Hardnekkige weerstanden tegen het basisinkomen

Waar komt die hardnekkige tegenstand tegen het basisinkomen vandaan? Welke motieven zitten daarachter en welke belangen spelen daarbij een rol?
Hieronder een poging om de tegenkrachten m.b.t. een basisinkomen op een rij te zetten.
In willekeurige volgorde.
Het is niet de bedoeling van dit stuk om de tegenkrachten te ontzenuwen of te bevechten, maar om rekening te kunnen houden met bestaan ervan bij pogingen om de discussie over het basisinkomen op een effectievere wijze te kunnen voeren.

Vakbonden

Vakbonden houden graag vast aan de klassieke verhoudingen in de polder, omdat zij bang zijn voor verlies van hun bestaande maatschappelijke machtsposities wanneer de arbeidsmarkt wordt gemoderniseerd.Een basisinkomen kan ervoor zorgen dat hun strijd voor werknemersbelangen minder noodzakelijk wordt. Zeker als bij een voldoende hoog basisinkomen de arbeidsmarkt verder zal worden geliberaliseerd, lijkt er weinig over te blijven om voor te strijden.
Cao’s geven vakbonden in het bijzonder veel macht, maar een basisinkomen zou het belang van cao’s wel eens kunnen ondermijnen.
Daar komt bij dat de factor arbeid geleidelijk minder belangrijk lijkt te worden vanwege automatisering/robotisering, waardoor de activiteiten van vakbonden minder belangrijk zouden kunnen worden, waarbij een basisinkomen het belang van een arbeidzaam leven nog eens verder zou kunnen ondergraven.
De grotere vrijheid van mensen om werk te aanvaarden dat ze naar inhoud en vorm al of niet bevalt biedt minder aanknopingspunten voor bemiddeling van vakbonden.
Vrijere arbeidsverhoudingen tussen werkgevers (c.q. opdrachtgevers) en werknemers (c.q. zelfstandigen) zijn vakbonden een doorn in het oog. Zij denken dat werknemers/zelfstandigen zonder hun bemoeienis altijd het onderspit zullen delven.
Maar met een onvoorwaardelijk basisinkomen dat ruim genoeg is om ‘neen’ te kunnen zeggen tegen werkgevers is het de vraag of die opvatting ook dan nog geldig is.
Vermoedelijk vrezen vakbonden dat het antwoord op die vraag negatief is, daarom tonen ze zich tamelijk terughoudend in het debat over het basisinkomen. Het is wel een dilemma voor ze, want het is niet moeilijk in te zien dat een basisinkomen een oplossing biedt voor vele problemen op de arbeidsmarkt waar zij momenteel strijd over voeren. Misschien telt voor vakbonden ook mee dat ze niet goed kunnen overzien wat een basisinkomen allemaal teweegbrengt en waar de vakbondsstrijd dan over zou moeten gaan.

Dit alles neemt niet weg dat ook binnen vakbonden wordt nagedacht over modernisering van de arbeidsverhoudingen, over het groeiende belang van zelfstandigen, over nieuwe vormen van dienstverlening van vakbonden in de moderne arbeidsmarkt en daarin kan een discussie over het basisinkomen waarschijnlijk een positieve rol spelen.

 

Werkgeversorganisaties

Werkgeversorganisaties ontlenen een deel van hun machtspositie aan de huidige verhoudingen in de polder. Met de invoering van een basisinkomen zou die positie minder belangrijk kunnen worden.
Cao’s geven werkgeversorganisaties grip op werknemers. Natuurlijk zijn zij niet altijd blij met de concessies die aan vakbonden moeten worden gedaan, maar zodra dat is geregeld hebben ze hun werknemers weer aan banden gelegd.
Een vrijere arbeidsmarkt die wordt gestut met een basisinkomen geeft werknemers/opdrachtnemers een sterkere positie tegenover werkgevers/opdrachtgevers.
Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat allerlei laagbetaalde arbeid onder relatief slechte arbeidsomstandigheden niet langer mogelijk is. Aan de andere kant wordt er waarschijnlijk ook allerlei betaalde arbeid mogelijk die voor werkgevers momenteel te duur is, hetgeen zowel werkgevers als werknemers nieuwe kansen biedt.
Invoering van een basisinkomen zorgt hoe dan ook voor de nodige onzekerheid m.b.t. toekomstige arbeidsverhoudingen.
Een ander aspect is dat werkgevers bevreesd zullen zijn voor de fiscale consequenties van een basisinkomen. In hoeverre zullen zij de lasten hiervan moeten dragen? Lagere loonkosten zullen wellicht niet opwegen tegen een lastenverhoging als gevolg van de invoering van een basisinkomen.

Werkgevers zijn altijd wel bereid om na te denken over een modernisering van de arbeidsmarkt en zij zien ook wel in dat steeds meer flexibele arbeid tegen zo laag mogelijke tarieven uiteindelijk slecht uitpakt voor de economie als geheel. Het basisinkomen zou in dat denken best een rol kunnen gaan spelen.

 

Politieke partijen

Voor politieke partijen geldt dat een basisinkomen in de meeste gevallen indruist tegen hun bestaande ideologie. Veel rechtse zowel als linkse partijen vinden dat mensen moeten werken voor hun geld (hoewel ze dat standpunt niet laten gelden voor renteniers) en dat uitkeringen hoogstens bedoeld zijn ter overbrugging van een periode waarin het arbeidsinkomen tekortschiet.
Die ideologie verschafte ze tot nu toe een machtsbasis, hoewel die tegenwoordig behoorlijk onder druk is komen te staan wegens de opkomst van nieuwe politieke partijen. Het loslaten van ideologische standpunten zou wel eens verlies van macht tot gevolg kunnen hebben, zo wordt wellicht gedacht.
Daar komt bij dat invoering van een basisinkomen diverse drastische stelselwijzigingen met zich mee zou brengen (zoals bij de sociale zekerheid en de belastingen), waarvan men de consequenties niet kan overzien, waardoor de onzekerheid over de eigen positie nog heel wat groter dreigt te worden dan nu al het geval is.
Sommige partijen, met name aan de linkerkant, zijn wellicht nog meer beducht voor een verlies aan bestaansrecht zodra er geen strijd meer hoeft te worden gevoerd voor mensen met een laag of onzeker inkomen.

Dat neemt niet weg dat politieke partijen ook wel aanvoelen dat de huidige regelgeving aan een (grondige) herziening toe is. Zodra ze via toenemende maatschappelijke protesten worden aangemoedigd om hier serieus over te gaan nadenken, kan hieruit naar voren komen dat het basisinkomen een uitgelezen mogelijkheid zou kunnen zijn om de samenleving beter te laten functioneren en het beleidssysteem op belangrijke punten sterk te vereenvoudigen. Dat zal wegens het grote aantal partijen dan wel de nodige onderlinge samenwerking vereisen.

Groepen mensen met een hoog inkomen

Mensen met hoge inkomens zijn beducht voor de nivellerende effecten van een basisinkomen.
Men vreest niet alleen voor hogere belastingen, maar ook voor andere wijzigingen die voor hen nadelig kunnen uitpakken zoals: meer belasting op inkomen uit vermogen, versoepeling arbeidsrecht (waardoor ze makkelijker hun goedbetaalde baan kunnen verliezen), hogere uitgaven voor klussen in en om het huis (omdat zwart werk wellicht in mindere mate zal worden aangeboden), hogere kosten levensonderhoud.

Dat neemt niet weg dat een zekere nivellering ook positieve kanten heeft. De kwalitatieve verbeteringen die een basisinkomen zal hebben voor de samenleving als geheel maken het leven voor mensen met hoge inkomens uiteindelijk ook plezieriger.

 

Diverse groepen bureaucratische dienstverleners zoals: uitvoerders, consulenten, juristen, adviseurs, bemiddelaars

Allerlei professionele dienstverleners (in publieke zowel als private sectoren) ontlenen hun werkgelegenheid aan de ingewikkelde bureaucratie. Met een basisinkomen kan een deel van hun werk overbodig worden. Denk bijvoorbeeld aan uitvoerders sociale zekerheid, juristen arbeidsrecht, belastingconsulenten, arbeidsbemiddelaars, schuldhulpverleners.

Voor hen geldt dat het eigenlijk beter is om niet vast te houden aan achterhaalde banen, maar naar nieuwe mogelijkheden te zoeken om interessant werk te doen en daarmee de maatschappelijke betekenis van hun werk op een hoger niveau te brengen.

 

Diverse sectoren in het bedrijfsleven

De woningbouwsector zou de gevolgen kunnen merken van een basisinkomen, als het aantal eenpersoonshuishoudens sterk zou gaan krimpen.
Als daardoor tevens de prijzen van woningen omlaag zouden gaan kan dat ook gevolgen hebben voor de financiële sector, omdat er dan minder dekking zal zijn van de hypotheekschulden.
Sectoren die relatief veel overbodige (of zelfs schadelijke) diensten/producten op de markt brengen zullen wellicht meer moeite krijgen om personeel te vinden dat hun producten wil maken of verkopen.

Het bedrijfsleven is wel gewend om voortdurend te zoeken naar nieuwe mogelijkheden om de markt te bedienen, want de markt is altijd in beweging, en de invoering van een basisinkomen biedt ongetwijfeld ook diverse nieuwe kansen.

 

Diverse groepen mensen in de samenleving

Als het basisinkomen een aanzuigende werking heeft op arbeidsmigranten, kan dit als bedreigend worden ervaren door mensen die laagbetaald werk verrichten, omdat de concurrentie op de arbeidsmarkt dan zou toenemen.
Ouderen die altijd hard hebben gewerkt kunnen wellicht moeite hebben met het geven van geld aan mensen die er niet hard voor hebben gewerkt en er misschien nooit hard voor hoeven te werken.
Feministen kunnen bevreesd zijn voor de mogelijkheid dat er weer meer huisvrouwen komen en of dat vrouwen makkelijker laagbetaald werk zullen accepteren.
Conservatieve eenverdieners kunnen juist bevreesd zijn voor de mogelijkheid dat hun partner de vleugels gaat uitslaan.

Voor al deze groepen geldt dat een basisinkomen ook diverse voordelen zal hebben voor allerlei andere groepen in de samenleving, waarvan zij uiteindelijk ook kunnen gaan profiteren.

 

Religies

In veel religies wordt luiheid als een zonde gezien. Het basisinkomen zou mensen kunnen verleiden om niet gaan werken en uitsluitend te gaan leven van een basisinkomen. Dat staat haaks op het beginsel dat mensen ijverig dienen te zijn.
Het basisinkomen kan een emanciperende werking hebben in die zin dat huishoudelijk werk beter kan worden verdeeld tussen mannen en vrouwen. Dat staat op gespannen voet met sommige religies.
De betreffende religies zouden daarbij in overweging kunnen nemen dat een basisinkomen ook heel veel mensen die nu niet werken juist kan activeren.

Religies die moeite hebben met emancipatie van vrouwen zouden in deze moderne tijd toch beter enig begrip kunnen tonen voor de wens van veel vrouwen om gelijkwaardig te worden behandeld.

Carlijn van Tijen, Peter van Hoesel, Reyer Brons, januari 2019

Het bericht Hardnekkige weerstanden tegen het basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Nederlandse lokale experimenten met verruimde bijstand

Overal zien we experimenten en pilots in de richting van basisinkomen en zaken die je kunt zien als aanzet tot basisinkomen.
Deze keer aandacht voor de op dit moment lopende lokale experimenten in Nederland met versoepelde bijstand.
Zie hier het gehele overzicht van experimenten etc. en  hier de reeds verschenen publicaties.

Participatiewet en experimenten

Een aantal gemeenten in Nederland wilde experimenteren met de bijstand, naar aanleiding van de invoering van de Participatiewet (2015). Het ging soms om een ‘lokaal basisinkomen’, of een door het basisinkomen geïnspireerde sociale zekerheid. Kernbegrippen waren: meer uitgaan van vertrouwen en minder van wantrouwen en straffen, minder bureaucratie, meer autonomie, minder stress, meer mogelijkheden voor bijstandsgerechtigden (om te ondernemen, bij te verdienen, mantelzorg te verlenen, bij te scholen etc.).
Het Rijk heeft uiteindelijk toestemming gegeven voor experimenten waarbij bijstandsgerechtigden (1) meer bij mochten verdienen naast de uitkering (maximaal € 200)
(2) verplichtingen op het gebied van re-integratie komen te vervallen.
In het geval dat een gemeente experimenteert met (2), moeten ze ook experimenteren met
(3) een groep bijstandsgerechtigden intensiever begeleiden dan regulier.
Deelnemenede gemeenten hebben (3) ingevuld door middel van een benadering die intensief is, maar die wel uitgaat van het idee dat deelnemers zelf heel veel invloed hebben in wat ze doen.

Welk land, stad of streek?
Een aantal gemeenten doet mee aan het ‘officiële’ experiment, waarbij (met toestemming van het Rijk) wordt afgeweken van de reguliere wetgeving. Dit zijn Deventer, Groningen, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen. Enkele andere gemeenten doen een soortgelijk experiment, maar minder vergaand omdat zij binnen de kaders van de reguliere wetgeving moeten blijven (o.a. Amsterdam, Apeldoorn).
In een later stadium zullen voor enkele gemeenten aparte publicaties over het experiment daar volgen op deze website.

De initiatiefnemers en hun doelstelling?
Wie de initiatiefnemers zijn verschilt per gemeente. Het kon zowel gaan om het college van B&W, de gemeenteraad, of maatschappelijke organisaties.

Doelgroep en de omvang van die doelgroep
Mensen met een bijstandsuitkering (aantallen verschillen per gemeente, maar voor deze gemeente samen zijn het er tienduizenden).
Per gemeente kunnen nog aanvullende beperkingen zijn opgelegd wat betreft wie voor deelname in aanmerking komt (bijvoorbeeld: dak- en thuislozen, mensen die pas kort in de bijstand zitten, statushouders zonder inburgering).
In de zes gemeenten betrokken bij het officiële experiment participeren  3.000  à 4.000 mensen.

De periode en de looptijd
De officiële experimenten vinden plaats tussen 1 oktober 2017 en 1 oktober 2019. Sommigen zijn later begonnen dan 1 oktober 2017.

 De hoogte van het basisinkomen, condities voor verstrekking
Het gaat zoals aangegeven niet om een (echt) basisinkomen, maar om een bijstandsuitkering met andere voorwaarden. De hoogte is dus gelijk aan een bijstandsuitkering. De condities verschillen per deelnemende gemeente.

Hoe wordt het gefinancierd?
Financiën komen van de gemeenten zelf, en in een enkel geval van Europese subsidies. Het ministerie van SZW levert een bescheiden bijdrage voor landelijke afstemming en kennisuitwisseling.

Is er een onderzoek gekoppeld en wat is de methode?
Ja, wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan door diverse universiteiten en hogescholen, meestal degene die in de gemeente zelf gevestigd zijn. De methode is experimenteel onderzoek met controlegroep (‘randomized  controlled trial’).

Wat zijn de uitkomsten van de evaluatie?
De experimenten loopt nog, eerste uitkomsten volgen waarschijnlijk eind 2019 / begin 2020.

Wat is verder nog interessant om te noemen?
Voordat de experimenten van start konden gaan, is langdurig overlegd met het Rijk, dat uiteindelijk slechts schoorvoetend een beperkte ruimte voor experimenten heeft toegestaan.

Wat is de relevantie voor ons?
De experimenten en de discussie daarover (ook in andere gemeenten) maken duidelijk dat veel knelpunten in de bestaande  regelingen rond  sociale zekerheid worden ervaren en dat er op lokaal niveau veel bereidheid en veel creativiteit is om daar oplossingen voor te zoeken.
Hoewel de term basisinkomen meestal vermeden wordt, neemt het begrip voor oplossingen in die richting daardoor toe.
Daarentegen is ook duidelijk dat de weerstanden op landelijk niveau groot en hardnekkig zijn.
Het is zaak de uitkomst van de experimenten goed te analyseren, omdat dat op een beperkt aantal punten inzicht kan geven in de gedragseffecten die het gevolg kunnen zijn van invoering van basisinkomen.

Bronnen

 

Reyer Brons, met input van János Betkó, januari 2019
Laatste bewerking januari 2019
Correcties en aanvullingen welkom via ons contactformulier

Het bericht Nederlandse lokale experimenten met verruimde bijstand verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Brengt Ingrid Robeyns de discussie over basisinkomen op een hoger plan?

Ingrid Robeyns schreef een annotatie, niet met het doel om te pleiten voor of tegen een basisinkomen, maar om de lezer beter uit te rusten om zelf zijn of haar oordeel te vormen.
Een selectieve samenvatting daarvan en vooral een dubieuze kop in Trouw hielp daar niet echt bij.
Maar ze vraagt terecht aandacht voor een paar zaken die in de discussie te weinig aan bod komen.

In december 2018 verscheen een annotatie van de Utrechtse hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns Het basisinkomen – Waarom zouden we dit (niet) willen? De teneur zou ik als mild-kritisch willen benoemen.
Op 12 januari verscheen een artikel (essay) van haar hand in Trouw (bijlage Letter en Geest) Hocus pocus basis pas – Iedereen rijk! De schimmige beloften van het basisinkomen. Daar is de kleuring niet zo mild als in de annotatie en de kop in de krant schiet natuurlijk wel erg door!
Zie een korte reactie van Norbert Klein in Trouw op het artikel in Trouw: Basisinkomen kan wel, maar is het dat waard? en een eerste reactie van Alexander Roo op deze website: Basisinkomen als tovenarij – brief aan Ingrid Robeyns.

De annotatie is geschreven in opdracht van het Instituut GAK en tegelijk gepubliceerd met een studie door de Antwerpse hoogleraar Ive Marx e.a. eveneens in opdracht van het GAK: Feit en fictie omtrent het basisinkomen in Nederland.
Beide hoogleraren gaven in juni 2018 in Utrecht voorpresentaties van hun bevindingen op een seminar genaamd Het basisinkomen in Nederland – empirische effecten en ethische kanttekeningen.
Alexander de Roo, die daar ook was, heeft in juni een stevig commentaar gegeven op de studie van Marx: Het ongelijk van Marx over het basisinkomen. Het definitieve rapport is volgens Alexander niet heel veel anders op de omstreden punten. Het wachten is op een goed onderbouwde kritiek op zijn rapport van dik 160 pagina’s.

De annotatie van Ingrid Robeyns beoogt de discussie tussen voor- en tegenstanders van basisinkomen minder op basis van retoriek maar met voldoende diepgang te voeren. Ze constateert dat voorstanders basisinkomen zien het als een radicaal voorstel dat de mens in de kapitalistische economie weer échte vrijheid zal geven, of als een voorstel dat een einde zal maken aan langdurige armoede. Tegenstanders stellen dat het een inefficiënte manier is om armoede te bestrijden, en dat het economische duurzame niveau van een basisinkomen te laag is om daadwerkelijk een verschil te maken.
Haar annotatie heeft niet tot doel om te pleiten voor of tegen een basisinkomen, maar om de lezer beter uit te rusten om zelf zijn of haar oordeel te vormen.

Haar tekst begint met een betoog over methodologie. Daar staan veel verstandige dingen in, waar zowel voor- als tegenstanders meer rekening mee zouden moeten houden.
Ik licht er twee punten uit:

  • Er is aandacht nodig voor menselijke diversiteit en heterogeniteit, met als voorbeeld een verschil in effecten voor mannen en vrouwen, waarbij cultuurpatronen van groot belang kunnen zijn.
  • Een idee als basisinkomen moet je beoordelen in vergelijking met andere ideeën die dezelfde doelen kunnen dienen. Dat is uiteraard waar.
    Mijn kanttekening daarbij is wel dat ze dat in haar tekst eigenlijk alleen refereert aan de verzorgingsstaat, daarbij negerend dat basisinkomen ook als doel heeft de relatie tussen werk en inkomen totaal te herzien. Met name de economische betekenis van het basisinkomen komt bij haar totaal niet uit de verf. Het uitbannen van de armoedeval is van een niet te onderschatten waarde en dat geldt ook voor de forse drempelverlaging naar de arbeidsmarkt, de ont-bureaucratisering, de verzoening tussen zekerheid en flexibiliteit (mits het basisinkomen hoog genoeg is), etc.

Daarnaast zal het basisinkomen ook verbeteringen van het belastingstelsel met zich meebrengen.

Vervolgens schrijft ze over vrijheid, waarbij ze onderscheid maakt tussen negatieve vrijheid (niet belemmerd worden) en positieve vrijheid (in staat gesteld worden). Voorbeeld: armen hebben vaak evenveel negatieve vrijheid als rijken, maar aanzienlijk minder positieve vrijheid.
Terecht stelt ze dat basisinkomen alleen de positieve vrijheid bevordert als dat hoog genoeg kan zijn.
Als een basisinkomen dat voor iedereen hoog genoeg is, niet financierbaar zou zijn, dan blijft het bestaande klemmende regime rond uitkeringen en toeslagen in tact.
Opvallend is dat dit wel een soort alles of niets benadering is. Stel dat een basisinkomen wel hoog genoeg kan zijn voor alle samenwonenden, maar niet voor alleenstaanden. Dan kun je het idee verwerpen omdat het niet iedereen helpt, maar je kunt ook omarmen dat het wel werkt voor een hele grote groep!
Ze noemt ook nog vrijheid als non-dominantie, met als voorbeeld de vrouw die zich in haar keuzes afhankelijk voelt van de wil van haar man.

Vervolgens stelt ze bestaanszekerheid en armoedebestrijding aan de orde. De dilemma’s die ze daar schetst kloppen, maar jammer dat het stuk doordrenkt is van het pessimistische beeld dat door de studie van Ive Marx c.s. wordt opgetuigd. In die studie zijn voor de doorrekening keuzes gemaakt die geen enkele serieuze voorstander van basisinkomen zou maken. Het is niet sterk je betoog zo te laten kleuren door vooral te putten uit één bron, waarvan ze weet dat die aan kritiek onderhevig is.

Datzelfde geldt helaas ook voor haar tekst over welvaart en kwaliteit van leven. Terecht vindt ze dat die alleen omhoog gaat bij een voldoende hoog basisinkomen, maar omdat Marx heeft laten zien dat dat onbetaalbaar is, kan dat niet …..
Ze waarschuwt overigens terecht dat we niet te naïef moeten zijn over sociale krachten die een rol spelen en die dat zullen blijven doen (soms wellicht sterker) als door een basisinkomen de noodzaak om betaalde arbeid te zoeken afneemt. Ook is niet zeker dat mensen in hun keuzes altijd de goede afweging maken tussen korte – en lange termijn overwegingen. In haar ogen miskennen voorstanders van basisinkomen dit soort zaken te vaak.

Haar volgende onderdeel betreft sociale en verdelende rechtvaardigheid. Ze richt zich daarbij specifiek op drie groepen minder bedeelden: kinderen, arbeidsgehandicapten en daklozen. Helpt basisinkomen deze drie groepen of zijn andere maatregelen wellicht geschikter? Ze stelt terecht dat daar wel over nagedacht moet worden bij het denken over basisinkomen. Zo kun je je de vraag stellen of een algemeen geldende hoogte van basisinkomen, die hoog genoeg is om alle arbeidsgehandicapten recht te doen, wel betaalbaar is.
Ook hier geldt trouwens weer dat ze neigt naar alles of niets redeneringen – mij lijkt het grote winst als een basisinkomen hoog genoeg is voor bijna iedereen maar daarnaast wel aanvullende zaken voor gehandicapten nodig zijn. Het apparaat dat dat uit moet voeren kan behoorlijk klein zijn in vergelijking met de huidige uitvoeringsapparaten.

Mooi is haar betoog rond de collectieve erfenis. We danken onze welvaart slechts voor een klein deel aan onszelf, maar vooral aan voorgaande generaties en gelukkige omstandigheden. Dat versterkt de notie van collectieve eigendom in plaats van alles terug te voeren op individuele factoren. Ze vindt dat een krachtig argument dat aanleiding is om veel verder te gaan met herverdeling dan thans gebruikelijk is. Dat leidt overigens niet automatisch tot basisinkomen, herverdelen kan ook met andere mechanismen.

Van heel andere orde is het wederkerigheidsprincipe. Ze houdt daar een behoorlijk genuanceerd betoog over wat uitmondt in de conclusie dat dit principe uitsluitend op het morele vlak zou moeten spelen, maar niet op het juridische en politieke, dat je dus mensen er niet concreet op af zou moeten rekenen en controleren.
Maar ze vermoedt dat deze opvatting niet leeft bij een groot deel van de bevolking, waar het sentiment overheerst dat men zijn uitkering moet verdienen. Dat is geen steun in de rug voor de invoering van basisinkomen.

Het artikel in Trouw heeft een kop en een subkop waar je als voorstander van basisinkomen niet goed van wordt.

Het artikel zelf stelt vooral vragen, hoewel soms ook wat gekleurd door een alles of niets benadering. Zo stelt ze dat een basisinkomen gebaseerd op opbrengsten van een CO2-belasting slechts een basisinkomen € 20 à € 100 op kan leveren zonder daarbij te melden dat geen enkel voorstander in dat geval de financiering tot deze bron zal willen beperken.
Ook leunt ze in dit artikel weer sterk op de eerder genoemde bevindingen van Marx cs.
De interessante verhandelingen over de collectieve erfenis en het wederkerigheidsprincipe komen in de krant niet aan bod.

Voor een goede discussie over het onderwerp is daarmee de annotatie een heel wat beter vertrekpunt dan het krantenartikel, ook al wordt dat heel plechtig een essay genoemd.

Haar conclusie in de annotatie herhaal ik als slot:

Voor wie de samenleving zorgzamer, beter, innovatiever, of minder gehaast wil maken, is het basisinkomen vaak een sympathiek idee. Maar wie zijn taak als burger in het publieke debat serieus neemt, moet zich verdiepen in de details en de alternatieven, vooraleer we de vraag kunnen beantwoorden of we voor een basisinkomen zijn. Gegeven de turbulente economische tijden waarin we ons bevinden, en de uitdagingen die we in de nabije toekomst mogen verwachten, verdient het basisinkomen het om een eerlijke kans te krijgen als alternatief voor het huidige stelsel van sociale zekerheid. Maar daarvoor moet het debat grondig en zorgvuldig gevoerd worden.

Ik voeg daar aan toe dat het idee van basisinkomen meer betekent dan alleen maar een alternatief voor het huidige stelsel van sociale zekerheid. Het betreft een vergaande herinrichting van onze maatschappij die niet alleen de sociale zekerheid betreft, maar tenminste ook de arbeidsmarkt en het fiscale regime.

Reyer Brons, januari 2019

Het bericht Brengt Ingrid Robeyns de discussie over basisinkomen op een hoger plan? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Brengt Ingrid Robeyns de discussie over basisinkomen op een hoger plan?

Ingrid Robeyns schreef een annotatie, niet met het doel om te pleiten voor of tegen een basisinkomen, maar om de lezer beter uit te rusten om zelf zijn of haar oordeel te vormen.
Een selectieve samenvatting daarvan en vooral een dubieuze kop in Trouw hielp daar niet echt bij.
Maar ze vraagt terecht aandacht voor een paar zaken die in de discussie te weinig aan bod komen.

In december 2018 verscheen een annotatie van de Utrechtse hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns Het basisinkomen – Waarom zouden we dit (niet) willen? De teneur zou ik als mild-kritisch willen benoemen.
Op 12 januari verscheen een artikel (essay) van haar hand in Trouw (bijlage Letter en Geest) Hocus pocus basis pas – Iedereen rijk! De schimmige beloften van het basisinkomen. Daar is de kleuring niet zo mild als in de annotatie en de kop in de krant schiet natuurlijk wel erg door!
Zie een korte reactie van Norbert Klein in Trouw op het artikel in Trouw: Basisinkomen kan wel, maar is het dat waard? en een eerste reactie van Alexander Roo op deze website: Basisinkomen als tovenarij – brief aan Ingrid Robeyns.

De annotatie is geschreven in opdracht van het Instituut GAK en tegelijk gepubliceerd met een studie door de Antwerpse hoogleraar Ive Marx e.a. eveneens in opdracht van het GAK: Feit en fictie omtrent het basisinkomen in Nederland.
Beide hoogleraren gaven in juni 2018 in Utrecht voorpresentaties van hun bevindingen op een seminar genaamd Het basisinkomen in Nederland – empirische effecten en ethische kanttekeningen.
Alexander de Roo, die daar ook was, heeft in juni een stevig commentaar gegeven op de studie van Marx: Het ongelijk van Marx over het basisinkomen. Het definitieve rapport is volgens Alexander niet heel veel anders op de omstreden punten. Het wachten is op een goed onderbouwde kritiek op zijn rapport van dik 160 pagina’s.

De annotatie van Ingrid Robeyns beoogt de discussie tussen voor- en tegenstanders van basisinkomen minder op basis van retoriek maar met voldoende diepgang te voeren. Ze constateert dat voorstanders basisinkomen zien het als een radicaal voorstel dat de mens in de kapitalistische economie weer échte vrijheid zal geven, of als een voorstel dat een einde zal maken aan langdurige armoede. Tegenstanders stellen dat het een inefficiënte manier is om armoede te bestrijden, en dat het economische duurzame niveau van een basisinkomen te laag is om daadwerkelijk een verschil te maken.
Haar annotatie heeft niet tot doel om te pleiten voor of tegen een basisinkomen, maar om de lezer beter uit te rusten om zelf zijn of haar oordeel te vormen.

Haar tekst begint met een betoog over methodologie. Daar staan veel verstandige dingen in, waar zowel voor- als tegenstanders meer rekening mee zouden moeten houden.
Ik licht er twee punten uit:

  • Er is aandacht nodig voor menselijke diversiteit en heterogeniteit, met als voorbeeld een verschil in effecten voor mannen en vrouwen, waarbij cultuurpatronen van groot belang kunnen zijn.
  • Een idee als basisinkomen moet je beoordelen in vergelijking met andere ideeën die dezelfde doelen kunnen dienen. Dat is uiteraard waar.
    Mijn kanttekening daarbij is wel dat ze dat in haar tekst eigenlijk alleen refereert aan de verzorgingsstaat, daarbij negerend dat basisinkomen ook als doel heeft de relatie tussen werk en inkomen totaal te herzien. Met name de economische betekenis van het basisinkomen komt bij haar totaal niet uit de verf. Het uitbannen van de armoedeval is van een niet te onderschatten waarde en dat geldt ook voor de forse drempelverlaging naar de arbeidsmarkt, de ont-bureaucratisering, de verzoening tussen zekerheid en flexibiliteit (mits het basisinkomen hoog genoeg is), etc.

Daarnaast zal het basisinkomen ook verbeteringen van het belastingstelsel met zich meebrengen.

Vervolgens schrijft ze over vrijheid, waarbij ze onderscheid maakt tussen negatieve vrijheid (niet belemmerd worden) en positieve vrijheid (in staat gesteld worden). Voorbeeld: armen hebben vaak evenveel negatieve vrijheid als rijken, maar aanzienlijk minder positieve vrijheid.
Terecht stelt ze dat basisinkomen alleen de positieve vrijheid bevordert als dat hoog genoeg kan zijn.
Als een basisinkomen dat voor iedereen hoog genoeg is, niet financierbaar zou zijn, dan blijft het bestaande klemmende regime rond uitkeringen en toeslagen in tact.
Opvallend is dat dit wel een soort alles of niets benadering is. Stel dat een basisinkomen wel hoog genoeg kan zijn voor alle samenwonenden, maar niet voor alleenstaanden. Dan kun je het idee verwerpen omdat het niet iedereen helpt, maar je kunt ook omarmen dat het wel werkt voor een hele grote groep!
Ze noemt ook nog vrijheid als non-dominantie, met als voorbeeld de vrouw die zich in haar keuzes afhankelijk voelt van de wil van haar man.

Vervolgens stelt ze bestaanszekerheid en armoedebestrijding aan de orde. De dilemma’s die ze daar schetst kloppen, maar jammer dat het stuk doordrenkt is van het pessimistische beeld dat door de studie van Ive Marx c.s. wordt opgetuigd. In die studie zijn voor de doorrekening keuzes gemaakt die geen enkele serieuze voorstander van basisinkomen zou maken. Het is niet sterk je betoog zo te laten kleuren door vooral te putten uit één bron, waarvan ze weet dat die aan kritiek onderhevig is.

Datzelfde geldt helaas ook voor haar tekst over welvaart en kwaliteit van leven. Terecht vindt ze dat die alleen omhoog gaat bij een voldoende hoog basisinkomen, maar omdat Marx heeft laten zien dat dat onbetaalbaar is, kan dat niet …..
Ze waarschuwt overigens terecht dat we niet te naïef moeten zijn over sociale krachten die een rol spelen en die dat zullen blijven doen (soms wellicht sterker) als door een basisinkomen de noodzaak om betaalde arbeid te zoeken afneemt. Ook is niet zeker dat mensen in hun keuzes altijd de goede afweging maken tussen korte – en lange termijn overwegingen. In haar ogen miskennen voorstanders van basisinkomen dit soort zaken te vaak.

Haar volgende onderdeel betreft sociale en verdelende rechtvaardigheid. Ze richt zich daarbij specifiek op drie groepen minder bedeelden: kinderen, arbeidsgehandicapten en daklozen. Helpt basisinkomen deze drie groepen of zijn andere maatregelen wellicht geschikter? Ze stelt terecht dat daar wel over nagedacht moet worden bij het denken over basisinkomen. Zo kun je je de vraag stellen of een algemeen geldende hoogte van basisinkomen, die hoog genoeg is om alle arbeidsgehandicapten recht te doen, wel betaalbaar is.
Ook hier geldt trouwens weer dat ze neigt naar alles of niets redeneringen – mij lijkt het grote winst als een basisinkomen hoog genoeg is voor bijna iedereen maar daarnaast wel aanvullende zaken voor gehandicapten nodig zijn. Het apparaat dat dat uit moet voeren kan behoorlijk klein zijn in vergelijking met de huidige uitvoeringsapparaten.

Mooi is haar betoog rond de collectieve erfenis. We danken onze welvaart slechts voor een klein deel aan onszelf, maar vooral aan voorgaande generaties en gelukkige omstandigheden. Dat versterkt de notie van collectieve eigendom in plaats van alles terug te voeren op individuele factoren. Ze vindt dat een krachtig argument dat aanleiding is om veel verder te gaan met herverdeling dan thans gebruikelijk is. Dat leidt overigens niet automatisch tot basisinkomen, herverdelen kan ook met andere mechanismen.

Van heel andere orde is het wederkerigheidsprincipe. Ze houdt daar een behoorlijk genuanceerd betoog over wat uitmondt in de conclusie dat dit principe uitsluitend op het morele vlak zou moeten spelen, maar niet op het juridische en politieke, dat je dus mensen er niet concreet op af zou moeten rekenen en controleren.
Maar ze vermoedt dat deze opvatting niet leeft bij een groot deel van de bevolking, waar het sentiment overheerst dat men zijn uitkering moet verdienen. Dat is geen steun in de rug voor de invoering van basisinkomen.

Het artikel in Trouw heeft een kop en een subkop waar je als voorstander van basisinkomen niet goed van wordt.

Het artikel zelf stelt vooral vragen, hoewel soms ook wat gekleurd door een alles of niets benadering. Zo stelt ze dat een basisinkomen gebaseerd op opbrengsten van een CO2-belasting slechts een basisinkomen € 20 à € 100 op kan leveren zonder daarbij te melden dat geen enkel voorstander in dat geval de financiering tot deze bron zal willen beperken.
Ook leunt ze in dit artikel weer sterk op de eerder genoemde bevindingen van Marx cs.
De interessante verhandelingen over de collectieve erfenis en het wederkerigheidsprincipe komen in de krant niet aan bod.

Voor een goede discussie over het onderwerp is daarmee de annotatie een heel wat beter vertrekpunt dan het krantenartikel, ook al wordt dat heel plechtig een essay genoemd.

Haar conclusie in de annotatie herhaal ik als slot:

Voor wie de samenleving zorgzamer, beter, innovatiever, of minder gehaast wil maken, is het basisinkomen vaak een sympathiek idee. Maar wie zijn taak als burger in het publieke debat serieus neemt, moet zich verdiepen in de details en de alternatieven, vooraleer we de vraag kunnen beantwoorden of we voor een basisinkomen zijn. Gegeven de turbulente economische tijden waarin we ons bevinden, en de uitdagingen die we in de nabije toekomst mogen verwachten, verdient het basisinkomen het om een eerlijke kans te krijgen als alternatief voor het huidige stelsel van sociale zekerheid. Maar daarvoor moet het debat grondig en zorgvuldig gevoerd worden.

Ik voeg daar aan toe dat het idee van basisinkomen meer betekent dan alleen maar een alternatief voor het huidige stelsel van sociale zekerheid. Het betreft een vergaande herinrichting van onze maatschappij die niet alleen de sociale zekerheid betreft, maar tenminste ook de arbeidsmarkt en het fiscale regime.

Reyer Brons, januari 2019

Het bericht Brengt Ingrid Robeyns de discussie over basisinkomen op een hoger plan? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Een experiment in Ontario (Canada) dat om politieke redenen is stopgezet.

Overal zien we experimenten en pilots in de richting van basisinkomen en zaken die je kunt zien als aanzet tot basisinkomen.
Deze keer aandacht voor het experiment in Ontario (Canada), dat na een regeringswisseling is stop gezet.
Zie hier het gehele overzicht van experimenten etc. en  hier de reeds verschenen publicaties.

Welk land, stad of streek?
Op drie plekken in Ontario: Hamilton, Thunder Bay en Lindsay.

De initiatiefnemers en hun doelstelling
Ontario Government, centrum-linkse signatuur bij de start van het experiment.

Doelgroep en de omvang van die doelgroep
Experiment met 4.000 inwoners tussen de 18 en 64 jaar, met een laag inkomen.

Periode en looptijd
Het experiment is gestart in april 2017 met de intentie dit drie jaar vol te houden. Eind juli 2018 heeft de centrumrechtse regering het experiment voortijdig stop gezet, in strijd met de verkiezingsbelofte het experiment af te ronden.
Zowel in Canada als internationaal is daar uitgebreid op gereageerd.
Half oktober hebben meer dan 100 CEO’s in een brief aan de regering gepleit voor voortzetting van het experiment. Zij zien BI als een belangrijk middel om alle Ontarions aan de economie te laten deelnemen.

De hoogte van het basisinkomen, condities voor verstrekking?

Een alleenstaande krijgt circa € 950 per maand en een stel € 1.400. Mensen met een handicap krijgen € 350 extra.
Deze bedragen liggen iets onder de armoedegrens in Canada. Als ze betaald werk vinden wordt het basisinkomen met de helft van hun andere verdiensten verminderd.
Strikt genomen is het daarom geen basisinkomen. In Noord Amerika heet dit idee BIG: Basic Income Guarantee.

Wat zijn de uitkomsten van de evaluatie?
Zullen die er ooit komen?
Wij blijven het volgen!

Wat is de relevantie voor ons?
Als we een experiment van de grond krijgen moeten we proberen zoveel mogelijk garanties te krijgen dat het gewoon afgerond kan worden ook als de politiek van kleur verandert.

Bronnen

 

Naar een tekst van Rob van Roon, november 2018.
Laatste bewerking januari 2019
Correcties en aanvullingen welkom via ons contactformulier

 

Het bericht Een experiment in Ontario (Canada) dat om politieke redenen is stopgezet. verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Een experiment in Ontario (Canada) dat om politieke redenen is stopgezet.

Overal zien we experimenten en pilots in de richting van basisinkomen en zaken die je kunt zien als aanzet tot basisinkomen.
Deze keer aandacht voor het experiment in Ontario (Canada), dat na een regeringswisseling is stop gezet.
Zie hier het gehele overzicht van experimenten etc. en  hier de reeds verschenen publicaties.

Welk land, stad of streek?
Op drie plekken in Ontario: Hamilton, Thunder Bay en Lindsay.

De initiatiefnemers en hun doelstelling
Ontario Government, centrum-linkse signatuur bij de start van het experiment.

Doelgroep en de omvang van die doelgroep
Experiment met 4.000 inwoners tussen de 18 en 64 jaar, met een laag inkomen.

Periode en looptijd
Het experiment is gestart in april 2017 met de intentie dit drie jaar vol te houden. Eind juli 2018 heeft de centrumrechtse regering het experiment voortijdig stop gezet, in strijd met de verkiezingsbelofte het experiment af te ronden.
Zowel in Canada als internationaal is daar uitgebreid op gereageerd.
Half oktober hebben meer dan 100 CEO’s in een brief aan de regering gepleit voor voortzetting van het experiment. Zij zien BI als een belangrijk middel om alle Ontarions aan de economie te laten deelnemen.

De hoogte van het basisinkomen, condities voor verstrekking?

Een alleenstaande krijgt circa € 950 per maand en een stel € 1.400. Mensen met een handicap krijgen € 350 extra.
Deze bedragen liggen iets onder de armoedegrens in Canada. Als ze betaald werk vinden wordt het basisinkomen met de helft van hun andere verdiensten verminderd.
Strikt genomen is het daarom geen basisinkomen. In Noord Amerika heet dit idee BIG: Basic Income Guarantee.

Wat zijn de uitkomsten van de evaluatie?
Zullen die er ooit komen?
Wij blijven het volgen!

Wat is de relevantie voor ons?
Als we een experiment van de grond krijgen moeten we proberen zoveel mogelijk garanties te krijgen dat het gewoon afgerond kan worden ook als de politiek van kleur verandert.

Bronnen

 

Naar een tekst van Rob van Roon, november 2018.
Laatste bewerking januari 2019
Correcties en aanvullingen welkom via ons contactformulier

 

Het bericht Een experiment in Ontario (Canada) dat om politieke redenen is stopgezet. verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Een experiment in Ontario (Canada) dat om politieke redenen is stopgezet.

Overal zien we experimenten en pilots in de richting van basisinkomen en zaken die je kunt zien als aanzet tot basisinkomen.
Deze keer aandacht voor het experiment in Ontario (Canada), dat na een regeringswisseling is stop gezet.
Zie hier het gehele overzicht van experimenten etc. en  hier de reeds verschenen publicaties.

Welk land, stad of streek?
Op drie plekken in Ontario: Hamilton, Thunder Bay en Lindsay.

De initiatiefnemers en hun doelstelling
Ontario Government, centrum-linkse signatuur bij de start van het experiment.

Doelgroep en de omvang van die doelgroep
Experiment met 4.000 inwoners tussen de 18 en 64 jaar, met een laag inkomen.

Periode en looptijd
Het experiment is gestart in april 2017 met de intentie dit drie jaar vol te houden. Eind juli 2018 heeft de centrumrechtse regering het experiment voortijdig stop gezet, in strijd met de verkiezingsbelofte het experiment af te ronden.
Zowel in Canada als internationaal is daar uitgebreid op gereageerd.
Half oktober hebben meer dan 100 CEO’s in een brief aan de regering gepleit voor voortzetting van het experiment. Zij zien BI als een belangrijk middel om alle Ontarions aan de economie te laten deelnemen.

De hoogte van het basisinkomen, condities voor verstrekking?

Een alleenstaande krijgt circa € 950 per maand en een stel € 1.400. Mensen met een handicap krijgen € 350 extra.
Deze bedragen liggen iets onder de armoedegrens in Canada. Als ze betaald werk vinden wordt het basisinkomen met de helft van hun andere verdiensten verminderd.
Strikt genomen is het daarom geen basisinkomen. In Noord Amerika heet dit idee BIG: Basic Income Guarantee.

Wat zijn de uitkomsten van de evaluatie?
Zullen die er ooit komen?
Wij blijven het volgen!

Wat is de relevantie voor ons?
Als we een experiment van de grond krijgen moeten we proberen zoveel mogelijk garanties te krijgen dat het gewoon afgerond kan worden ook als de politiek van kleur verandert.

Bronnen

 

Naar een tekst van Rob van Roon, november 2018.
Laatste bewerking januari 2019
Correcties en aanvullingen welkom via ons contactformulier

 

Het bericht Een experiment in Ontario (Canada) dat om politieke redenen is stopgezet. verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Brazilië, armoedebestrijding via Bolsa Família

Overal zien we experimenten en pilots in de richting van basisinkomen en zaken die je kunt zien als aanzet tot basisinkomen.
Deze keer aandacht voor het al  sinds het begin van deze eeuw lopende Braziliaanse programma Bolsa Família.
Zie hier het gehele overzicht van experimenten etc. en  hier de reeds verschenen publicaties.

Welk land, stad of streek?
Heel Brazilië.

De initiatiefnemers en hun doelstelling?
Het is een overheidsprogramma. Er zijn condities verbonden aan deelname.
Korte termijn doelstelling is armoedebestrijding. Langere termijn: investeren in menselijk kapitaal en het doorbreken van ‘erfelijke armoede’.
President Lula da Silva heeft een belangrijke stimulans gegeven aan programma’s die al eerder bestonden.

Doelgroep en de omvang van die doelgroep?
12 miljoen gezinnen ontvangen geld, dat was in 2011 26% van de bevolking bevolking met inkomen onder de 140 Braziliaanse dollar.

Periode en looptijd
Het programma is in 2003 opgezet en loopt nog steeds.

De hoogte van het uitgekeerde bedrag
32 Braziliaanse dollar per gevaccineerd kind.
Verder krijgen zeer arme gezinnen een basisbedrag van 70 Braziliaanse dollar.

Er zijn voorwaarden verbonden aan deelname
Condities: kinderen moeten gevaccineerd zijn en naar school gaan.
Inkomen moet lager zijn dan 140 Braziliaanse dollar.
Dit betreft dus geen basisinkomen, maar wel een langlopende aanzet om de bestaanszekerheid voor iedereen te vergroten.

Hoe wordt het gefinancierd?
Door de overheid, met ondersteuning door de Wereldbank.

Is er een onderzoek gekoppeld en wat is de methode?
Er is geen ‘controlegroep’.  Er zijn wel evaluatiestudies gedaan, o.a. door het Centre for Public Impact.

Wat zijn de uitkomsten van de evaluatie?

  • Gelden worden besteed aan voedsel, schoolspullen en kleding
  • Minder uitbuiting door kinderarbeid, onder de deelnemers
  • Meer schoolbezoek
  • Minder armoede.


Wat is verder nog interessant om te noemen?
Het geld wordt bij voorkeur aan de vrouwen verstrekt.
Er zijn tegenstanders, waaronder de Katholieke kerk.

Wat is de relevantie voor ons?
Armoedebestrijding: wellicht zinvol om lange termijn effecten goed te bekijken en na te gaan of deze mogelijk relevant zijn voor ons.

Bronnen


Naar een tekst van Rob van Roon, november 2018
Foto Pixabay
Laatste bewerking januari 2019
Correcties en aanvullingen welkom via ons contactformulier

Het bericht Brazilië, armoedebestrijding via Bolsa Família verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Basisinkomen is item bij verenigde Gele Hesjes

De Gele Hesjes Beweging is een nieuwe democratische vereniging, die als doel heeft het bevorderen van vrijheid en gelijkwaardigheid. De gele hesjes beweging is van niemand. Zij kennen geen leiders. Zij erkennen geen autoriteiten binnen de vereniging dan de leden. Om het tij te keren wil de Gele Hesjes Beweging dat ons huidige democratische systeem wordt verbeterd door de aanbevelingen van commissie-Remkes in zijn volledigheid zo snel mogelijk in te voeren. Hierin wordt onder andere gepleit voor een correctief bindend referendum, een gekozen formateur, aanpassing van het kiesstelsel, en maatregelen voor meer transparantie in de politiek. Daarnaast wil de Gele Hesjes Beweging dat de destructieve gevolgen van het huidige economische […]

Het bericht Basisinkomen is item bij verenigde Gele Hesjes verscheen eerst op Nederlandstalig Netwerk Basisinkomen.

Basisinkomen als tovenarij – brief aan Ingrid Robeyns

Op 12 januari verscheen een artikel van Ingrid Robeyns in Trouw (bijlage Letter en Geest) Hocus pocus basis pas – Iedereen rijk! De schimmige beloften van het basisinkomen. 
Alexander de Roo, voorzitter van de Vereniging Basisinkomen plaatste heel snel een eerste reactie op zijn Facebook-pagina.

Beste Ingrid,

Je sluit af met basisinkomen of basisbaan. De PvdA heeft in haar laatste verkiezingsprogramma gepleit voor 100.000 basisbanen. Dat kost € 4 miljard extra. Als we de 1 miljoen mensen die onvrijwillig aan de kant staan een basisbaan willen geven dan kost dat € 40 miljard extra. En de armoedeval is dan nog precies even groot als als nu.
Waarom schrijf je als econoom daar niet over?
Je luistert te veel naar je Vlaamse vriend Ive Marx. Hij zegt dat het basisinkomen te duur is. Maar hij schat daling sociale zekerheid voor € 9 miljard te laag in.
Hij becijfert de fiscale voordelen voor werkenden op € 30 miljard, maar ze zijn € 48 miljard volgens het Ministerie van Financiën.
Hij vergeet de hypotheekrente aftrek en het huurwaardeforfait af te schaffen. Dat scheelt ook weer € 26 miljard.
De re-integratiekosten om mensen uit de bijstand te halen € 6 miljard hebben we ook niet meer nodig.
Het hele sociale systeem wordt veel simpeler. Levert op € 3 miljard euro op.
Werkgevers kunnen hun zieke medewerkers veel makkelijker betalen. Levert ook ettelijke miljarden op.
Tezamen een miljard of 50.
Ingrid, je kunt beter luisteren naar de oude Marx. Die heb je vroeger in je studententijd wel gelezen. Over Arbeid en Kapitaal.
In 1977 ging 8 % van ons BNP naar het kapitaal en 92 % naar de factor arbeid.
Nu gaat 28 % naar het Kapitaal en 72 % naar de factor Arbeid….
Met een basisinkomen gaan mensen vuil en zwaar werk weigeren.
En andere gaan weigeren om saai werk te doen.
Dan moet het Kapitaal toegeven aan Factor Arbeid.
Zoals het hoort in een beschaafde samenleving.
Het basisinkomen is haalbaar en betaalbaar.
Maar het heilige huisje van de hypotheekrente aftrek, waar vooral de bovenste 20 % van profiteert, moet je wel ter discussie durven te stellen.
Waarom heeft jouw vriend Ive Marx daar niet naar gekeken?
Alexander de Roo, 12 januari 2019

 

Op 12 januari verscheen het artikel van Ingrid Robeyns in Trouw (bijlage Letter en Geest) Hocus pocus basis pas – Iedereen rijk! De schimmige beloften van het basisinkomen.
Gebaseerd op een in december 2018 verschenen  essay  Het basisinkomen – Waarom zouden we dit (niet) willen?

Het essay is geschreven in opdracht van het Instituut GAK en tegelijk gepubliceerd met een studie door de Antwerpse hoogleraar Ive Marx in opdracht van het GAK: Feit en fictie omtrent het basisinkomen in Nederland.
Beide hoogleraren gaven in juni 2018 in Utrecht voorpresentaties van hun bevindingen op een seminar genaamd genaamd Het basisinkomen in Nederland – empirische effecten en ethische kanttekeningen.
Alexander de Roo, die daar ook was, heeft in juni een stevig commentaar gegeven op de studie van Marx: Het ongelijk van Marx over het basisinkomen.

Het bericht Basisinkomen als tovenarij – brief aan Ingrid Robeyns verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.