime werkende) vrouwen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt;

c. Een universeel basisinkomen zou waarschijnlijk in ieder land een andere hoogte moeten hebben, omdat de kosten voor levensonderhoud in ieder land anders zijn. Bijvoorbeeld deelnemers aan de Finse pilot ontvangen 560 euro per maand, een bedrag waarvan men in Finland goed in zijn levensonderhoud kan voorzien, maar niet in bijvoorbeeld België of Nederland;

d. De belangstelling voor een universeel basisinkomen neemt toe in tijden van (langdurige) economische recessie. In de huidige tijd speelt bovendien mee dat zekerheden voor werkenden steeds verder worden ingeperkt, denk aan flexibilisering van de arbeidsmarkt, korte(re) arbeidscontracten, slechtere arbeidsvoorwaarden;

e. In de discussies ontbreekt het genderperspectief, met andere woorden: wat betekent een bepaalde maatregel voor mannen en wat betekent diezelfde maatregel voor vrouwen? En hoe worden eventuele (forse) ongelijkheden die het resultaat van de voorgestelde maatregel zijn, gecompenseerd?

f. De huidige pilots vinden plaats in landen in Noord-West Europa. In het maatschappelijk middenveld in verschillende Oosteuropese landen bestaat veel belangstelling voor het universeel basisinkomen;

g. Er is geen Europees breed onderzoek naar een UBI, alleen pilots in individuele landen en steden, bijvoorbeeld in Nederland, Bremen (Duitsland), Glasgow in Schotland;[9]
FEMTalks

h. Uit de eerste gesprekken met cliënten van sociale zaken en werkgelegenheid in de vier Nederlandse pilotsteden (Groningen, Wageningen, Tilburg en Utrecht – ingesteld via een Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), blijkt dat deze mannen en vrouwen het feit alleen al dat ze persoonlijk worden benaderd, op een menselijke manier, en er naar hun wensen wordt gevraagd, zeer op prijs stellen en zij zich daardoor alleen al beter voelen;

i. Een universeel basisinkomen kan eraan bijdragen dat mannen meer bij zorgtaken & opvoeding worden betrokken maar aanvullende maatregelen zijn ook dan nodig; een universeel basisinkomen kan bijdragen aan meer rust voor mensen in armoede, zoals financieel kwetsbare vrouwen. Doordat er rust ontstaat op het financiële front zullen ze in staat zijn betere keuzes te maken.

Het universeel basisinkomen is een populair onderwerp met veel verschillende facetten!

Verslag gemaakt door Roséanne Timmer-Aukes, communicatiemedewerker NVR. Met ondersteuning van Marijke Jongbloed, vice voorzitter NVR en Marion Minis, co-organisator FEMTalks, commissie BB.

Groepsfoto van alle aanwezigen bij FEMTalks; de deelnemers hebben toestemming gegeven om hun foto’s te gebruiken.

Bewerkt en vertaald door Florie Barnhoorn, 31 juli 2018.

 


FEMTalks

Sandro Botticelli’s The Birth of Venus (circa 1485)

 

1. FEMTalks NL is een serie bijeenkomsten van de Nederlandse VrouwenRaad rondom facetten van een gender-inclusieve economie om te komen tot een andere visie op de economie als alternatief voor het huidige marktmodel. De eerste FEMTalks NL was op 24 mei 2017. De serie wordt afgesloten met een conferentie. Deze FEMTalks werd georganiseerd in het kader van de Alliantie Samen werkt het!; een samenwerkingsverband van WOMEN Inc., Movisie, WO=MEN, Proefprocessenfonds Clara Wichmann en de Nederlandse VrouwenRaad. De FEMTalks was het startschot voor een reeks regionale FEMTalks, die de NVR in het kader van deze alliantie zal begeleiden. NVR ontwikkelt daartoe een toolbox waarmee lidorganisaties van de NVR ook FEMTalks in hun eigen regio kunnen organiseren. Deelnemers aan deze FEMTalks ontvingen een map met achtergrondinformatie over de sprekers en het onderwerp.↩

2. Mary Collins is een expert op het gebied van economisch en sociaal beleid en coördineert de belangenbehartiging. Voordat ze zich in 1995 aansloot bij de European Women’s Lobby (EWL), werkte Mary op het gebied van de kinderbescherming voor de Health Authority in Ierland en voor de European Federation of Organisations working with the Homeless (FEANTSA) in Brussel. Mary coördineerde de voorbereiding en actieve deelname van de EWL aan de Vierde Wereld Conferentie voor Vrouwen (Beijing, 1995) en leidde het ‘Beijing Platform for Action’. Gedurende de afgelopen 15 jaar was Mary betrokken bij diverse thema’s, zoals ‘Geweld tegen vrouwen’, het Europese asiel- en mensenrechtenbeleid, de EU Strategie voor de Rechten van het Kind en de VN conventie voor Disabled Persons.↩

3. Loek Groot is econoom en filosoof en werkzaam als universitair hoofddocent Economie van de publieke sector aan de Utrecht University School of Economics (U.S.E.). Zijn onderzoek richt zich op de interactie tussen sociale zekerheidsarrangementen en de arbeidsmarkt, met speciale aandacht voor het voorstel van een basisinkomen of negatieve inkomstenbelasting. Hij promoveerde in 1999 cum laude op het proefschrift: “Basic Income and Unemployment”. Andere onderzoeksinteresses liggen op het terrein van milieu-economie, sporteconomie en politieke filosofie.↩

4. Mirre Stallen is senior onderzoeker bij het lectoraat Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam en universitair docent aan de Universiteit Leiden. Zij doet onderzoek naar de psychologische processen die ten grondslag liggen aan gedrag. Centraal in haar werk staat het verbinden van wetenschap en praktijk. In haar onderzoek combineert zij methoden uit verschillende disciplines, waaronder de neurowetenschappen, psychologie en economie. Mirre is cum laude afgestudeerd in de Cognitieve Wetenschappen aan de UvA en gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (2013). Zij was als doctoraal onderzoeker verbonden aan Stanford University in de Verenigde Staten (2015-17).↩

5. Hans Zuidema, gespreksleider tafel 1. Gemeentelijke uitvoering, rol van overheid. Hans Zuidema is consultant bij ZO! – organisatieadvies. Hij werkt in opdracht van verschillende gemeenten als zelfstandig adviseur, projectleider en interimmanager. Voor de gemeente Wageningen is hij projectleider van Vertrouwen Werkt. Wageningen is één van de experimenteergemeenten in het kader van de Participatiewet. Er wordt onderzocht of werken vanuit vertrouwen en een andere bejegening van mensen in de bijstand tot betere resultaten leidt. Dit op uitstroom naar werk, op parttime werk, maatschappelijke participatie en op welzijn, gezondheid en welbevinden. Mensen krijgen de ruimte hun eigen weg richting werk of participatie te kiezen, krijgen meer persoonlijke maatwerk begeleiding en houden meer over van bijverdienen in de bijstand. Meer over het onderzoek lezen op www.wageningen.nl/vertrouwenwerkt.↩

6. Quinta Ansem is voorzitter van de Nederlandse afdeling van het European Anti Poverty Network (EAPN NL) dat rapporteert en overlegt op structurele basis met het ministerie van Sociale Zaken. Het EAPN is een Europese koepel dat deelneemt aan het EMIN netwerk (European Minimum Income Network, gefinancierd door de Europese Commissie). Zij is tevens docent, onderzoeker en trainer aan de hogeschool Windesheim Flevoland, voor de WMO werkplaats – Lectoraat Zorg en Welzijn. Focus ligt op het daadwerkelijk realiseren van de Kanteling bij voornamelijk de Sociale Wijkteams. Zij is initiatiefnemer van ‘ONS KantelHuis’ (i.o.) van Stichting Herkansing, een dynamische community te creëren voor sociaal kwetsbare mensen. Een time out plek met een deel vaste bewoners en een deel tijdelijke bewoners, dat wil zeggen sociaal kwetsbaren. Donaties zijn welkom: Stichting Herkansing, rek.nr. NL 93 INGB 0000 7737 64 o.v.v. ONS KantelHuis.↩

7. Jan Reynders is gespecialiseerd in internationale samenwerking & gender en werkte o.a. voor Hivos in Azië, Afrika, het Midden-Oosten en Europa. Zijn focus ligt op de genderdimensie van socio-economische ontwikkelingen, conflict preventie, geweld tegen vrouwen, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRHR) en preventie HIV/aids. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de rol van jongens en mannen, en naar machtsmisbruik in relaties. Bestuurlijk is hij betrokken bij de ‘Gender and Water Alliance’ (GWA) en het landelijke gender platform WO=MEN – waar hij mede initiatiefnemer was voor de mannen werkgroep ‘de keukentafel’. Verder is hij lid van de stuurgroep MenEngage Europe, welke deel uitmaakt van het wereldwijde MenEngage network.↩

8. Noot van de webredacteur: voor meer informatie, zie bijvoorbeeld het artikel Een beleidstheorie voor het basisinkomen.↩

9. Er is in 2016 wel een Europa brede enquête gehouden waaruit bleek dat een meerderheid van de Europese bevolking het basisinkomen kent en het idee ondersteunt. Zie ook afbeelding in dit verslag (noot van mij, FB).↩

Verder lezen:
∴ Binnenlands Bestuur – Groen licht voor bijstandsexperimenten
∴ VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) – Regelluwe bijstand proberen, iets voor uw gemeente?
∴ Socrates Schouten – Babystapjes naar een basisinkomen

Het bericht Verslag FEMTalks 2018 Nederlandse VrouwenRaad verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

De woonbijdrage als hulpmiddel om de financiering van basisinkomen dichterbij te brengen

Een woonbijdrage per adres naast een individueel basisinkomen maakt de betaalbaarheid van het basisinkomen groter. Maar het is een inbreuk op het kenmerk dat basisinkomen per individu individueel wordt verstrekt.

In discussies over de betaalbaarheid van basisinkomen is een lastig punt of en hoe rekening gehouden moet worden met alleenstaanden versus samenwonenden.
Basisinkomen is in vrijwel alle definities een bedrag per individu, ongeacht de eventuele aanwezigheid van een  partner, terwijl in de huidige sociale zekerheid samenwonenden per individu minder krijgen dan alleenstaanden. Een redelijke verklaring hiervoor is dat samenwonden een aantal kosten kunnen delen, waarvan de woonlasten in ruime zin een grote component vormen.
Of al dan niet sprake is van samenwonen maakt financieel veel uit voor betrokkenen en dat leidt tot stevige controles en sancties door de uitkeringsinstanties. En tot veel misstanden en schrijnende situaties, met de term mantelzorgboete als recent dieptepunt.

Het verdient sterk de voorkeur het basisinkomen per individu uit te keren en voldoende hoog te stellen zodat ook alleenstaanden daarmee uit de voeten kunnen.
Voor zover men de middelen daar niet voor over heeft, kan overwogen worden een concessie te doen door rekening te houden met de verschillen in kosten tussen alleenstaanden en samenwonenden.
Naast de vigerende methode om alleenstaanden een hoger bedrag uit te keren, is er ook de mogelijkheid dat net even iets anders te doen via een woonbijdrage. Per adres wordt dan een bedrag uitgekeerd aan de hoofdbewoner. Eventueel kan de hoofdbewoner aangeven dat dat verdeeld moet worden over een aantal medebewoners, maar dat is een later uit te werken detail.

Er is een belangrijk verschil tussen het alleenstaande zijn als grondslag voor een extra uitkering, of het hoofdbewoner zijn van een adres. Het tweede is een redelijk stabiel en hard gegeven terwijl de grens tussen alleen zijn en samenwonen niet altijd scherp is en snel kan veranderen.
Registratie en controle is dan ook een stuk eenvoudiger, hoewel ook creatieve optimalisatie en fraude niet uitgesloten kan worden. Lastig punt is bijvoorbeeld de kamerverhuur, waar de grens tussen zelfstandig wonen en samenwonen niet altijd scherp zal zijn en dus ook fraude uit kan lokken.

Het idee van een woonbijdrage is bij mijn weten voor het eerst geopperd op 12-7-2013 op Sargasso in een artikel van Harry Buyvoets: Fraudegevoeligheid van een basisinkomen,  toen onder de term woonkostendeel.
De mogelijkheid van een woonbijdrage (onder de naam huishoudbijdrage) is door de Jonge Democraten in 2016 naar voren gebracht in hun plan Moedig Voorwaarts, waarin als basisinkomen € 600 per individu, € 600 per huishouden en € 300 per kind wordt voorgesteld.
In de rekentool van de Vereniging Basisinkomen zit een (betaalbare!) variant met € 650 per individu, € 600 per adres (onder de naam woontoeslag) en € 300 per kind.

Als in de huidige situatie de uitkeringen in een huishouden  in totaal onvoldoende zijn om van rond te komen, kan een beroep gedaan worden op huurtoeslag. Dat kan na invoering van het basisinkomen ook nog steeds als onverhoopt de som van de individuele basisinkomens plus de woonbijdrage te laag is. Verkieslijk is echter de bedragen zo hoog te stellen dat de huurtoeslag kan verdwijnen.
Een woonbijdrage kan desgewenst voor huizenbezitters verrekend worden met het belastingvoordeel via de hypotheekrenteaftrek. Deze kan daarmee worden verlaagd of wellicht vervallen.
Een woonbijdrage wordt in beginsel alleen betaald voor Nederlandse woonadressen. Nagedacht moet worden of dat ook moet gelden voor alle ouderen – op dit moment krijgt een alleenstaande AOW-er die in het buitenland woont ook de alleenstaandentoeslag.

Er zitten twee grote voordelen aan het werken met een woonbijdrage in plaats van een alleenstaandentoeslag:

  • Registratie en controle is eenvoudiger, minder kostbaar en zal minder schrijnende situaties opleveren
  • De woonbijdrage kan desgewenst zowel de huursubsidie als de hypotheekrenteaftrek geheel of gedeeltelijk vervangen, waarmee het verschil in behandeling tussen huurders en kopers afneemt.
    (Een cynische observatie: op dit moment profiteren huurders meer van de huurtoeslag naarmate ze armer zijn, kopers profiteren juist meer van de hypotheekrenteaftrek naarmate ze rijker zijn!).

Voor alle duidelijkheid – mijn voorkeur is een individueel basisinkomen dat hoog genoeg is om een woonbijdrage overbodig te maken. De inbreuk op het beginsel van een bedrag per individu staat mij niet erg aan.

En ook voor alle duidelijkheid – de hier gepresenteerde woonbijdrage is een grof financieel instrument dat niet primair als bedoeling heeft een ander woonbeleid in Nederland te gaan voeren dan thans het geval is. Dat is ongetwijfeld wenselijk, maar dat combineren met invoeren van basisinkomen is waarschijnlijk niet handig en verstandig. Het kan zijn dat introductie van de term woonbijdrage om basisinkomen betaalbaar te maken, veel verwarring oproept in het toch al mistige huisvestingsbeleid.

Nog een laatste overweging:
Op dit moment geldt voor de meeste uitkeringen dat een alleenstaande 70 % krijgt van een tweepersoonshuishouden. Een driepersoonshuishouden krijgt 130 %.
Budgettair neutrale omzetting zou betekenen een woonbijdrage van 40 % en een individueel bedrag van 30 %.
Dus als de uitkering voor een tweepersoonshuishouden bijvoorbeeld € 1.500 bedraagt, wordt de woonbijdrage € 600 en de bijdrage per persoon  € 450.
Uiteraard kan ook met andere bedragen gerekend worden, het gaat me hier er vooral om te laten zien dat in ons uitkeringsbeleid samenwonen de uitkeringskosten zeer fors drukt.
Het lijkt mij dat handhaven van deze verhouding een aantal mensen zal motiveren om niet samen te gaan wonen en daarmee de krapte op de woningmarkt in stand te houden. Daar valt iets aan te doen door de woonbijdrage wat te verlagen en het individuele deel wat te verhogen. De eerder genoemde voorbeelden (Jonge Democraten en rekentool VBi) tenderen ook die kant uit.
Met als uiteindelijk ideaal natuurlijk het laten vervallen van de woonbijdrage omdat het individuele basisinkomen hoog genoeg is.

Reyer Brons, juli 2018

Illustratie: Pixabay

 

Het bericht De woonbijdrage als hulpmiddel om de financiering van basisinkomen dichterbij te brengen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Een beleidstheorie voor het basisinkomen

Om tot betere experimenten te kunnen komen en een beeld te hebben bij de aanpak van voorgenomen experimenten, is een aanpak gemaakt met 9 punten.
In dit artikel werkt Peter van Hoesel punt 2 uit met de presentatie van een beleidstheorie, waarin de belangrijkste effecten van basisinkomen worden geformuleerd.

Elke beleidsmaatregel of beleidsprogramma is gebaseerd op een aantal veronderstellingen over de werking ervan. Die veronderstellingen worden lang niet altijd expliciet gemaakt, als gevolg waarvan veel beleid berust op (deels) onjuiste aannames.
Aangezien een eventuele invoering van een basisinkomen een drastische beleidsingreep zou zijn, lijkt het nuttig vooraf na te gaan op welke veronderstellingen deze ingreep kan worden gebaseerd.
In deze notitie worden deze veronderstellingen op een rij gezet. Bij elke veronderstelling wordt voorts een korte onderbouwing gegeven in die zin dat de plausibiliteit ervan wordt beschreven. Van een wetenschappelijke toetsing met referenties aan de wetenschappelijke literatuur is in dit stuk geen sprake.
De notitie kan worden gebruikt ten behoeve van nader onderzoek m.b.t. het basisinkomen, bijvoorbeeld t.b.v. experimenten of simulaties, maar is ook een aangrijpingspunt voor verdere discussie tussen voor- en tegenstanders.

Bij het concept ‘basisinkomen’ wordt in deze notitie uitgegaan van de definitie die door de VBI wordt gehanteerd:
Een basisinkomen is een periodiek en vrij besteedbaar bedrag voor iedere burger, dat voldoende is om volwaardig van te leven, zonder dat daar een verplichting tegenover staat en ongeacht het inkomen, vermogen of de samenstelling van het huishouden.

Veronderstelling 1

Het basisinkomen zorgt voor onvoorwaardelijke bestaanszekerheid voor iedere burger.
In het huidige stelsel is een uitkering gekoppeld aan vele voorwaarden, die op hun beurt gekoppeld zijn aan allerlei negatieve financiële gevolgen. Zulke voorwaarden worden niet gesteld aan het basisinkomen.
Armoede kan ermee worden voorkomen, tenzij van een te laag niveau wordt uitgegaan.
Wat hierbij ook helpt is dat het basisinkomen niet lager wordt als mensen gaan samenwonen.

Veronderstelling 2

Het basisinkomen leidt tot een drastische inperking van de bureaucratie in vergelijking met het huidige stelsel van sociale zekerheid. Door het onvoorwaardelijke, universele en individuele karakter van het basisinkomen vervalt de noodzaak om rond elke uitkering veel administratie te organiseren en regelmatig diverse controles uit te voeren.
Voor burgers vervalt hiermee het onoverzichtelijke bestaande stelsel, waarvan telkenmale blijkt dat burgers in de knel kunnen komen door allerlei uitvoeringsproblemen ten gevolge van de complexe regelgeving.

Veronderstelling 3

Het individuele karakter van het basisinkomen zal leiden tot vermindering van het aantal eenpersoonshuishoudens. Een partnertoets of huishoudtoets ontbreekt immers. Dat heeft gunstige gevolgen voor de woningmarkt, zoals een grotere woningvoorraad en lagere prijzen. 

Veronderstelling 4

Het basisinkomen gaat niet gepaard met armoedevaleffecten. Andere inkomsten gaan immers niet ten koste van het basisinkomen. Dit geeft de meeste mensen een positieve prikkel om betaalde arbeid te gaan verrichten.
Eventuele toeslagen boven het basisinkomen zullen overigens wel een armoedevaleffect met zich mee brengen.

Veronderstelling 5

Het basisinkomen vergroot per saldo de arbeidsparticipatie.
Met name in bepaalde levensfasen zullen sommige mensen ervoor kiezen om minder te gaan werken. Aan de andere kant zullen de meeste mensen hun basisinkomen juist graag willen aanvullen. En dat kan ook omdat de arbeidsmarkt veel toegankelijker wordt. Allerlei werk dat momenteel onbetaalbaar is (minimumloon plus wig) kan betaalbaar worden gemaakt. Verder krijgen mensen een grotere keuzevrijheid om werk te zoeken dat bij hen past. Om- en bijscholing worden bovendien laagdrempeliger.
Het basisinkomen levert voorts een financiële basis voor onbetaalde arbeid, zoals vrijwilligerswerk, mantelzorg, gezinszorg, politieke activiteiten, creatieve activiteiten. Het zal ook makkelijker worden om onkosten van vrijwilligers te compenseren en/of hen enigerlei vergoeding te verschaffen voor hun werk.

Veronderstelling 5

Het basisinkomen zorgt voor evenwichtiger arbeidsverhoudingen.
Werkgevers kunnen mensen niet langer onder druk zetten om werk tegen lage betaling of slechte arbeidsomstandigheden te accepteren. Dat pakt positief uit op de kwaliteit van de arbeid.

Veronderstelling 6

Het basisinkomen zorgt voor meer arbeidssatisfactie, omdat mensen geen werk hoeven te accepteren dat niet bij hen past en omdat een hogere werkdruk voor het verwerven van een hoger inkomen voor de meeste mensen niet langer de enige manier is om inkomen te verwerven.
Als gevolg hiervan zal tevens het ziekteverzuim dalen en de productiviteit per saldo toenemen.

Veronderstelling 7

Het basisinkomen voorkomt nutteloze arbeid. Mensen hoeven zich minder in bochten te wringen om diensten en producten op de markt te brengen waar ze zelf niet eens achter staan, om arbeid te verrichten waar ze eigenlijk niet in geloven of om hun heil te zoeken in criminele activiteiten.
Daardoor zal het verschijnsel van nutteloze arbeid fors verminderen. Dat biedt de nodige ruimte voor het scheppen van nuttig werk in sectoren waar tekorten zijn (bv. zorg, onderwijs, techniek). 

Veronderstelling 8

Het basisinkomen maakt een evenwichtiger inkomensverdeling mogelijk, tenzij er van een te laag niveau wordt uitgegaan.
De laagste inkomens zullen wat hoger uitpakken en met name hoge inkomens die voortkomen uit vermogen zullen wellicht met een hoger belastingtarief te maken krijgen. Daarbij kan worden bedacht dat in het huidige systeem de belastingregels voor inkomens uit vermogen een degressieve werking hebben, in tegenstelling tot die voor inkomen uit arbeid.

Veronderstelling 9

Het basisinkomen zorgt voor meer levensgeluk, omdat mensen meer vrijheid krijgen om zich bezig te houden met zaken die hun geluk kunnen bevorderen, zoals: alleen werk accepteren dat bevalt, meer mogelijkheden om tijd te besteden aan het gezin, opnemen van een sabbatical, meer ruimte voor ‘levenslang leren’, meer mogelijkheden om als zelfstandige te gaan werken.

Veronderstelling 10

Het basisinkomen is niet mogelijk zonder tevens het beleid op diverse aanpalende gebieden van het sociaaleconomisch beleid fors aan te passen, zoals het belastingstelsel, het pensioenstelsel, het arbeidsrecht, de regels m.b.t. de volkshuisvesting.
Invoering van een basisinkomen kan worden beschouwd als een mooie uitdaging om andere stelsels die ermee te maken hebben te verbeteren.

Veronderstelling 11

Er zijn voldoende financieringsbronnen beschikbaar om het basisinkomen te betalen, mits er voldoende politieke wil is om die bronnen ook aan te boren. Belasting heffen is een vanzelfsprekende bron, maar er zijn ook diverse andere bronnen denkbaar (ter illustratie: afschaffen onnodige bureaucratie, afschaffen van obsoleet beleid, aanpassen arbeidsrecht, maatschappelijke dienstplicht, terugdringen overbodige productie).
De financiering van het basisinkomen kan in principe zo worden geregeld dat er geen schade ontstaat voor de economie, bijvoorbeeld wegens een te hoge belastingdruk of een te hoge inflatie (die het basisinkomen weer zou uithollen) of een te lage arbeidsparticipatie.

Veronderstelling 12

Invoering van een basisinkomen zal bijdragen aan een herstel van vertrouwen van burgers in de overheid en omgekeerd.
Dankzij het huidige stelsel staan overheid en burger nogal eens tegenover elkaar: de regels dwingen uitvoerders van het overheidsbeleid om burgers te wantrouwen en burgers krijgen nogal eens het deksel op de neus. Dit is niet langer het geval bij een basisinkomen.
Het vertrouwen in het politieke systeem zal er ook door toenemen.

Peter van Hoesel, juli 2018

Dit artikel past als stap 2 in een reeks artikelen over experimenten, die begonnen is met de tekst Hoe komen we tot een goede aanpak van experimenten met basisinkomen?
Volg voor meer artikelen over experimenten deze link.
Zie voor meer informatie over het gebruik van beleidstheorieën (en kennis in het algemeen) het artikel Een positieve relatie tussen beleid en kennis van Peter van Hoesel en Max Herold.

 

Het bericht Een beleidstheorie voor het basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Experimenten met een basisinkomen: hulp of hindernis?

juiste vragen

 

 

Wat leveren de uitkomsten van een experiment met een basisinkomen eigenlijk op? Als je niet de juiste vragen stelt, kunnen slecht opgezette proefprojecten zelfs een negatief effect hebben, waarschuwt Robert Bruce.

 

Ieder experiment met een basisinkomen heeft grote tekortkomingen – nog voordat het begint

Enkele maanden geleden draaide de politieke propagandamachine volop voor zowel voor- als tegenstanders van een basisinkomen. In de media werd gemeld dat een geruchtmakend experiment met een ‘basisinkomen’ in Finland gestopt was, omdat politici de voorkeur gaven aan inkomensafhankelijke uitkeringen ongeveer zoals de Britten dat aanpakken (een stuk agressiever dus).[1]

In feite zal het Finse experiment pas stoppen in 2019, wat geheel volgens plan is, zoals we nu weten. Eventuele conclusies worden pas gepubliceerd nadat de trial is beëindigd. Niemand, noch de voorstanders noch de tegenstanders, zouden dit voorbeeld dus moeten gebruiken om punten te scoren in het debat.

Niettemin lijkt de tijd rijp voor een diepgaander en evenwichtiger discussie over de vraag of we überhaupt moeten aandringen op omslachtige trials met het basisinkomen. Kunnen beperkte experimenten ons eigenlijk iets nuttigs vertellen over wat de invoering van een echt universeel en permanent basisinkomen betekent?

juiste vragenNet zoals veel anderen was ik enthousiast over de nieuwe experimenten, die over de hele wereld uitgevoerd worden. In februari was er een geweldige ‘Basisinkomen-dag’, georganiseerd door de London School of Economics met sprekers over geldtransfer programma’s in Finland, India, Canada, Namibië, Kenia, Oeganda, Rwanda, Servië, Iran, Schotland en Nederland. Aan dit rijtje kunnen we ook het al langer bestaande dividend voor alle inwoners van Alaska aan toevoegen. Dit dividend wordt jaarlijks uitgekeerd door het Alaska Permanent Fund. Daarnaast zijn er nog enkele geïsoleerde particuliere experimenten, waar in Amerika aan gewerkt wordt. Dit is allemaal erg opwindend voor diegenen, die vurig geloven in het basisinkomen, omdat we ervan uitgaan, dat als we maar genoeg experimenten opzetten, de enorme voordelen van een universeel basisinkomen (UBI) al snel vanzelfsprekend zullen zijn.

Ik vind echter dat we dit moment moeten gebruiken om een debat te voeren en onze aandacht heel precies scherp moeten stellen. Trials zijn hèt sleutelmoment, het moment van de waarheid, waarop het echt menens wordt tussen de fundamentele principes van een UBI en de hopeloos rommelige wereld van de herverdeling van overheidsinkomsten.

Wat we ook doen, we kunnen er zeker van zijn dat de resultaten sterk politiek gekleurd zullen zijn en indien slecht begrepen, zouden experimenten zelfs gebruikt kunnen worden om de publieke opinie tegen een basisinkomen op te zetten. Wat het nog erger maakt, is dat de meeste politici alleen uit zijn op snelle politieke resultaten. Zij zullen er niet voor terugdeinzen om een eigen draai te geven aan plannen voor een trial als dat beter past bij hun eigen agenda, zoals duidelijk het geval was met het Kela-experiment in Finland.

Als we een helder debat willen over wat we kunnen en willen bereiken met toekomstige trials, dan moeten we enkele van de volgende realiteiten onder ogen zien:

  1. Ieder experiment met een basisinkomen vertoont vanaf het begin fundamentele manco’s. Geen enkele in tijd beperkte proef kan de enorme metamorfose en veranderingen nabootsen, die het gevolg zijn van het doorvoeren van een universeel basisinkomen in een bestaande economie. Het hoogst haalbare dat we kunnen bereiken met de trials is het veranderen van individuele prikkels voor een zeer klein aantal deelnemers aan de experimenten. Deze zeer persoonlijke stimuli zullen uitsluitend getoetst worden op een banenmarkt en in een lokale economie, die precies hetzelfde zal zijn als op dit moment, wat voor de gemeenschap direct veel van de grootste pluspunten van een echt basisinkomen teniet doet. We kunnen echt niet verwachten dat de resultaten van een proefproject ingrijpende veranderingen zullen laten zien, als we niet tegelijkertijd een omvangrijke transformatie van onze economie tot stand brengen.
  2. Zelfs de individuele gedragseffecten van een basisinkomen kunnen niet naar behoren nagebootst worden in een tijdgebonden proef. Stel je even iemand voor, die al een ruime werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft in Finland. Hoeveel van hen zouden serieus overwegen om dit inkomen voor langere tijd op het spel te zetten door tijdens een 24 maanden durend experiment een onzekere of laagbetaalde baan aan te nemen? Deelnemers weten maar al te goed dat de financiering voor het project waarschijnlijk aan het einde van de regeling wordt ingetrokken (wat zoals gezegd volgend jaar [2019] in Finland zal gebeuren). Het gevolg zou zijn dat ze vast komen te zitten in een onzekere baan zonder toekomstperspectief, terwijl ze financieel maar weinig beter af zijn dan met een uitkering. We kunnen niet verwachten dat een kortdurend experiment de negatieve prikkels van de ‘armoedeval’ kan wegnemen. Alleen een duurzaam basisinkomen kan dat.
  3. Experimenten worden herhaaldelijk neergesabeld door politici, die zich alleen druk maken om maatregelen die werklozen dwingen om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan – precies wat er in Finland is gebeurd!Toch is de officiële werkloosheid in de meeste G20-economieën slechts enkele procenten. Degenen die het meest van een toekomstig basisinkomen zullen profiteren zijn niet de werklozen, maar laagbetaalde werknemers met een ondermaats of onzeker inkomen. De vraag wat deze mensen met zulke banen zouden doen met een extra maandelijkse betaling bovenop hun bestaande inkomen, is waarschijnlijk de belangrijkste vraag, die beantwoord moet worden. Maar toch sluiten veel experimenten juist deze groep helemaal uit.
  4. Voordat we de vele voordelen van een basisinkomen echt op de juiste waarde kunnen schatten, moeten we ons economisch denken en onze doelen veranderen. Economen en politici zijn nog steeds verknocht aan verouderde ideologieën over de groei van het BBP (Bruto Binnenlands Product) en arbeidsproductiviteit.[2] De enige maatstaven voor succes waarin zij geïnteresseerd zijn, zijn traditionele doelstellingen als arbeidsparticipatie en economische output.Maar deze criteria zijn volkomen blind voor het maatschappelijk nut op de langere termijn van het geven van een basisinkomen aan verzorgers thuis, of volwassen studenten op de universiteit. Ze hechten geen waarde aan de eigen verantwoordelijkheid van burgers, die zelf hun keuzes wat betreft werk willen maken en die niet iedere baan willen pakken, die ze kunnen krijgen om te overleven. Totdat we duidelijke normen voor sociaal kapitaal en betrokkenheid in onze lokale gemeenschappen hebben, kunnen experimenten met een UBI alleen beoordeeld worden aan de hand van doelen uit de 20ste eeuw, die weinig relevantie hebben voor de lotsverbetering van mensen in de 21ste eeuw.

 

Gezien al deze obstakels, wat moet de conclusie zijn met betrekking tot de basisregels voor het ontwerp van toekomstige experimenten?
Ten eerste moeten we afscheid nemen van het idee dat op de één of andere manier een kleinschalige proef, die ook nog beperkt in tijd is, een zinvol experiment kan zijn voor een echt basisinkomen. Het is domweg niet mogelijk om in een trial de volledige effecten van een dergelijke enorme verandering, die aan de fundamenten van onze economie rammelt, te repliceren.

juiste vragenOp z’n best kunnen we met deze experimenten met een UBI op Madurodam-formaat – een miniatuur stadje waar de treinen eindeloos op tijd rijden – nuttige inzichten in logistieke kwesties krijgen.[3] Antwoord op vragen omtrent veiligheids- en identiteitscontroles, hoe om te gaan met deelnemers die geen toegang hebben tot bankrekeningen (met name in landen met lage inkomens), hoe om te gaan met overlappingen met bestaande uitkeringen, de overlap met gezondheidszorgvoorzieningen, enzovoort. Deze praktische inzichten zullen nuttig zijn, maar we mogen nooit voetstoots aannemen dat we – door de resultaten van deze experimenten te generaliseren – alle potentiële toekomstige baten van een universeel basisinkomen leren kennen.

In plaats daarvan moeten we ons veel duidelijker richten op het ontwerpen van projecten, die nauwkeurig omschreven en specifieke vragen kunnen beantwoorden. Als het bijvoorbeeld de bedoeling is geweest om aan te tonen dat een basisinkomen de negatieve prikkels om werk te zoeken kan ondervangen – veroorzaakt door de inkomensafhankelijke uitkeringen in Finland – dan hadden ze een heel andere aanpak kunnen kiezen. Geef ten eerste werklozen, die al genieten van vrij gulle uitkeringen in Finland, geen nieuw geld om het hen nog gemakkelijker te maken. Zet het experiment niet zo op dat de deelnemers weten dat ze na 24 maanden, wanneer het programma eindigt, dat extra geld hoogstwaarschijnlijk zullen verliezen, waardoor ze mogelijk slechter af zijn dan daarvoor.

Een veel beter idee zou zijn geweest om te garanderen dat eventuele bestaande uitkeringen, die ze vóór het experiment ontvingen, gedurende de volgende tien jaar bijgepast en gehandhaafd zullen worden, ongeacht eventuele extra inkomsten, die ze in die tijd zouden verdienen. Dit is natuurlijk geen basisinkomen. Het kan echter de eventuele voordelen van een basisinkomen inschatten door de gevolgen van de inkomenstoets en de negatieve prikkel, die ervan uitgaat om werk te zoeken, teniet te doen.

Andere aandachtsgebieden kunnen specifieke projecten zijn, die extra inkomsten opleveren voor laagbetaalde werknemers, opnieuw gedurende de langst mogelijke periode (minstens 5-10 jaar). Hoe reageren zij? Gaan zij minder uren werken, van baan veranderen, een bedrijf starten, gaan zij meer tijd besteden aan onderwijs of blijven zij thuis om voor het gezin te zorgen?

juiste vragen

G20-landen: de donkerblauwe landen zijn individueel lid van de G20. De lichtblauwe landen worden door de Europese Unie vertegenwoordigd, maar zijn niet individueel lid. De paarse landen zijn permanente gasten van de G20.

Het analyseren van veranderingen in de verdien- en bestedingspatronen van huishoudens uit deze groep (met inbegrip van effecten op spaargelden of schulden van gezinnen) door de invoering van een toekomstig basisinkomen kan ook interessante gevolgen voor armoede aan het licht brengen. Met behulp van deze resultaten zouden we vervolgens kunnen berekenen wat de echte economische multiplier (vermenigvuldigingsfactor) van het geld verkregen middels het basisinkomen zou zijn (economische opbrengst van iedere geïnvesteerde euro, pond of dollar). We kunnen zeker verwachten dat de uitkomst verhoudingsgewijs veel hoger ligt dan bij kwantitatieve verruiming, of door verlaging van de vennootschapsbelasting, die gretig zijn toegepast in de meeste G20-landen.

Bij de opzet van de experimenten moeten ook de lokale economische omstandigheden nauwlettend in acht genomen worden. De aanpak voor een land als Finland, dat al zeer goede niveaus van herverdeling van de overheidsinkomsten kent, zal duidelijk heel anders zijn dan dat op het Indiase platteland. Een land als het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft al gratis universeel onderwijs (ten minste tot 18 jaar) en gratis universele gezondheidszorg, maar kampt met uitzonderlijk hoge huisvestingskosten. Het VK zou aan de financiering van betaalbare woningen een even grote prioriteit kunnen geven als aan het UBI. Daarentegen hebben de meeste niet-stedelijke gebieden van Amerika geen woningnood, maar bij hen is er geen sprake van bekostiging van basisgezondheidszorg en onderwijsprogramma’s, dus kunnen zij prioriteit geven aan deze universele diensten voordat zij een UBI introduceren. Al deze lokale sociale en economische factoren hebben ongetwijfeld grote invloed op het voorspelde gedrag van individuen wanneer door de experimenten hun motieven veranderen.

Hoewel de principes van het basisinkomen overal ter wereld hetzelfde zijn, moet de inrichting van de experimenten zeer zorgvuldig afgestemd worden op de lokale context. Het is onwaarschijnlijk dat de resultaten rechtstreeks, dat wil zeggen zonder grote aanpassingen, kan worden overgedragen naar andere landen. Er zijn nog veel meer onderzoeken nodig om de meest efficiënte vorm van een universeel basisinkomen te ontwikkelen. Het succes van deze projecten zal echter afhangen van het stellen van zeer gerichte vragen om vervolgens – één vraag per keer – een goed gecontroleerde trial op te zetten om deze vragen te beantwoorden. Als eenmaal al deze inzichten van over de hele wereld samengebracht zijn, kunnen we eindelijk duidelijk maken, ondersteund door bewijsmateriaal, wat een basisinkomen kan betekenen voor de mondiale wedloop en hoe deze er het beste uit kan zien.

Volgens mij moeten we de veronderstelling, dat experimenten althans de veralgemeniseerde resultaten ervan, de belangrijkste weg naar de implementatie van een basisinkomen zijn, loslaten. Geen enkel land is in staat om van de ene op de andere dag over te stappen naar een volledig UBI op het niveau van een leefbaar inkomen.

Een veel kansrijker scenario is om op kleine schaal te beginnen met het invoeren van regelingen, gebaseerd op het beginsel van reguliere dividenduitkeringen, dat wil zeggen op een bescheiden niveau en voor iedere burger.

Na verloop van tijd kan dit systeem geleidelijk uitgebreid worden door geselecteerde sociale zekerheidsuitkeringen, belastingvoordelen en uiteindelijk meer grootscheepse programma’s voor de herverdeling van rijkdom te integreren.

In de loop van een aantal jaren zal het waarschijnlijk zo ver zijn. Er kunnen ontelbare studies gedaan worden naar de economische en sociale effecten van het ‘burgerdividend’ als de waarde van deze betalingen stijgt.

Het voordeel van deze aanpak is dat er geen langdurige experimenten gestart hoeven te worden. De politieke wil om te beginnen met programma voor de introductie van een basisinkomen is genoeg. Deze strategie kan ons inderdaad zelfs doen twijfelen aan ons belangrijkste doel: ijveren voor meer UBI-trials.
Onze energie kan zich beter eerst richten op het vaststellen van het principe van universele basisinkomens, misschien door omwille van het milieu te pleiten voor een heffing op “koolstof en dividend”. Maar dat is een heel ander verhaal.

Dit stuk verscheen eerder onder de titel ‘Trialling basic income: A help or a hinderence? Every basic income trial is fundamentally flawed before it starts’ op Medium.com, een site voor nieuws en artikelen van schrijvers, die pleiten voor de invoering van een basisinkomen in het Verenigd Koninkrijk.

juiste vragenAuteur: Robert Bruce, schrijver van het ebook ‘The Global Race’, www.TheGlobalRace.net

Vertaling en bewerking: Florie Barnhoorn

Foto’s

 


 
1. In de originele Engelstalige tekst staat meestal het woord ‘trial’. Waarschijnlijk duidt de auteur op een randomized controlled trial (of randomized control trial; RCT), een wetenschappelijk experiment waarbij de onderzoeker alle – of in ieder geval zoveel mogelijk – variabelen beheerst. Een belangrijk onderdeel van deze onderzoeksopzet is de controlegroep. In de dagelijkse praktijk is een ‘zuivere’ RCT bijna onmogelijk. In zijn artikel maakt de auteur overigens niet duidelijk wat hij onder een ‘trial’ verstaat. In de vertaling heb ik het woord ‘trial’ gebruikt, ‘proef(project)’ of ‘onderzoeksopzet’, maar meestal ‘experiment’ omdat deze omschrijving in Nederland vaak gebruikt wordt voor een proefproject met een vorm van basisinkomen.↩

2. Meer lezen? Zie bijvoorbeeld hier.↩

3. Madurodam is vernoemd naar George Maduro, een Joodse rechtenstudent uit Curaçao, die tegen de nazi-bezettingsmacht vocht als lid van het Nederlandse verzet en stierf in het concentratiekamp Dachau in 1945. In 1946 ontving Maduro postuum de Riddermedaille Vierde Klasse van de Militaire Willems-Orde, de hoogste en oudste militaire onderscheiding in het Koninkrijk der Nederlanden, vanwege de moed die hij tijdens de Slag om Nederland tegen Duitse troepen had getoond. Na de oorlog schonken zijn ouders het beginkapitaal voor de bouw van Madurodam.↩

Het bericht Experimenten met een basisinkomen: hulp of hindernis? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Obama omarmt een universeel basisinkomen

Tijdens de jaarlijkse Nelson Mandela lezing doet voormalig president Obama enkele suggesties ter verbetering van deze ‘vreemde en onzekere tijden’. Eén daarvan is een universeel basisinkomen.

In zijn eerste grote toespraak sinds zijn aftreden, heeft voormalig president Barack Obama het idee van een universeel basisinkomen omarmd.

Tijdens het uitspreken van de jaarlijkse Nelson Mandela-lezing in Zuid-Afrika op dinsdag 17 juli, stelde Obama voor om een ‘gegarandeerd inkomen’ in te voeren als een middel om wat hij noemde ‘enorme ongelijkheden’ in rijkdom, onderwijskansen en veiligheid tussen verschillende sociaaleconomische groepen te verminderen.

“Een baan biedt niet alleen geld,” zei Obama, “het biedt ook waardigheid en structuur, een besef van plaats en het gevoel zinvol bezig te zijn. We zullen nieuwe manieren van denken moeten ontwikkelen om deze problemen het hoofd te kunnen bieden, zoals een universeel inkomen, een herziening van onze werkweek, hoe we onze jongeren scholen, hoe we tot op zekere hoogte van iedereen een ondernemer maken. We zullen de economie moeten veranderen, als we de democratie weer op het goede spoor willen krijgen.”

Hij riep de rijken ook op om steun te verlenen aan het verhogen van de belastingen: “Je hoeft geen gelofte van armoede af te leggen, zeg gewoon ‘laat me een paar van deze mensen helpen’.”

Het originele artikel stond dinsdag 17 juli 2018 in De Week met als titel Obama: Consider a universal basic income

Hier de volledige tekst van de lezing (Engels).

Vertaling en bewerking: Florie Barnhoorn, 18 juli 2018

Het bericht Obama omarmt een universeel basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Het basisinkomen als mensenrecht – Olli Salvatore

Olli Salvatore proclameert het basisinkomen als mensenrecht en als absolute noodzaak om bestaanszekerheid voor iedereen veilig te stellen, nu de robotisering snel de ouderwetse betaalde arbeid overbodig gaat maken.

In zijn essay (HET BASISINKOMEN ALS MENSENRECHT – SLIM INVESTEREN IN DE TOEKOMSTIGE ROBOTECONOMIE) beschrijft hij de onvermijdelijk doorzettende robotisering en automatisering, die zal leiden tot steeds minder betaalde arbeid en daarmee tot grote onrust. En mogelijk zelfs tot burgeroorlog als we niet in staat zijn de meerwaarde die deze de robots en automaten produceren, te verdelen over de hele bevolking en niet alleen ten goede laten komen van een kleine elite. De stelling dat er niet als bij vroegere innovaties veel nieuwe banen bij zullen komen en het dus allemaal wel los zal lopen, gaat er bij hem niet in. Daar komt bij dat ook het toenemende milieubewustzijn de vroeger populaire vlucht naar voren van steeds meer productie en consumptie steeds minder mogelijk maakt.

Naast deze hoofdlijn heeft de auteur veel interessante observaties en opvattingen, waar je het mee eens kunt zijn of je tegen af kunt zetten.
Bijvoorbeeld dat zoiets als de Europese Unie een zeer waardevol idee is en zelfs noodzakelijk om ons deel van de wereld een blijvende positie te laten houden bij het geopolitieke geweld om ons heen. Maar helaas ook dat de huidige politieke en bestuurlijke leiding er een potje van maakt zodat steeds meer mensen een afkeer krijgen van alles wat Europa heet.
Hij heeft daarover eerder (2014) een boek geschreven (De redding van Europa) en meldt dat op dit moment Trump nauwgezet de adviezen opvolgt die hij toen tevergeefs aan de Europese Commissie heeft verschaft.
Hij voorspelt ook dat, mede door het gedrag van de vertegenwoordigers van het systeem, de parlementaire democratie steeds meer uitgehold raakt en steeds meer dictatoriaal ingestelde leiders aan de macht zullen komen.
Bijna komisch is zijn betoog dat als gevolg van de emancipatie de westerse man steeds meer een slaafs huishoudhulpje wordt van een bazige vrouw. Maar die krijgt steeds meer genoeg van de mede door haar zelf gecreëerde angsthazen en zoekt  steeds meer bij mannen uit één stuk zoals sommige allochtonen. Prostitutie mag ook steeds minder, dus de westerse man zal zich moeten behelpen met een robot….

Over hoe we het basisinkomen voor elkaar moeten krijgen, is het boek niet helemaal duidelijk.
Zo wordt aan het slot basisinkomen simpelweg als mensenrecht geponeerd. De wereldleiders moeten dat toevoegen aan Verklaring voor de Rechten van de mens. En normatieve uitspraak waar ik het graag mee eens ben, maar hoe krijg je ze zo ver en wat helpt het als dit een keer is opgeschreven?
Een oplossing aan het andere uiterste is een advies aan iedereen om zelf verstandig te investeren in een toekomst die is weggelegd voor robots. Zorg voor een eigen robot, of als dat niet kan, beleg in robotica. Mijn kanttekening daarbij: als je daar succes in hebt, behoor je tot de nieuwe elite maar los je het probleem niet op voor degenen die niet mee kunnen in dit advies!
Een derde suggestie is de invoering van een basisinkomen voor iedereen die twintig jaar gewerkt heeft.  Dat moet dan gefinancierd worden via een wettelijk robotdividend.
De auteur geeft ook als optie dat dit systeem vrijwillig gekozen kan worden naast het huidige bestaande systeem.
Elders noemt Olli Salvatore nadere voorwaarden om dat basisinkomen te krijgen, zoals minstens tien jaar fulltime in Europa hebben gewerkt, perfect geïntegreerd zijn. Rokers, alcoholisten drugsgebruikers gokverslaafden en mensen met een strafblad komen niet in aanmerking.
Hoe het met degenen die zijn uitgesloten verder moet, wordt niet uitgewerkt.

Kortom, een boek met interessante  gedachten en met aangrijpingspunten voor een stevige discussie.

Nadere informatie over de opvattingen en de ambities van auteur zijn te vinden op de website www.basisbeweging.info (Basisbeweging – Voor het Basisinkomen en Gelijke Rechten voor Mannen en Vrouwen).

Reyer Brons, 17 juli 2018

 


Het basisinkomen als mensenrecht. Slim investeren in de toekomstige roboteconomiie Boek omslag




Het basisinkomen als mensenrecht. Slim investeren in de toekomstige roboteconomiie





Olli SAlvatore





non-fictie




Brave New Books




april 2018




Paperback. E-book




107




9789402176049




€ 20, E-book € 8




Reyer Brons


Steeds meer mensen verliezen hun baan door automatisering en robots die hetzelfde werk sneller doen, beter en vooral goedkoper. Binnenkort lijkt geen enkele job nog veilig voor de opmars van robotica. We staan immers aan de vooravond van een nieuwe industriële revolutie die haar climax zal bereiken op het moment dat robots ‘zelflerend’ worden. Spoedig dreigen zij de mens voorbij te streven, zowel qua intelligentie als handigheid. Wie gaat er dan voor ons inkomen zorgen, als we niet meer voldoen aan de eisen die de arbeidsmarkt aan ons stelt? Paradoxaal genoeg beweren politici dat we langer aan het werk moeten blijven om te kunnen genieten van een pensioen. Hoe valt dit te rijmen?
In dit leerzame essay bepleit de auteur de invoering van het basisinkomen en treedt hij als eerste naar buiten met een plan om dit betaalbaar te maken: Namelijk door het volk te laten delen in de winst die robots genereren. Zijn kernboodschap is dat we robotisering niet moeten zien als een bedreiging maar juist als een kans om vervroegd te stoppen met werken. In 2014 debuteerde hij met ‘De Redding van Europa’, een boek over geopolitiek. In de media is hij gekend van optredens bij Café Weltschmerz.

Het bericht Het basisinkomen als mensenrecht – Olli Salvatore verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Het mysterie van de gigantische vermogensongelijkheid

vermogensongelijkheid

 

 

De enorme vermogensongelijkheid in ons land geeft te denken, schrijft Joop Böhm. Nergens anders dan in ons land leiden zulke gelijke inkomens tot zulke ongelijke vermogens! Die ongebreidelde vermogensongelijkheid is in feite een brevet van onvermogen voor onze politici.

 

 

De Volkskrant kwam op woensdag 4 juli 2018 met een artikel, geschreven door Piet Rietman, dat begint met: “Piketty en Klaver wisten ooit het onderwerp goed aan te zwengelen, maar nu is het al even stil rond de vermogensongelijkheid. Terwijl de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, onlangs een ongemakkelijk feit presenteerde: na de Verenigde Staten heeft Nederland de grootste vermogensongelijkheid van alle westerse landen. En dat terwijl we qua inkomensongelijkheid een middenmoter zijn.” Hij roept daarom op tot actie: “Met enkele bescheiden ingrepen in onze economie kunnen we daar wat aan doen”, laat hij weten. Hij noemt er drie:

  1. Belast erfenissen zwaarder;
  2. Zorg voor hogere lonen;
  3. Maak de vermogensrendementsheffing progressiever.

 
Nu is er iets raars aan ‘het feit’ dat de vermogensongelijkheid hier zo groot is en de inkomensongelijkheid zo klein. Dat vraagt om een verklaring. Immers: vermogen
wordt opgebouwd uit inkomsten. Zijn de inkomsten laag, dan kan je daar geen hoog
vermogen mee opbouwen!
Is het zwarte geld circuit in ons land in vergelijking met andere landen misschien zo groot? Of wordt het veroorzaakt door fiscale cadeautjes die door lobbyisten worden voorgekauwd en maar al te gretig door de overheid als beleid worden aanvaard? Het voorbeeld van de af te schaffen dividendbelasting ligt ons nog vers in het geheugen. Maar misschien ook is gewoon het belastingstelsel te ingewikkeld zodat toepassing en handhaving van de regels de afgeslankte belastingdienst boven het hoofd is gegroeid.

In dit verband zou ik een vierde punt aan die van Piet Rietman willen toevoegen:

4. Voer een Universeel Basisinkomen (UBI) in om het belastingstelsel drastisch te versimpelen.

Als voorbeeld zou men kunnen uitgaan van

  • Uitbetaling van een UBI als negatieve belasting, te weten een vast maandelijks bedrag aan iedere volwassene dat hoog genoeg is voor een onbekommerd bestaan (1.500 euro?) plus voor elke jongere bijvoorbeeld 20% daarvan;
  • Inkomsten worden belast met een vlaktaks van 40% plus 30% over inkomsten boven modaal.

 

Er wordt ons vaak voorgehouden dat we leven in een democratische rechtsstaat, maar de praktijk leert ons dat dat niet klopt.

In een democratie zet de overheid zich in voor het welzijn van de bevolking. De sterkste schouders dragen daarbij de zwaarste lasten. Een democratische overheid zal de zwakkeren in de samenleving beschermen en mensen hoop geven in plaats van angst inboezemen.

In een rechtsstaat mag men van de overheid verwachten dat beloften worden waargemaakt. Mensen die hun loopbaan hadden gestoeld op een baan bij de overheid zien hun welvaartsvaste pensioen vervliegen. De overheid neemt zelfs niet de moeite de ambtenaren van eertijds een waardevast inkomen te garanderen. Korten op het pensioen wordt zelfs niet uitgesloten! Wat hebben de brave lieden misdaan? Waarom worden ze zo harteloos gestraft? Waarom wordt het
recht met voeten getreden?

vermogensongelijkheidDe grootste politieke partij, de VVD, blijkt, in tegenstelling tot de naam, geen volkspartij. Burgers wordt geen vrijheid gegund. Integendeel, ze worden 155 jaar na afschaffing van de slavernij tot loonslaaf gemaakt. Democratie, een regering van, voor en door het volk, staat ver af van het door de partij beoogde doel.

D66, de regeringspartij die een progressief beleid zegt voor te staan, is haantje de voorste als het gaat om afschaffing van het referendum. In Zwitserland fungeert deze volksraadpleging naar behoren maar ons land loopt qua politieke innovatie bedroevend ver achter.

Van het CDA en de CU, de beide Christelijke partijen in de coalitie, zou je mogen verwachten dat ze een christelijk beleid nastreven, maar de praktijk wijst anders uit. Mij werd destijds geleerd: Geloof gaat om vertrouwen. Vertrouwen dat er straks een nieuwe wereld komt. Moeite, pijn en lijden zullen voorbij zijn en de wetten van het koninkrijk van God zullen gelden: liefde, zorg voor elkaar, eerlijkheid, rechtvaardigheid, enz. Alles wat Jezus ons heeft voorgedaan.

Ik denk dat Jezus het Universeel Basisinkomen in gedachte had!

Joop Böhm
Amersfoort, 7 juli 2018

Foto’s
– portemonnee CC Pixabay
– construction worker CC Flickr.com, Alan Kotok

Het bericht Het mysterie van de gigantische vermogensongelijkheid verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Vereniging Basisinkomen contributie 2018 herinnering

We zijn inmiddels halverwege het jaar 2018 gekomen. Tijd voor een eerste herinnering
aan het feit dat de vereniging ook dit jaar van alle leden een bijdrage verwacht. Als je je
contributie al betaald hebt dan wil ik je daarvoor graag bedanken en mag je dit bericht
verder negeren.

Meer dan 70 van leden hebben al een of meer betalingen gedaan voor de contributie van
2018. Er is inmiddels een bedrag van meer dan € 2000,- binnengekomen. Er is door mij
nog geen persoonlijke oproep verstuurd aan de nog niet betalende leden om de contributie
te betalen voor het lopende jaar. Dat zal ik na de vakantie oppakken.

Langs deze weg alvast een algemene oproep aan de leden die nog geen contributie
hebben betaald voor het lopende jaar om dit zo spoedig mogelijk te doen.

Voor leden die daarmee gelijk aan de slag willen gaan nog de gegevens:

  • Het lidmaatschapsbedrag is € 36,- per jaar
  • Mensen met een minimum inkomen betalen € 12,- per jaar
  • Zij die een inkomen van tweemaal modaal of meer hebben worden verzocht om jaarlijks
    € 60 over te maken

Wie meer kan bijdragen vragen wij dit zo veel als mogelijk te doen.

Met je bijdrage ondersteun je het idee van een basisinkomen. Het lidmaatschap van de
vereniging geeft je stemrecht op de vergaderingen, het recht op deelname aan alle
discussies en toegang tot de ledenforums.

Het rekeningnummer van de Vereniging Basisinkomen is:
IBAN: NL52TRIO 0391 2270 68, BIC: TRIONL2U

Alvast mijn hartelijke dank voor je bijdrage.

PS : Er loopt nog steeds een actie waarbij nieuwe leden een gratis exemplaar van het
boek ‘Gratis Geld’ van Rutger Bregman ontvangen. Wellicht ken je nog iemand die lid wil
worden.

Marten Kramer
Penningmeester

Het bericht Vereniging Basisinkomen contributie 2018 herinnering verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Bijeenkomst Basisteams 2018

Een keer per jaar komen we als bestuur samen met alle basisteams. Om te bespreken wat
goed loopt en wat beter kan. Dit jaar op zondag 14 oktober van 13 tot 16 uur in het Emma
Centrum in Utrecht. Schrijf het alvast in je agenda.

We stellen voor om anderhalf uur over de basisteams te spreken en anderhalf uur over de
beste invoeringsstrategie van het basisinkomen. Uw voorzitter geeft de aftrap voor die
discussie omstreeks 14.30. Uiteraard zijn alle leden welkom.

Het bestuur heeft ook vastgelegd wie de aanspreekpunten zijn voor de basisteams:

  • Alexander de Roo: Amsterdam, Eindhoven & Den Haag/Zoetermeer
  • Marten Kramer: Utrecht
  • Hilde Latour: Rotterdam & Maastricht
  • Jan Atze Nicolai: Leeuwarden & Smallingerland
  • Sander Weijers:  Nijmegen & Arnhem
  • Willem Gielingh: Groningen, Assen & Zwolle

 

De betreffende personen zijn te bereiken via ons contactformulier bestuur of contactformulier basisteams

Het bericht Bijeenkomst Basisteams 2018 verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Actiebijeenkomst Noord-Duitsland: Flensburg gaat voor basisinkomen.

Op de onlangs in Hamburg gehouden bijeenkomst van onze Duitse zusterorganisatie Netzwerk Grundeinkommen[1] hebben 50 activisten uit Noord Duitsland acte de presence gegeven[2]. Simone Lange de SPD burgemeester van Flensburg vertelde van haar inzet om in Flensburg een breed experiment met basisinkomen van de grond te krijgen[3]. Haar gemeenteraad heeft ze mee, maar de benodige 60 miljoen euro voor het vierjarige experiment nog niet. Daarom organiseert ze eerst een internationaal congres in oktober om over de experimenten in andere landen te berichten.

De activisten zijn behalve voor het basisinkomen ook actief in de vakbeweging, SPD, die Linke ( een soort SP) en in die Gruenen. De discussies gaan moeizaam. Het arbeidsethos is nog sterk in Duitsland en er was niet een grote nationale discussie in de jarentachtig en negentig zoals in Nederland. Ondergetekende vertelde over de experimenten in Nederland.


Op de bijeenkomst vertelde Alexander de Roo (voorzitter Vereniging Basisinkomen, oud europarlementarier en GroenLinks lid) dat het tweeeneenhalf jaar geduurd heeft voordat de Tweede Kamer (behalve VVD en PVV) de regering opdrachf gaf om de experimenten mogelijk te maken. Ook vermeldde hij dat in het concept regeringsprogramma van VVD, CDA, D66 en GroenLinks stond dat alle gemeenten de vrijheid zouden krijgen om te experimenteren…, maar zoals bekend is deze coalitie niet tot stand gekomen.

Onze zusterorganisatie groeit langzaam en heeft nu 5.000 directe leden. Tevens hebben 130 organisaties zich aangesloten bij het Netzwerk grundeinkommen.

Het bericht Actiebijeenkomst Noord-Duitsland: Flensburg gaat voor basisinkomen. verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.