De vier bezwaren van Andreas Tirez tegen het basisinkomen op hun plaats gezet.

Reyerbrons

ReyerbronsIn een blog van 31-12-2014 komt Andreas Tirez met Vier bezwaren tegen een basisinkomen[1]. Een verkorte versie van de blog is in De Tijd gepubliceerd onder de titel Financiering basisinkomen loopt mank[2]. Zijn bezwaren gaan over de betaalbaarheid, de radicaliteit van een (hoog) basisinkomen, de rechtvaardigheid en het zogenaamde bevrijdende aspect van een basisinkomen. Hier een repliek.

Betreffende de betaalbaarheid stelt hij geen berekening te hebben gezien die de betaalbaarheid aantoont, als je de effecten van ander gedrag van mensen na invoering van een basisinkomen als neutraal inschat.  De berekening achter de Panorama-uitzending[3]  voldoet daar volgens hem niet aan. Daar heeft hij volgens mij een punt.
Maar hij eist dat voorstanders wel zo’n berekening moeten laten zien.
Het stellen van zo’n eis is een tikkeltje onredelijk. De financiële effecten van grote projecten moeten uiteraard ingeschat worden, maar bijvoorbeeld bij infrastructurele projecten gebeurt dat meestal op een manier die achteraf twijfelachtig lijkt. Daar moeten we niet aan nee gaan doen!

Het lijkt mij evident dat het invoeren van een basisinkomen voor iedereen, van welke hoogte dan ook, bij ongewijzigd gedrag van iedereen, middelen vergt die elders gevonden moeten worden. Bij degenen die thans inkomen genieten kunnen we het basisinkomen deels of geheel compenseren door de belastingvoordelen en/of de uitkeringen te verlagen. Dat lukt niet voor degenen die thans geen enkel inkomen hebben, dus het geld daarvoor betreft extra uitgaven.

Het lijkt me voor de hand liggend dat invoering van het basisinkomen niet in één klap gaat, maar dat eerst wordt geëxperimenteerd en/of dat invoering geleidelijk plaats vindt.  Dat biedt ruimte om na te gaan of de gedragseffecten inderdaad neutraal zijn. IK denk, gezien de vele kleinschalige experimenten dat de effecten positief zijn, maar of dat in onze maatschappij ook zo is moet inderdaad nog ervaren worden!
Verder is het de vraag of je erg dramatisch moet doen over het financieringsprobleem. Als we het basisinkomen gefaseerd invoeren en niet in één klap, hebben meerdere jaren de tijd om  de overheidsuitgaven en/of het belastingstelsel (en de belastinggrondslagen) daaraan aan te passen.

Het bezwaar van Andreas Tirez tegen de radicaliteit is vooral een bezwaar tegen invoering in één klap, wat inderdaad een bijna ongekende revolutie zou zijn. Zijn angst dat de goede kanten van onze huidige economie daarmee op het spel gezet wordt, is ongegrond als we besluiten tot een gefaseerde aanpak.

In de toelichting van zijn bezwaar betreffende de rechtvaardigheid spreekt hij de veronderstelling uit dat het basisinkomen vooral ten goede zal komen van degenen die het minder nodig hebben, zoals werkenden en studenten. Voor de uitkeringsgenieters verandert er volgens hem niets aan hun financiële toestand.
Ook hier gaat Andreas Tirez uit van neutrale gedragseffecten, terwijl evident is dat met name de uitkeringstrekkers heel anders in het leven zullen staan als ze niet om de haverklap moeten voldoen aan de eisen van de uitkeringsinstanties. En voor wat betreft betaalde arbeid: via de belastingen zal hun basisinkomen geheel of gedeeltelijk teruggehaald worden en ook werkgevers zullen rekening gaan houden met het bestaan van basisloon. Zowel het individuele als het collectieve overleg over arbeidsvoorwaarden zal heel anders gaan verlopen thans het geval is. Over gedragsverandering gesproken!
Als (of zolang) een basisinkomen niet hoog genoeg is om helemaal onbekommerd van rond te komen, lijken mij aparte uitkeringen voor bijvoorbeeld permanent gehandicapten een noodzakelijke voorziening naast een basisinkomen.

Zijn bezwaar voor wat betreft de vrijheid loopt een beetje uit in een bijna filosofisch betoog over een gewenste levensstandaard. De strenge eis aan het eind dat voorstanders van een basisinkomen hard moeten maken waarom het leven volgens de levensstandaard van 1980 niet voldoende is om anno 2014 “het goede leven” te kunnen leiden, is dan ook wat gezocht.
Wat meer praktisch lijkt me in elk geval veel vrijheid te ontstaan doordat de ‘genieters’ van de sociale zekerheid bevrijd worden van de soms draconische communicatie met de uitvoeringsinstanties.
Ik deel overigens wel de kritiek op de wat idyllische wereld die sommige voorstanders van het basisinkomen voor zich zien. Nog steeds zal zo nu en dan iemand iets moeten doen om ons ‘goede leven’ mogelijk te maken! En dat zal zeker sociale druk op blijven leveren!

Al met al ben ik niet overtuigd dat de bezwaren van Andreas Tirez hout snijden bij een verstandige invoering van het basisinkomen. Wel bij onverhoeds snelle invoering, maar dat  ziet toch niemand als serieuze optie?

Commentaar door: Reyer Brons, Netwerk Politieke Innovatie https://npi.pleio.nl/

Originele artikelen[1][2]: Andreas Tirez is kernlid van de Belgische liberale denktank Liberales en blogt op Economieblog.be.

[1] http://www.economieblog.be/wordpress/vier-bezwaren-tegen-een-basisinkomen/

[2] http://www.tijd.be/tablet/newspaper_opinie/Financiering_basisinkomen_loopt_mank.9583630-7316.art

[3] https://medium.com/@panoramacanvas/panorama-iedereen-een-basisinkomen-bc0b5005ca6f

Het bericht De vier bezwaren van Andreas Tirez tegen het basisinkomen op hun plaats gezet. verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

basisinkomen, de beste manier om de arbeidsmotivatie te verzwakken

De-Grauwe

De-GrauweIn een opiniestuk in De Morgen betoogt Paul de Grauwe “Een universeel basisinkomen kan nooit van de grond komen” zijn conclusie is dat “het enige realistische systeem  er een is waar het basisinkomen beperkt wordt tot diegenen die het nodig hebben.” [1]

Een universeel basisinkomen dat als ambitie heeft de armoede uit de wereld te helpen, is dus immens duur. Dat hoeft ook niet te verwonderen. Om de armen (een minderheid van de bevolking) een basisinkomen te geven moet je ook aan de grote meerderheid die het niet nodig heeft hetzelfde bedrag uitbetalen. Dat leidt tot een nieuw probleem. De werkende meerderheid krijgt een basisinkomen dat losstaat van de arbeidsinspanning, maar zal extra belastingen (en geen klein beetje) moeten betalen op zijn arbeidsinkomsten. En dat is de beste manier om de arbeidsmotivatie te verzwakken.

Meneer de Grauwe heeft de afgelopen tijd waarschijnlijk te veel achter de verouderde boeken gezeten, en is de realiteit een beetje kwijt geraakt. Er zijn diverse modellen die aangeven dat een universeel basisinkomen 1) wel haalbaar is en 2) door iedereen onvoorwaardelijk moet zijn omdat dit zonder aanziens des persoons zorgt voor een sociale bodem in de maatschappij.[3]
Misschien gaat hij zijn  foute idee over het Universele Basisinkomen ook nog eens toegeven.[4]

Een ingezonden brief uit België van Tom geeft hierop een reactie, ook om de overige twijfelaars omtrent de (financiele) haalbaarheid van het basisinkomen te overtuigen.


Beste Paul,
Sinds geruime tijd ben ik door burn-out aangewezen op de ziekteverzekering. Het verhaal van deze firma waar ik samen aan gebouwd heb beslaat 1/3 van mijn leven. Met volle inzet, passie, en motivatie ben ik dag en nacht beschikbaar geweest voor de collega’s, de klanten, om dit bedrijf te helpen groeien.

Het begon als operator en na 4 jaar kreeg ik de mogelijkheid om collega’s op te leiden, te steunen, te coachen.
( hetgeen gezien ook mijn opleiding als maatschappelijk werker een fantastische opportuniteit voor me was)
Ik kreeg een gsm van het werk opdat ik steeds bereikbaar kon zijn, en dit was ik ook.
Dit was niet altijd een geschenk, want ik was altijd te bereiken ( 24/24, 7/7), de collega’s kunnen dit bevestigen.
De scheidingslijn werk, privé was bij momenten niet makkelijk te trekken, maar daar had ik geen probleem mee.
Gezien mijn inzet, beschikbaarheid, motivatie, resultaat kreeg ik ook het ” verworven recht” op een vast uurrooster dat ik aanwezig kon zijn op bureel.Voor mij was dit een enorme opluchting, gezien de afstand die ik dagelijks afleg per trein.

Niemand heeft ooit klachten geformuleerd over mijn werkzaamheden (klanten, collega’s, de werkgever zelf)
Op een bepaald ogenblik wordt dan een beslissing genomen en word ik afgeschilderd als iemand die niet gemotiveerd is, die mensen demotiveert, die geen resultaat behaald…. zonder meer, zonder enige uitleg.
Was ik een slechte coach? Omdat ik bijsprong waar nodig opdat de dagelijkse activiteiten zouden voortgezet kunnen worden (door werkvolume, door afwezigheden, enz.)
Ik vind het belangrijk tussen de mensen te staan, de rots in de branding die ik altijd ben geweest. Dit werd ook ten zeerste geapprecieerd door de collega’s: “voor alles kunnen we bij Tom terecht en we zijn zeker dat hij ons ook vooruit zal helpen.”

10 jaar van mijn leven kan ik niet zomaar achter mij laten.
Ik heb te hard gewerkt, me teveel ingezet. ( dit kan eveneens gerust nagevraagd en bevestigd worden door de collega’s) Voor mij lijkt het logisch dat hard werken, inzet beloond wordt.
Niet dus…, daar heb ik het moeilijk mee, en ik ben zelf op zoek naar uitleg of motivering en tot op heden heb ik deze nog steeds niet gevonden.

Ik ben te duur om ontslagen te worden en daarom laat men mij maar wat aanmodderen… terwijl geld voor deze firma geen probleem is…. Iedereen dient toch het “arbeidsspel” correct te spelen!!!
Maar goed, om een inkomen te blijven hebben ben ik dus aangewezen op het administratief kluwen van regeltjes en administratie tussen werkgever en ziekenfonds.

Was reeds 3 maand zonder inkomen gezien de nodige formulieren niet werden overgemaakt aan het ziekenfonds door mijn werkgever en nu december wederom (als bediende wordt vakantiegeld uitbetaald en loopt het maandloon verder via de werkgever, dus kreeg ik bericht van het ziekenfonds dat in december geen uitkering wordt betaald en daar de werkgever wettelijk verplicht is het normale maandloon uit te betalen in december).
Hetgeen vooralsnog niet gebeurd is: op aanraden van mijn vakbond moet ik nu eerst aangetekend schrijven naar mijn werkgever…..

Ondertussen wat? (en ja er zijn mensen die het nog veel erger hebben dan mij) naar het OCMW…. Voor eerst een middelentoets procedure en een beslissing van de OCMW-raad?
De dagen passeren ondertussen….. geen werk geen eten…..

Daarom ook het onvoorwaardelijke karakter van het basisinkomen! Het “arbeids”leven maakt gekke sprongen!

Dank, moest me even van het hart!

Voor iedereen een fijn 2015 en samen verder voor het onvoorwaardelijk basisinkomen!
Tom

 

[1] http://www.demorgen.be/opinie/een-universeel-basisinkomen-kan-nooit-van-de-grond-komen-a2166604/

[2] http://nl.wikipedia.org/wiki/Paul_De_Grauwe

[3] http://basisinkomen.nl/wp/modellen

[4] http://www.hln.be/hln/nl/1265/Onderwijs/article/detail/1350346/2011/11/18/Paul-De-Grauwe-geeft-foute-ideeen-over-financiele-markten-toe.dhtml

Het bericht basisinkomen, de beste manier om de arbeidsmotivatie te verzwakken verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Barrières voor Basisinkomen eerder politiek dan economisch

univgent

univgent

In deze paper wordt het idee van het BI in zijn normatieve en economische aspecten bekeken. Het is een masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Algemene Economie door Mike Janssens.

Een BI houdt een universele en institutionele visie in over de rol van de welvaartstaat. Het breekt daarmee radicaal met de residuele en selectieve visie op de welvaartstaat dat vandaag zo dominant is. Een BI kan worden gerechtvaardigd en bekritiseerd vanuit diverse filosofische uitgangspunten. Duidelijk is dat de normatieve en economische discussie, over het BI en herverdeling in het algemeen, onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn. Een voorzichtige vaststelling is dat de grootste barrières voor een BI eerder van politieke dan economische aard zullen zijn.

Het besproken optimale belastingmodel van Atkinson geeft een intuïtief beeld op de kwesties van efficiëntie en billijkheid. Het toont aan dat de keuze voor een optimale belasting sterk afhankelijk is van verschillende gekozen parameters, en dan voornamelijk van de voorkeur van herverdeling en de arbeidsaanbodselasticiteit. Daarbij komt nog dat de veronderstellingen van het model en voornamelijk de manier waarop het arbeidsaanbod gemodelleerd is sterk de mogelijke uitkomsten bepalen. De besproken empirische onderzoeken toonden aan dat een negatieve impact op herverdeling en het arbeidsaanbod redelijk beperkt bleven. Met name de disincentives op het arbeidsaanbod blijken niet van die orde dat  een onvoorwaardelijk BI economisch onhaalbaar zou zijn. Het impliciete hoge marginaal belastingtarief op uitkeringsgerechtigden kan dankzij een BI dramatisch naar omlaag en bestrijd zo effectief de werkloosheidsval. Daartegenover staat een mogelijk hoger gemiddeld belastingtarief op alle inkomens.

Een onmiddellijke implementatie van een puur BI zou naar alle waarschijnlijkheid een te grote economische schok teweegbrengen. Een geleidelijke transitie, waar een partieel BI en een gedeelte van de voorwaardelijke systemen naast elkaar blijven bestaan, zal een overgang meer realistisch en politiek haalbaar maken. Het laat daarbij ook toe de kosten gaandeweg te controleren. Belangrijk is dat een implementatie van een BI niet op zichzelf kan staan maar plaats moet vinden binnen het kader van een omvangrijke hervorming op verschillende vlakken. Een effectief migratiebeleid en de regulering van de huurmarkt zijn hiervan enkele voorbeelden.

In deze paper wordt enkel gekeken naar de mogelijke impact van een BI in België, gefinancierd door een lineaire belasting op arbeid. Dit sluit het gebruik van een gradueel belastingstelsel niet uit. Er zijn evenwel talloze andere scenario’s denkbaar om een BI op supranationaal niveau te organiseren en te financieren via andere vormen van belastingen. Een BI kan bijvoorbeeld een rol spelen in de roep naar een meer sociaal en solidair Europa om een Europees sociaal vangnet te creëren.

Er bestaat een significant gebrek aan grondige en diepgaande empirische studies in België. Het kan zeker interessant zijn verder empirisch onderzoek te doen naar de mogelijke effecten van een BI in België en andere Europese landen. Het Europees burgerinitiatief dat op korte-termijn het doel heeft dergelijk onderzoek te doen in de gehele Europese Unie kan handig zijn om deze kloof op te vullen.

Microsimulatiemodel kunnen een goede bijdrage leveren maar een goed doordacht en omvangrijk natuurlijk experiment is in staat zowel de economische als de sociale aspecten te onderzoeken.
Impliciet wordt verondersteld dat een BI paste bij welvarende industriële landen. Het zou echter verkeerd zijn een BI niet te overwegen als onderdeel van het sociaal beleid in ontwikkelingslanden. Hierbij mag men niet vergeten dat bijvoorbeeld in België al enorm veel sociale voorzieningen zijn opgebouwd die complementair kunnen zijn aan het BI. Het mag daarom niet zomaar beschouwt worden als een substituut voor goede instituties en sociale wetgeving.

Hieronder de hele paper
Bron: http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/811/RUG01-002164811_2014_0001_AC.pdf
RUG01-002164811_2014_0001_AC

Het bericht Barrières voor Basisinkomen eerder politiek dan economisch verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

5 stappen op weg naar OBi-ambassadeursschap

scottsantensDit stuk is een vertaling van een verhaal geschreven door  Scott Santens een van de moderatoren van de subReddit over basisinkomen[1]. Het is gericht op de Verenigde Staten, maar kan natuurlijk ook gebruikt worden voor Europa. (Cursivering van de Nederlandse redactie)

Dus je wilt helpen het Onvoorwaardelijke Basisinkomen te promoten?

De belangrijkste doelstelling is dat  informatie over OBi  nog meer toegankelijker, meer deelbaar wordt en meer impact kan genereren, enz. Deze behoefte is enorm en dat is precies de reden waarom er is zo’n geweldige kans is om een ​​belangrijk deel van de basisinkomenbeweging uit te gaan maken in plaats alleen maar te klagen over bijvoorbeeld werkeloosheid, lage uitkeringen of hoger minimumloon.

Er is behoefte aan meer websites die informatie over OBi verspreiden. Tot nu toe heeft UBI Europa IMO de beste website. Ik adviseer dan ook om eens te klikken op de link  “Korte Geschiedenis van het Basisinkomen.” Er zijn de engelstalige sites, zoals usbig.net , binews.org en basicincome.org , maar ze zouden allemaal  meer deelbaar moeten zijn. De inhoud die ze hebben is geweldig, net als alle verhalen bijvoorbeeld, en al het laatste BI Nieuws  waar je zelf ook aan kunt bijdragen.

(De Daily Basic Income Paper met het laatste OBi/UBI nieuws uit de hele wereld kan je dagelijkse behoefte aan BI nieuws bevredigen. In Nederland is er natuurlijk basisinkomen.nl en basisinkomen.nu)

Met dat gezegd, hier zijn vijf mogelijke concrete stappen om een ​​belangrijke bijdrage aan de groeiende beweging voor een basisinkomen te leveren:

Stap 1: Word Deskundige

Ga direct naar Reddit . Ga niet langs  AF. Als je alles wilt leren wat je kunt, de / r / BasicIncome sub is het. ( Full disclosure:. Ik ben een van haar team van moderators ) Ik heb meer dan 95% gelezen van alles wat er gepost is, in zijn geheel, voor meer dan een jaar nu. Als je alles wat je kunt wilt leren over basisinkomen, stel ik dezelfde strategie voor. (je kunt in het Nederlands ook basisinkomen.nl in z’n geheel en volledig lezen natuurlijk)  Daarbij zal je niet alleen greep krijgen op het basisinkomen zelf, maar ook de vele vele redenen vóór het OBi, door het verbinden van de punten tussen het idee en al de “indirecte” berichten die zijn geplaatst en die gaan over basisinkomen, maar ook die rechtstreeks wijzen naar waarom het basisinkomen zou moeten worden ingevoerd.

Stap 2: Spreek er met anderen over

Informatie is alleen informatie. De kennis die is opgedaan in stap 1 brengt het proces opgang in het theoretisch toepassen van de informatie, en het krijgen van een effectieve greep op wat al de informatie werkelijk betekent, en hoe het te delen met anderen op een manier die het kunnen begrijpen. Dit vergt oefening. Iedereen is anders, en je zult moeten leren hoe met tact met mensen te communiceren en op een manier die nuttig en constructief is. Je moet herhaaldelijk oefenen met het bespreken wat er geleerd is in Stap 1. Doe het op Reddit. Doe het in de commentaren op websites die daar de mogelijkheid toe hebben. Doe het via social media kanalen zoals Facebook en Twitter (zie de links onderaan) Doe het persoonlijk met vrienden en familie. Doe het gewoon. Interageer [2].

Stap 3: Inhoud

Nu dat je een goede grondige kennis hebt en weet hoe ze beter te delen, is het tijd om te beginnen met het bereiken van een breder publiek. Probeer een eigen video te maken. Er zijn hulpmiddelen om je hiermee helpen. Ik doe dit voor mezelf ook. Video’s zijn een geweldige manier om een groter publiek te bereiken. Artikelen en blogs zijn ook een geweldige manier. Schrijf ze. Begin ze. Ik heb veel succes gehad met Medium en deze blog die je nu aan het lezen bent. Stop daar niet mee. Probeer om artikelen in meer gelezen mediums geplaats te krijgen. Leg artikelen voor aan HuffPo , The Atlantic , BusinessInsider , enz. ( in nederland aan je plaatselijke suffertje, weekkrant en dagblad) De meeste van de tijd zult je niets terug te horen. Maar soms krijgt je een antwoord krijgt. Hou vol. Ga door.

Stap 4: Organiseer je Lokaal

Nu dat je kennis hebt, weet hoe te communiceren met anderen, en anderen bereikt met je teksten, video, kunst, enz., Is het tijd om echt mensen te mobiliseren. Maak een lokale ontmoetingsplaats. Leidt de weg. Start een reguliere meetup waar je met anderen kunt praten. Je hoeft  niet meteen een vastomlijnd plan te hebben. Gewoon bij elkaar gaan zitten. Relaties opbouwen. Daarvandaan zal elke stap zal organisch gebeuren. Misschien heeft je groep al besloten om materialen te creëren en te verspreiden door de stad. Misschien zullen ze besluiten om zich te concentreren op de lokale politici. Misschien kan je besluiten om te beginnen het verzamelen van handtekeningen. Wat dan ook wordt gedaan, het zal een stap voorwaarts zijn op lokaal niveau, dat is uiterst belangrijk om het doel OBi te bereiken .

Stap 5: Organiseer nationaal (en dan Wereldwijd)

Dit is de laatste stap. Na het kweken van een veelheid van groepen op lokaal niveau, is het tijd om te beginnen met het organiseren van deze groepen voor nationale actie. Groepen zullen samen moeten coördineren en te werken aan een gemeenschappelijk doel of de lijst van gemeenschappelijke doelen. Het is op dit punt waar grote donoren eindelijk gaan meespelen. De beweging zal serieus genoeg zijn om te worden ondersteund, en de mensen zullen het ook ondersteunen. ( Nationaal en Europees zijn we natuurlijk al op de goede weg, amerikanen zijn er blijkbaar jalours op. )

Toegegeven, dit is mijn eigen plan. Anderen kunnen het er niet mee eens zijn, maar voor mij is dit zinvol is, en ik ben het zelf ook aan het doen. Mijn volgende stap is stap 4, die ik  tegen het einde van dit jaar van plan ben te maken. Maar voor anderen heeft het meer zin om te beginnen met Stap 1. Niet iedereen wil of kan websiteinhoud creëren en zou liever gewoon beginnen met activisme. Dus dan begin je met stap 4, of je slaat Stap 3 over en legt  de nadruk  op stap 1, 2 en 5.

Laten we allemaal beginnen met het zetten van onze eigen stappen in de richting van een Onvoorwaardelijk Basisinkomen en een betere toekomst voor iedereen.

Noot van de vertaler:

In Nederland en Belgie hebben we natuurlijk al redelijk wat op lokaal niveau georganiseerd. Deze website basisinkomen.net is daar een voorbeeld van. Onderaan vindt je alle links naar lokale groepen en organisaties over basisinkomen. Heb je een organisatie die je erbij wilt zien, stuur de informatie dan op via het contactformulier

 

 

 

The post 5 stappen op weg naar OBi-ambassadeursschap appeared first on Nederlandstalig Netwerk Basisinkomen.

Panorama, Iedereen een basisinkomen

panorama

panoramaStel: iedereen krijgt maandelijks 1500 euro op zijn of haar rekening. Onvoorwaardelijk, of je nu werkt of niet. Voor sommigen klinkt dat als muziek in de oren, anderen vinden het een belachelijk, onwenselijk en niet te realiseren idee. En dan vooral omdat het onbetaalbaar zou zijn.

Het is net die berekening die we hieronder maken.

Eenvoudig dus. Maar zet u toch maar even. De becijfering ziet er uit als volgt.

Kost Basisinkomen

157,6 miljard_______________________ (1500 euro per maand vanaf 18 jaar)
5 miljard__________________________ (200 euro per maand vanaf 18 jaar)
19 miljard____________________________ (alle persoonlijke verzekeringen)
4,8 miljard_________________________________ (kapitaalsverzekeringen)
1 miljard_____________________________________________ (opleidingen)

187,4 miljard nodig voor de financiering van het basisinkomen in België

Vermeden overheidskosten

Geen pensioenen meer__________________________________-41,2 miljard

Geen werkloosheidsuitkeringen meer______________________-11,2 miljard
Geen kinderbijslag meer__________________________________-6,4 miljard
Geen andere uitkeringen meer____________________________-11,9 miljard

187,4–70,7= 116,7 miljard waar we nog naar op zoek moeten

Rationalisering van het overheidsapparaat

Minder administratie en logistiek

Minder subsidies en premies______________________________-25,5 miljard

116,7–25,5= 91,2 miljard waar we nog naar op zoek moeten

Extra Opbrengsten

Gemiddelde verhoging van de BTW naar 25% _________________16 miljard

Verhoging van de registratierechten naar 25%__________________5,3 miljard
Vermogensbelasting van 25%______________________________29,2 miljard
Belasting op meerwaarde van 25%_____________________________3 miljard
Aanpassing van de personenbelasting_______________________22,9 miljard
Aanpassing belastingen rechtspersonen_______________________4,2 miljard
Aanpassing roerende voorheffing____________________________2,8 miljard
Herstel van 50% op fiscale en sociale fraude____________________12 miljard

91,2–95,4= -4,2 miljard. Winst dus, van goed vier miljard.

Koopkracht

De koopkracht kan stijgen, dat gebeurde in het experiment in Namibië. Maar een exacte projectie van de koopkracht is in dit statisch model niet mogelijk.

Volgens dit model kan het dus wel. Tijd voor andere argumenten en discussie. Als we al voor een basisinkomen kiezen, is er dat niet van vandaag op morgen. Het zou ook kiezen zijn voor een heel andere overheid. Aan u de keuze, discussieer mee.

Het bericht Panorama, Iedereen een basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

40% haalt het niet-veel-maar-toereikendcriterium niet

arm-maar-toereikend

adriaanplankenDe actualiteit van het Basisinkomen – week 50 2014 – over De hoogte van het Onvoorwaardelijk Basisinkomen (OBi)

Hoe je het ook wendt of keert, bij veel voorstanders van een Onvoorwaardelijk Basisinkomen is bestrijding van armoede[1] en een betere verdeling van betaalde arbeid de zaak waar alles om draait. Hierom lijkt het voor de hand liggend uit te gaan van een OBi dat hoog genoeg om uit de armoede te blijven. Ook ligt het voor de hand om de hoogte van het OBi te bepalen aan de hand van de kosten voor levensonderhoud voor een alleenstaande. De vier criteria waaraan het OBi volgens ons moet voldoen zijn immers dat, naast dat het voldoende hoog en onvoorwaardelijk is, iedereen het individueel krijgt.

Armoede in Nederland
Over wat armoede is bestaat geen eenstemmigheid. Er wordt vaak beweerd dat er in Nederland geen armoede bestaat, zelfs door onze minister president. Wij kennen namelijk het sociaal minimum: een bedrag dat iedereen minstens nodig heeft om in zijn of haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Het is gelijk aan de hoogte van de bijstand. De hoogte daarvan is gekoppeld aan het minimumloon. De hoogte daarvan aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen. Welke “gentlemen’s agreement” daaraan ten grondslag ligt is mij niet bekend. Voor alleenstaanden van 21 jaar en ouder (tot de pensioengerechtigde leeftijd) komt het in ieder geval neer op € 679,75. Met de vakantie- en zorgtoeslag erbij wordt dit € 798,75. Na aftrek van de verschuldigde belasting € 734,00.

Volgens de minimum-voorbeeldbegroting van het NIBUD[2] voor 2014 heeft een alleenstaande echter € 975,00 nodig. Zou je deze persoon ook nog een kleine toelage gunnen voor sociale participatie, dan heeft deze € 1020,00 nodig en blijft deze met een tekort van € 286,00 zitten, als hij op basis van de bijstand slechts over een budget van € 734.00 kan beschikken.

In het “Armoedesignalement 2013”[3] hanteren het CBS en het SCP samen twee maten om te bepalen wat armoede is. De maat die het beste met de minimum-voorbeeldbegroting van het NIBUD te combineren valt is die van het “niet-veel-maar-toereikendcriterium”. Dit komt neer op een netto bedrag van minimaal € 1042,00 per maand. Hiermee zou men op her eerste gezicht mee rond moeten kunnen komen. Een bijstandsuitkeringsgerechtigde krijgt dit bedrag echter niet.

Armoede is het langdurig rond moeten komen met een bedrag dat onvoldoende is om in levensonderhoud te kunnen voorzien (waarbij ook hoort het jezelf kunnen ontplooien d.m.v. sociale contacten in sport, muziek, toneel of welke andere hobby ook). Dit is zoals uit bovenstaande blijkt bij alleenstaanden die van de bijstand moeten leven het geval.

De mensen die buiten de boot vallen oftewel per maand minder op hun bankrekening kunnen bijschrijven dan wat zij volgens het “niet-veel-maar-toereikendcriterium” nodig hebben, ondervinden de volgende problemen:
Bijna 40% van de armen heeft moeite financieel rond te komen. [4]  Een kwart van de arme huishoudens ervaart financiële verplichtingen zoals woonlasten, persoonlijke leningen, een doorlopend krediet of een krediet als zwaar om aan te voldoen. De meerderheid van arme huishoudens ervaart financiële beperkingen, zoals het hebben van onvoldoende geld voor het verzorgen van een warme maaltijd met vlees, kip of vis om de dag. Idem voor het goed verwarmen van het huis, het te eten vragen van familie en/of kennissen, het regelmatig kopen van nieuwe kleren, het jaarlijks een week op vakantie gaan, het doen van onverwachte noodzakelijke uitgaven en/of het vervangen van versleten meubelen (zie figuur 3.12) .

arm-maar-toereikend

De gevolgen hiervan op lange duur laten zich raden: verloedering op alle gebied, het raken in een sociaal isolement , afgunst en criminaliteit. Doorgaan met ons huidige financiële bestel waaronder het zorgen voor sociale zekerheid ook valt, zorgt alleen maar voor toename van bovengenoemde gevolgen van langdurige armoede, want veel mensen leven met dit systeem langdurig met een financieel te kort. Het zorgen voor een basisinkomen kan deze misstanden de wereld uit helpen. Thomas Moore gaf in 1525 al aan dat je criminaliteit het beste met het zorgen voor een goede financiële bedding kunt bestrijden. Laten we er mee beginnen.

Wat heeft iemand nodig om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien?
Wie kunnen dit beter aangeven dan de armoede-ervaringsdeskundigen? Laten we dit dan ook in kaart gaan brengen.

Wat kunnen we verwachten van de invoering van een OBi?
Opheffen van de armoedeval en verminderde regelgeving zijn de enige effecten van het invoeren van een onvoorwaardelijk basisinkomen waar we bij voorbaat al zeker kunnen zijn. Alle andere effecten die we uit bovenstaande en uit de criteria waar zo’n OBi volgens ons aan moet voldoen af kunnen leiden moeten nog maar blijken in de praktijk. Experimenteren dus.

Als zo’n OBi is ingevoerd, zou je doordat het voor iedereen is mogen verwachten dat de stigmatiserende werking door het ontvangen daarvan verdwijnt. Iedereen krijgt het dan immers. Waarom zou je de ander die het ook krijgt nog met de nek aankijken? Voor de mensen die betaald werk hebben zal er niet zo veel veranderen. Ja zij krijgen allemaal een belastingvrije voet ter hoogte van het OBi. De loonkosten worden minder. Doordat het hoog genoeg is mag je verwachten dat iedereen kan voorzien in eigen levensonderhoud en als volwaardig lid aan de samenleving kan deelnemen. Als het hoog genoeg is, een individueel recht én onvoorwaardelijk hoeft niemand meer onder de knoet te zitten van werkgevers, partners en uitkeringsinstanties en wordt iedereen dus bevrijd van dat juk en soeverein met betrekking tot de eigen ontplooiing.

Het zal wel even duren voor zo’n OBi is ingevoerd. Daarna zal het ook nog wel even duren voor alle zegeningen die we ervan kunnen verwachten tot uiting komen. Niets hoeft ons ervan weerhouden het ideaal om “niemand laten verkommeren” uit te dragen en waar te maken. Wat weerhoudt ons er van door middel van een experiment uit te zoeken of dat wat we ervan verwachten inderdaad klopt?

Met hartelijke groet,

Adriaan Planken

Noten

Het bericht 40% haalt het niet-veel-maar-toereikendcriterium niet verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Je moet werken voor je geld

Landarbeid

ArbeidHoe vaak krijg ik dat niet te horen als ik het over basisinkomen heb. De tegenstanders van het onvoorwaardelijk basisinkomen zijn er duidelijk over: “Gratis geld bestaat niet” je moet er wat voor doen. Maar wat nu als je wel werkt en er geen geld voor ontvangt? Dat komt namelijk veel meer voor dan andersom.

“Work is the perennial natural necessity of humankind by which we remain humans” – Karl Marx

Uit Duits onderzoek[1] blijkt dat van al het werk dat gedaan wordt slechts 40% betaalde arbeid is. En als je dat ongelofelijk in de oren klinkt kijk dan eens om je heen. De spraakverwarring, want daar hebben we het over, betreft de definitie van arbeid en de waarde die wij er aan toekennen. Als een moeder niet werkt maar voor haar kinderen zorgt wordt dat niet gezien als arbeid. Maar zodra diezelfde moeder voor andermans kinderen gaat zorgen en daarvoor betaald wordt, dan wordt het ineens wel als arbeid gezien. Maar wat is het verschil?

In wetenschappelijke literatuur is er een verschil tussen de begrippen ‘werk’ en ‘arbeid’. Ondanks dat worden er veel verschillende zaken onder verstaan, waardoor er geen overeenstemming is. Volgens wikipedia wordt binnen ‘arbeid’ al een onderscheid gemaakt tussen betaalde en onbetaalde arbeid en formele en informele arbeid. En werk volgens wikipedia is: “het aanbrengen van wenselijk geachte veranderingen in de omgeving door menselijke activiteit. Werk kan zowel lichamelijk als geestelijk zijn.”

Arbeid versus werk
In de meeste gevallen wordt arbeid pas als zodanig gezien als er een betaling tegenover staat. Is geld dan de maatstaf voor het uitvoeren van arbeid? In het voorbeeld van de moeder die voor kinderen zorgt voegt de moeder waarde toe maar wordt de arbeid die ze verricht anders beoordeeld of liever gezegd gewaardeerd. Alleen de moeder die voor haar werk betaald wordt maakt deel uit van het economisch verkeer, het levert belasting op en doet het Bruto Binnenlands Product groeien. Dan pas werk je voor je geld.

Uit een internationaal onderzoek[2] naar werk kwam de volgende beschrijving naar voren waar ik mij goed in kan vinden. In iedere samenleving moeten we werk verrichten om te kunnen overleven. We moeten eten om te overleven, daarvoor moeten we voedsel oogsten, vinden of kopen; we moeten het bereiden, eventueel met behulp van hulpmiddelen; we moeten het opeten en vervolgens moeten we alles schoonmaken of opruimen wat we gebruikt hebben. Dit is werk. Het mens-zijn kan niet zonder werk.

Waarde van arbeid
We kunnen dus concluderen dat alles wat we doen werk genoemd kan worden, maar zodra we ervoor betaald worden is het arbeid. Dan blijft nog de discussie wat is arbeid waard? Waarom verdient een doorsnee medewerker € 500,- per week en een advocaat of een bankier € 500,- per uur? Voegt de doorsnee medewerker minder waarde toe? Hiermee begeven wij ons al gauw op glad ijs en gaat het vooral om de impact van een inspanning die in het economische verkeer geheel anders wordt gewaardeerd.

Vanuit menselijke waarden kan het verrichten van arbeid weer geheel anders liggen. Als nu eens alle verpleegkundigen gaan staken dan is dat een pure ramp en kan dat mensenlevens kosten. Als alle bankiers gaan staken merken we daar amper wat van. Toch?

Gebrek aan arbeid
Wat steeds duidelijker wordt is het feit dat arbeid de komende jaren drastisch zal veranderen. Door de verregaande automatisering zijn in de achterliggende decennia al heel veel banen verloren gegaan. Het gaat zo geruisloos dat we het bijna niet merken. Veel arbeidsintensieve activiteiten zijn al vervangen door robots. We zitten volop in het digitale tijdperk en kunnen concluderen dat het einde van het industriële tijdperk een feit is, of we het willen of niet. Hoe nu verder?

Ver voordat mensen naar de fabrieken trokken om zichzelf te verhuren werkte men thuis en was het produceren van voedsel een van de belangrijkste activiteiten. De nieuwe digitale economie ligt voor ons, maar hoe we daar allemaal inkomen uit kunnen halen is de grote uitdaging. Omdat ieder mens dat geboren wordt recht heeft om te bestaan moet er voor iedereen een inkomen zijn, ook al is er niet voor iedereen betaalde arbeid. Ondanks de verwoede pogingen van onze regering om iedereen aan een baan te helpen is dat niet waar de primaire behoeft ligt. We hebben geen behoefte aan een baan, maar aan een inkomen om te kunnen bestaan.

Karl Marx

Karl Marx

Werk van de toekomst
Om op een goede manier de toekomst tegemoet te treden zullen we arbeid en inkomen los moeten koppelen. We moeten terug naar het uitgangspunt, zoals Marx dat ooit weergaf, dat werk de noodzakelijke bijdrage van ieder mens is op basis waarvan wij mens zijn. Daar staat een bijdrage tegenover waarvan wij kunnen bestaan. Niets meer en niets minder is dit de rechtvaardiging voor de introductie van een basisinkomen. Als dit gegarandeerd is kunnen wij met elkaar toewerken naar een invulling van ons nieuwe economische systeem, waar dat ook op uit gaat komen.

Jolanda Verburg

bron: http://www.jolandaverburg.blogspot.nl/2014/11/je-moet-werken-voor-je-geld.html

[1] https://www.youtube.com/watch?v=ExRs75isitw

[2] http://l3d.cs.colorado.edu/~gerhard/papers/jls2000.pdf

Het bericht Je moet werken voor je geld verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Feminisme en het Onvoorwaardelijk Basisinkomen

feminisme

feminismeDe invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) wordt vaak aangeprezen als een positieve stap in termen van van vrijheid, welzijn en sociale rechtvaardigheid. Dat is zeker de mening van mensen zoals Philippe Van Parijs en Karl Widerquist. In mijn laatste twee posts heb ik, John Danaher [1], aandacht besteed aan hun argumenten voor een OBi. Je kan ze hier [2] en hier [3] vinden.

Maar kunnen er andere, minder vooruitstrevende effecten als gevolg van de invoering van een OBi optreden? In dit en het volgende bericht, wil ik een aantal feministische visies op het OBi onder de loep nemen. Aan de hand van dit onderzoek zullen we zien dat er voor feministen argumenten zijn om de introductie van een OBi te verwelkomen, maar dat er ook redenen voor bezorgdheid zijn.

In het eerste deel [van mijn twee blogs over het feminisme en het basisinkomen, FB] zal ik proberen om drie dingen te doen. Eerst kijk ik naar de mogelijke gevolgen van een OBi voor vrouwen op individueel en maatschappelijk niveau. Daarna kijk ik naar vier visies die vanuit een feministisch standpunt pleiten voor een OBi. En als derde zal ik ingaan op twee argumenten die vanuit feministisch perspectief niet gunstig zijn voor een OBi. Deze discussie is gebaseerd op twee belangrijke bronnen: Ingrid Robeyns’ A Gender Analysis of Basic Income (Een Genderanalyse van het Basisinkomen) en Tony Fitzpatrick’s A Basic Income for Feminists? (Een basisinkomen voor Feministen?) Beide zijn eerder verschenen als hoofdstukken in het boek Basic Income: An Anthology of Contemporary Research [4].

Voor ik begin, een paar woorden over de gebruikte terminologie. Het is natuurlijk erg misleidend om te suggereren dat er een enkel, eenduidig “feministisch perspectief” over dit onderwerp bestaat of zou kunnen bestaan. Om de doodeenvoudige reden dat de feministische beweging veel te divers en te veelzijdig is om een dergelijke bewering te wettigen. Traditioneel hield het liberale, feministische project zich bezig met de toelating van vrouwen tot juridische en economische rechten en privileges die mannen genieten. De doelstellingen van dit project hielden dingen in als het verlenen van stemrecht aan vrouwen, het recht op eigendom, het recht om contracten af te sluiten, alsmede de mogelijkheid om betaald werk te zoeken en te behouden. Om verschillende redenen wordt het liberale project als ontoereikend beschouwd. De belangrijkste daarvan is misschien wel dat vrouwen zich moeten aanpassen aan mannen waardoor patriarchale overtuigingen en praktijken bestendigd worden. Daarom hebben verschillende feministische groepen alternatieve doelen geformuleerd en nagestreefd. Daartoe behoren zaken als de creatie van een volledig sekse-neutraal (of misschien zelfs post-gender) samenleving, hoewel de precieze vorm die deze zou moeten aannemen en de juiste middelen voor de verwezenlijking ervan, nog ter discussie staat.

Dat is belangrijk voor het beoordelen van de argumenten die hieronder besproken worden. Eén van de belangrijkste kenmerken van het feministische debat over het onvoorwaardelijk basisinkomen is de zorg die het heeft voor het effect van het inkomen op de vormen van onbetaalde zorgarbeid die vrouwen van oudsher in huis doen en op hun mogelijke deelname aan de arbeidsmarkt. Dus de waarde die het feminisme hecht aan dingen is de sleutel voor de uitwerking van wat “het” feministisch perspectief (of, liever gezegd, perspectieven) op het basisinkomen is.

1. Wat zijn de mogelijke gevolgen van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor vrouwen?

Ingrid Robeyns splitst hulpvaardig de eventuele gevolgen die het OBi op vrouwen kan hebben op in twee categorieën: (i) eerste orde effecten; en (ii) tweede orde effecten. Effecten van de eerste orde zijn directe gevolgen die zich op korte termijn voor doen. Ze zijn gewoonlijk makkelijker vast te stellen en lijken vaker een meer directe invloed te hebben op de individuele ontvanger van de financiële toelage. Tweede orde effecten manifesteren zich op langere termijn en zijn meer indirect. Zij omvatten de invloed van een OBi op de opvattingen in de samenleving ten opzichte van vrouwen en onbetaald werk.

Robeyns signaleert drie mogelijke eerste orde effecten van een basisinkomen:

a. Het kan de arbeidsparticipatie van vrouwen (enigszins) verlagen: bekend is dat vrouwen minder actief zijn op de arbeidsmarkt dan mannen. Historisch gezien was dat omdat zij dit niet mochten. Tegenwoordig is dat omdat nog steeds van hen wordt verwacht en geaccepteerd dat zij thuis onbetaald werk verrichten. Studies (aangehaald door Robeyns) laten zien dat de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt positief beïnvloed wordt door onderwijs en nettoloon en negatief door leeftijd, het aantal kinderen en het inkomen van de echtgenoot of partner. De arbeidsparticipatie van mannen ondervindt nauwelijks gevolgen van zulke zaken (inderdaad, mannen lijken betaald werk te zoeken wat er ook gebeurt). Robeyns noemt twee studies (beide gebaseerd op modellen, niet op echte gegevens) over de waarschijnlijke gevolgen van een OBi op de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Beide studies lijken aan te tonen dat de participatie van vrouwen zal afnemen met de invoering van een OBi met verwachte afnames die variëren van 9 tot 20%. Het is heel moeilijk om in te schatten wat er in werkelijkheid zou gebeuren en Robeyn oppert dan ook dat echte sociale experimenten helderheid zouden kunnen verschaffen. Haar artikel werd in de vroege jaren van de 21ste eeuw geschreven. Ik weet niet of er sindsdien dergelijke experimenten zijn uitgevoerd. Ik weet dat Brazilië geprobeerd heeft om langs deze lijn sociale hervormingen door te voeren. Kent iemand studies die hierop voortborduren?

b. Het kan onvoorspelbare gevolgen hebben voor het werkelijke bedrag aan inkomsten dat vrouwen ontvangen: vrouwen die voor de invoering van het OBi geen inkomen ontvingen zouden hun inkomen zien stijgen, maar het effect op andere vrouwen is onduidelijk. Vrouwen die deelnemen aan betaald werk, worden gemiddeld minder betaald dan mannen, dus de methode van financiering zou cruciaal zijn. Als het OBi bijvoorbeeld gefinancierd zou worden door een vlaktaks, in plaats van een progressieve belasting, dan kunnen de vrouwen die werken hun netto-inkomen naar beneden zien gaan. Dit zou afhangen van wat ze verdienen en het feitelijke bedrag van het onvoorwaardelijk basisinkomen. Robeyns veronderstelt dat alleenstaande moeders waarschijnlijk de belangrijkste financiële begunstigden van het OBi zullen zijn.

c. Het zou de keuzemogelijkheden voor vrouwen wat betreft werk vergroten: ervan uitgaande dat het basisinkomen voldoende hoog is zal de keuze en flexibiliteit die het veel vrouwen biedt (weer vooral alleenstaande moeders) van grote invloed zijn. Ze zouden niet langer gedwongen worden om te werken om in hun basisbehoeften te voorzien en kunnen betaalde en onbetaalde arbeid makkelijker afwisselen.

Tot zover de eerste orde effecten, hoe zit het met de tweede orde effecten? Robeyns noemt er zeven. (Ik moet zeggen dat het mij niet helemaal duidelijk is waarom sommige van deze tot de tweede orde effecten gerekend worden, omdat ze ook op de korte termijn gevolgen kunnen hebben. Ik denk dat de scheidslijn tussen eerste en tweede orde effecten vrij vaag is.)

a. Het kan leiden tot een herwaardering van onbetaalde- en zorgarbeid: op dit moment worden allerlei onbetaald werk en verzorgende taken die vrouwen traditioneel op zich nemen niet op de juiste waarde geschat en zelfs ondergewaardeerd in de samenleving. Daar hebben betaalde arbeid en het moraliseren over betaald werk voor gezorgd. Door de ontkoppeling van werk en inkomen hoopt men dat een OBi zal leiden tot een herwaardering van onbetaald werk en zorgarbeid. Dit valt echter te betwijfelen

b. Als het ook aan kinderen uitgekeerd wordt, kan het een gunstig effect hebben op moeders: als kinderen ook een basisinkomen zouden ontvangen (misschien tegen een lager tarief), zullen moeders er waarschijnlijk baat bij hebben. Ten eerste omdat hun zorgarbeid erkend en beloond wordt. Ten tweede door het verminderen van de armoedeval, die door veel eenoudergezinnen ervaren wordt. (Ik begrijp dit punt van Robeyns niet helemaal. De veronderstelling lijkt te zijn dat de ouders het inkomen dat aan hun kind uitgekeerd wordt beheren, dat is een eerlijke veronderstelling, maar ik vraag me af hoe dit verschilt van toeslagen voor kinderopvang die in veel Europese landen gegeven worden.)

c. Het kan een positief psychologisch effect op huisvrouwen hebben: het zou hen het gevoel geven dat ze bijdragen aan het gezinsinkomen en hen ervan verzekeren dat het werk dat zij doen waardevol is. Robeyns citeert als ondersteuning voor deze stelling studies uit het Verenigd Koninkrijk die de positieve psychologische gevolgen van kinderbijslag op moeders laten zien.

d. Het kan de onderhandelingspositie van vrouwen thuis verbeteren: Amartya Sen stelt dat huishoudens moeten worden gezien als samenwerkingsverbanden die niet vrij zijn van conflicten. De mensen die er toe behoren werken meestal samen omdat dit voordelen oplevert, maar die baten worden niet gelijk verdeeld. Vaak zijn vrouwen de verliezers. Door de financiële onafhankelijkheid van vrouwen te vergroten (waardoor ze een betere uitgangspositie krijgen), zou het OBi kunnen helpen om hun onderhandelingspositie binnen het gezin te verbeteren.

e. Het kan ertoe leiden dat vrouwen de niet-financiële voordelen van betaalde arbeid verliezen: betaald werk heeft naast de ontvangen inkomsten andere prettige bijkomstigheden. Het geeft iemand toegang tot bepaalde sociale netwerken, maakt het mogelijk om haar vaardigheden te laten zien en kan iemands gevoel van eigenwaarde verhogen. Als door het OBi meer vrouwen de arbeidsmarkt de rug toekeren, kunnen ze een aantal van deze voordelen verliezen.

f. Het kan het vrouwelijk “menselijk kapitaal” in waarde doen dalen en hun inkomen op de lange termijn verminderen: studies hebben aangetoond dat mensen die geen betaalde arbeid doen, ook al is het maar tijdelijk, moeilijkheden ondervinden bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt en bij het vinden van beter betaalde banen. Nogmaals, als het OBi er de oorzaak van is dat meer vrouwen tijdelijk de arbeidsmarkt verlaten, zou het bijdragen aan een verslechtering van deze situatie.

g. Het kan in feite de statistische en onuitgesproken discriminatie van vrouwen verergeren: impliciete vooroordelen ontstaan wanneer mensen onbewuste associaties vormen tussen groepen mensen en bepaalde eigenschappen die stereotiep worden toegepast op leden van die groepen. In de VS bijvoorbeeld worden Afro-Amerikaanse mannen en criminele activiteiten vaak stilzwijgend met elkaar in verband gebracht. Dit kan invloed hebben op hoe mensen zich gedragen tegenover de leden van die groepen, zelfs als er geen bewijs is dat iemand aan dat stereotiepe beeld voldoet. Robeyns denkt dat het OBi bepaalde impliciete vooroordelen ten opzichte van vrouwen op het gebied van arbeid erger zou kunnen maken. Doordat bijvoorbeeld sommige vrouwen aangemoedigd worden om met betaalde arbeid te stoppen, of door meer loopbaanonderbrekingen te nemen, zou het de associatie tussen vrouwelijke werknemers en een lagere productiviteit die veel werkgevers waarschijnlijk hebben, bevestigen. Dit zou negatieve gevolgen voor individuele vrouwen kunnen hebben, ook al zijn ze niet van plan om hun betaalde werk op te geven.

Dit zijn alle eerste en tweede orde effecten die Robeyns noemt. Alles wel beschouwd lijkt het een beetje een allegaartje. Sommige effecten doen positieve uitkomsten voor vrouwen vermoeden; andere voorzien negatieve. Allemaal zijn ze ook enigszins speculatief. Aangezien geen enkel land een OBi heeft ingevoerd op de schaal die door de meeste activisten bepleit wordt, ontbreken de gegevens om met zekerheid te kunnen zeggen of deze effecten zich werkelijk zullen voordoen.

2. Vier feministische argumenten ten gunste van het onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi)

Met deze mogelijke gevolgen in het achterhoofd kunnen we nu onze aandacht richten op een aantal feministische standpunten voor en tegen het OBi. Hierbij baseer ik mij meer op het werk van Tony Fitzpatrick dan op dat van Robeyns, hoewel de laatste soortgelijke visies aandraagt. Om te beginnen kijken we naar vier argumenten die gunstig uitpakken voor het OBi.

a. De eerste stelt dat feministen het OBi moeten omarmen, omdat het de onafhankelijkheid van vrouwen zal verbeteren. De mogelijke mechanismen hiervoor zijn hierboven al genoemd. Als vrouwen een inkomen hebben dat voldoende is om in de eerste levensbehoeften te voorzien, dan zijn ze flexibeler om wel of niet deel te nemen aan de arbeidsmarkt en hebben ze een betere onderhandelingspositie binnen de traditionele gezinsstructuur. Bovendien zitten ze, omdat het OBi onvoorwaardelijk en persoonsgebonden is, niet vastgeklonken aan een bepaalde familiestructuur, noch hoeven zij hun bereidheid om betaald werk te zoeken – of vroegere deelname aan betaald werk – te bewijzen. Dit betekent een verbetering ten opzichte van het bestaande stelsel van sociale uitkeringen, waaraan vaak allerlei voorwaarden zijn verbonden, waarvan weer bewijzen geëist worden.

b. Volgens de tweede redenering moeten feministen het OBi omarmen omdat het de mogelijkheid biedt om de arbeidsverdeling op basis van sekse te verminderen. De traditionele taakverdeling is die van de mannelijke kostwinner en de vrouwelijke verzorgster. Als het OBi de status van niet-betaald werk kan verhogen, dan kan het mogelijk ook meer mannen stimuleren om dit soort werk op zich te nemen.
Dit kan zorgen voor een meer sekse-neutrale rolverdeling. De mechanismen hiervoor zijn waarschijnlijk indirect. Het OBi zou onbetaald werk niet actief belonen, het zou het gewoon tot een meer haalbare optie maken. Ik zal er meer over zeggen in deel twee.

c. De derde reden zegt dat feministen het OBi moeten omarmen, omdat het de bestaande segregatie op de arbeidsmarkt zou kunnen verminderen. Dit is in wezen de keerzijde van het voorgaande argument en één van de problemen: de seksuele arbeidsverdeling betekent voor vrouwen dat het de toegang tot betaalde arbeid belemmert. Als vrouwen gedwongen worden om onbetaald werk binnenshuis te verrichten, of als het van hen geëist of verwacht wordt – en niet van mannen – dan zijn de mogelijkheden voor vrouwen om toegang te krijgen tot betaald werk begrensd. Dus als het OBi de seksuele arbeidsdeling kan verkleinen, kan het ook de toegang tot betaalde arbeid vergroten. Dit zou ook een verbetering betekenen ten opzichte van bestaande sociale zekerheidssystemen waar rechten afhankelijk zijn van het totale gezinsinkomen. Fitzpatrick geeft als voorbeeld hiervan systemen waarbij het bedrag van de uitkering van een werkloze man daadwerkelijk wordt gekort als zijn echtgenote of partner werkt. Dit kan vrouwen met laag betaald werk motiveren om dit werk op te geven.

d. Volgens de vierde redenering moeten feministen het OBi omarmen, omdat het de last die de verzorgingsstaat op vrouwen legt, zal verkleinen. De achterliggende gedachte is dat vrouwen vaak de voornaamste “slachtoffers” van het traditionele, bureaucratische stelsel van sociale zekerheid zijn. Vanwege paniek in de samenleving over “bijstandskoninginnen” en dergelijke, moeten vrouwen vaak ingrijpende onderzoeken naar inkomsten ondergaan en dito informatie geven over hun persoonlijk leven om te bewijzen dat ze in aanmerking komen voor bijstand. Het onvoorwaardelijke karakter van het basisinkomen schakelt die opdringerigheid uit.

Ik denk dat er voor elk van deze argumenten iets te zeggen valt, hoewel sommige ambitieuzer en hypothetischer zijn dan andere. Ik wil er nu drie opmerkingen over maken. Ten eerste valt op dat ze zich beroepen op verschillende feministische doelstellingen, waaronder het doel om taken meer gelijk tussen de seksen te verdelen en het klassieke liberale doel om de deelname van vrouwen aan betaald werk te verhogen. Ten tweede lijken ze een vrij traditionele heteroseksuele gezinsstructuur als uitgangspunt te nemen, waarbij sommigen vragen zouden stellen. Ten derde lijken de meer ambitieuze argumenten te gemakkelijk aan te nemen, dat inkomen zelf seksistische normen en vooroordelen over onbetaald werk teniet zal doen. Dat is een twijfelachtige aanname.

3. Twee feministische redenen om het onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) af te wijzen

a. Hieronder bespreek ik twee bezwaren die feministen hebben tegen het OBi. Nogmaals, deze ontleen ik aan het werk van Tony Fitzpatrick. Het eerste bezwaar hangt samen met de opmerking die ik zojuist maakte. Het houdt in dat de voorstanders van het OBi inzoomen op het belang van decommodificatie en de noodzaak van defamilialisatie negeren. Decommodificatie is het proces waarbij datgene waaraan een symbolische prijs of marktwaarde gehangen is, wordt ontdaan van die waarde. [5] Als gevolg daarvan kan het niet meer verhandeld worden op een open markt. Dit is iets dat het OBi kan doen voor werkenden (doordat het arbeid loskoppelt van inkomen). Decommodificatie wordt als een waardevol doel door veel links georiënteerde feministen gezien, maar ook als niet-toereikend. De reden hiervoor is dat traditionele vormen van vrouwenarbeid nooit verhandelbaar zijn geweest. Daarom wordt er niet voor betaald. Het probleem met dat soort werk – en met de positie van vrouwen meer in het algemeen – is dat het binnen het verband van de familie plaatsvindt. Met andere woorden, het is verbonden aan een bepaalde rol binnen de gezinsstructuur. Vrouwen zijn dan afhankelijk van het vervullen van die rol, wat leidt tot de traditionele arbeidsverdeling op basis van geslacht (de mannelijke kostwinner; de vrouwelijke verzorgster). Het doel van een feministisch sociaal beleid zou moeten zijn om de sociale positie van vrouwen te defamilialiseren. [6] Men is bang dat het OBi niet in staat zal zijn om dit te realiseren. In feite kan het dienen om de seksuele arbeidsverdeling een nog steviger basis te geven. Omdat – indien vrouwen niet meer uit economische noodzaak hoeven te werken – zij kunnen toegeven aan de sociale druk om de traditionele rol van zorgverlener op zich te nemen. Mannen kunnen dan vrijblijvend doorgaan met profiteren van het onbetaalde werk van vrouwen. En vrouwen kunnen nog meer afgesloten raken van de arbeidsmarkt.

b. Het tweede argument is wat minder gecompliceerd. Men vindt het OBi als instrument simpelweg te lomp. Een probleem, dat men met de klassieke vormen van feminisme had, was de neiging om ervaringen van ongelijke groepen vrouwen op één hoop te gooien door verschillen te negeren of glad te strijken. [7] Dit kan nutteloos zijn. De ervaringen van een goed opgeleide vrouw uit de hogere sociale klassen zijn immers duidelijk anders dan die van een slecht opgeleide vrouw uit de lagere sociale klassen. Het OBi behandelt al deze vrouwen op dezelfde manier. Dat kan lastig zijn. Het geeft ze allemaal hetzelfde inkomen. Als eventueel sommige vrouwen door het OBi de arbeidsmarkt verlaten om traditionele familierollen op zich te nemen, is het dan niet zo dat het zeer waarschijnlijk is, dat deze vrouwen uit de lagere klassen en / of etnische minderheden afkomstig zullen zijn? Vooral gezien het feit dat deze vrouwen al een lagere participatiegraad hebben en zij dus meer kans lopen om de dupe te worden van directe en indirecte vormen van discriminatie?

Oké, dit is dus een zeer algemene inleiding tot het feminisme en het basisinkomen. Hopelijk heb je nu een idee van de verschillende argumenten en aannames die in dit debat rondgaan. In deel twee zal ik wat meer ingaan op specifieke punten van sociale zekerheidsmodellen en mij afvragen in hoeverre ze overeenkomen met feministische doelen. Ook zal ik kijken naar de rol die het feminisme zou kunnen spelen in sociale en politieke debatten over het basisinkomen.

Deel twee

In deel één [8], keek ik naar de mogelijke effecten van een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) op vrouwen. Ook heb ik een aantal feministische argumenten voor en tegen het OBi tegen het licht gehouden. Mijn betoog concentreerde zich op de gevolgen van het OBi voor economische zelfstandigheid, keuzevrijheid, de waarde van onbetaald werk en de arbeidsparticipatie van vrouwen.

Hoewel de waarden die in deze discussie centraal staan, evenals de voorspellingen waarop zij een beroep doen, zo complex en variabel zijn dat zij zich slecht lenen voor een eenvoudige samenvatting, kwamen er uit de discussie toch enkele duidelijke thema’s naar voren. Ten eerste is er enige reden voor hoop dat een OBi de onafhankelijkheid van vrouwen kan verhogen, de arbeidsverdeling op basis van sekse kan doen verminderen en de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt kan vergemakkelijken. Tegelijkertijd is het mogelijk dat de toekenning van een individueel inkomen aan vrouwen er toe zou kunnen leiden dat sekse-gekleurde opvattingen over sociale rollen zich verdiepen, vooral als de betaling van dat inkomen meer vrouwen stimuleert om de arbeidsmarkt te verlaten.

In dit tweede deel wil ik een een beetje afstand nemen van de details van deze standpunten en mij in plaats daarvan richten op verschillende modellen van sociale zekerheid en hoe ze kunnen aansluiten bij uiteenlopende feministische doelen. Ook wil ik kort ingaan op de belangrijke rol die een feministisch perspectief zou kunnen spelen in het politieke debat over de invoering van een OBi.

Nogmaals, bij mijn bespreking zal ik mij baseren op artikelen gepubliceerd in het boek Basic Income: An Anthology of Contemporary Research (Het Basisinkomen: een Bloemlezing uit het Actuele Onderzoek). [9] In de eerste plaats op de verhandeling over modellen voor sociale zekerheid uit het hoofdstuk A Basic Income for Feminists (Een Basisinkomen voor Feministen), geschreven door Tony Fitzpatrick en daarna als afsluiting op Carole Pateman’s stuk over Free-riding and the Household (Gratis Meeliften en het Huishouden).

Fitzpatrick’s hoofdstuk is vooral nuttig omdat hij zich baseert op het werk van Nancy Fraser. [10] Fraser maakt in haar boek uit 1997 Justice Interruptus (Haperende Rechtvaardigheid) [11] onderscheid tussen drie modellen van sociale zekerheid: (i) het model universele kostwinner; (ii) het model zorgverlener; en (iii) het model universele zorgverlener. Fitzpatrick legt ze naast elkaar en gaat na of het OBi, wel of niet, een bijdrage kan leveren. Ik begin met het bespreken van elk van deze drie modellen.

1. Het Model Universele Kostwinner

Alle drie de modellen zijn gebaseerd op een reeks waarden en veronderstellingen. Het universele kostwinnersmodel gaat uit van de aanname dat betaalde arbeid en het traditionele arbeidscontract goed zijn en dat het doel van gelijkheid tussen beide seksen bevorderd wordt door vrouwen toegang te geven tot deze zaken. In dit opzicht weerspiegelt het universele kostwinnersmodel de klassieke doelstellingen van het liberale feminisme (tenminste zoals het “liberale” feminisme gewoonlijk wordt begrepen). Het probeert vrouwen meer op mannen te laten lijken door de rol van de kostwinner los te koppelen van een sekse, maar zonder vraagtekens te zetten bij de waarde van die rol.

Welke hervormingen zouden nodig zijn om de doelstellingen van het universele kostwinnersmodel te bereiken? Fitzpatrick (2013, p. 168) noemt er een paar:

Vrouwen zouden nodig hebben: diensten die werken buitenshuis mogelijk maken door hen te ontslaan van onbetaalde verantwoordelijkheden; hervormingen op de werkplek ter bevordering van gelijke kansen; culturele hervormingen zodat vrouwen zich met de werkplek kunnen identificeren (en dat mannen dit dus aanvaarden); macro-economisch beleid voor het creëren van voldoende aantallen banen van hoog niveau; hervormingen van de sociale verzekeringsarrangementen om ervoor te zorgen dat vrouwen dezelfde rechten krijgen als mannen. Zorgarbeid zou verschoven moeten worden van het gezin naar de markt en de staat. Ook de status van werken in de zorgsector zou verhoogd moeten worden. Uitkeringen zouden strikt aan de arbeidssituatie en het arbeidsverleden gekoppeld worden, hoewel een aanvullend inkomensafhankelijk sociaal vangnet nog steeds nodig zou zijn.

Ongetwijfeld zullen elementen van deze mengelmoes aan beleidsmaatregelen bekend zijn. Het is duidelijk dat dit model van sociale zekerheid gedurende de afgelopen 50 jaar of zo door Europese landen in praktijk is gebracht. Maar hoe succesvol het is geweest in het bereiken van de doelstelling – een sekse-neutrale kostwinnersrol – blijft open voor discussie.

De vraag waar wij in geïnteresseerd zijn, is of het OBi een rol kan spelen bij dit model van sociale zekerheid. Fitzpatrick meent van niet. Inderdaad, veel van de karakteristieke aspecten van het OBi druisen in tegen de geest van het universele kostwinnersmodel. Het OBi probeert doelbewust inkomen los te koppelen van betaalde arbeid, waarbij het de ethiek van betaald werk tart. Daarbij biedt het mensen de keuze om (tijdelijk) uit loondienst te stappen. Dat gezegd hebbende, het OBi kan sommige mensen er toe aanzetten om werk te zoeken, vooral werk waarvan zij echt genieten, dat kan het kostwinnersmodel versterken, maar dit zou een secundair en onbedoeld effect zijn. Over het geheel genomen staat het OBi niet goedgunstig tegenover de doelstellingen van het universele kostwinnersmodel.

2. Het Model Zorgverlener

Het zorgverlenersmodel gaat uit van de waarde van zorgarbeid, met name de niet-betaalde vormen van zorg die traditioneel door vrouwen worden gedaan. Het verwerpt het idee dat seksuele gelijkheid wordt bevorderd door vrouwen simpelweg aan te moedigen om meer op mannen te gaan lijken. In plaats daarvan roept het ons op om het sociale zekerheidssysteem te gebruiken om de status en erkenning van zorgarbeid te verhogen en deze op hetzelfde niveau te brengen als betaald werk. Dit zou vrouwen in staat stellen om te kiezen tussen verschillende rollen (verzorger; kostwinner) of om die rollen (bijvoorbeeld beide in deeltijd) te combineren. Het zou echter de arbeidsverdeling tussen de seksen met betrekking tot zorgarbeid niet aanvechten.

Om dit model te laten werken zou een verscheidenheid aan beleidshervormingen nodig zijn. Fitzpatrick (2013, p. 169) noemt de volgende:

Vrouwen zouden nodig hebben: vergoedingen voor de verleende zorg vastgesteld op een niveau vergelijkbaar met dat van kostwinnerslonen; werkplekhervormingen om het flexibele levenspatroon zoals net geschetst – dat wil zeggen de mogelijkheid om te kiezen tussen verschillende rollen – te vergemakkelijken; arbeidsbemiddeling, omscholing en flexibele werktijden; uitgebreide sociale zekerheidsprogramma’s. De meeste zorg zou toch nog thuis gedaan moeten worden, maar zou worden ondersteund met aanzienlijke publieke middelen. Deeltijdbanen en zorgarbeid zouden dezelfde rechten op sociale verzekeringsarrangementen moeten krijgen als full-time banen, maar ook hier zou een aanvullend sociaal vangnet nodig zijn.

Sommige van deze beleidsmaatregelen zijn in verschillende landen doorgevoerd, in het bijzonder die met betrekking tot flexibele werktijden en directe voorzieningen voor kinderopvang. Het effect hiervan op de herwaardering en verhoging van de status van zorgarbeid is, alweer, twijfelachtig.

Kan het OBi een rol spelen bij het zorgverlenersmodel van sociale zekerheid? Fitzpatrick betoogt dat dat zou kunnen. Eén ding dat het zeker kan doen is de overgang van en naar de arbeidsmarkt voor vrouwen gemakkelijker maken. Vooral doordat werken in deeltijd een goede, haalbare optie zal zijn voor veel vrouwen. Vrouwen in die rollen zouden twee inkomens ontvangen: hun basisinkomen en de inkomsten uit hun werk. En als het OBi gefinancierd zou worden door middel van een progressieve belasting, zou het niet eens nodig zijn om er belasting over te betalen.

Een groot probleem met het OBi zou echter kunnen zijn, dat het niet specifiek genoeg is om de status van onbetaalde zorgarbeid te verhogen. Aangezien het inkomen aan iedereen wordt uitgekeerd, ongeacht hun bezigheden, zou het aparte karakter van zorgarbeid niet voor een speciale behandeling in aanmerking komen. Een participatie-inkomen (dat aan mensen wordt toegekend op voorwaarde dat ze deelnemen aan onbetaald, maar maatschappelijk nuttig werk) zou wellicht geschikter zijn om dit doel te bereiken.

3. Het Model Universele Zorgverlener

Het universele zorgverlenersmodel gaat uit van de vooronderstelling dat een eerlijke verdeling van alle zorgarbeid tussen mannen en vrouwen waardenvol is en bepleit een meer rechtvaardige verdeling van het werk tussen de seksen. Dit vormt een contrast met de twee andere modellen. Het universele kostwinnersmodel riep vragen op omdat het betaald werk hoger lijkt aan te slaan; het zorgverlenersmodel is aanvechtbaar omdat het niets verandert aan de traditionele, op sekse gebaseerde rolverdeling met betrekking tot zorgarbeid. Het universele zorgverlenersmodel probeert de beperkingen van deze twee modellen te overstijgen. Het doel is om de status van beide vormen van werk gelijkwaardiger te maken en de traditionele taakverdeling tussen mannen en vrouwen wat betreft zorgarbeid op te heffen.

Welke hervormingen zijn hiervoor nodig? Fitzpatrick (2013, p. 169-70) noemt er drie (op basis van Fraser’s werk):

Ten eerste zouden alle banen zo ontworpen moeten zijn, dat zij ook open staan voor mensen die part-time verzorgers zijn. Dat betekent een werkweek korter dan voor een full-time baan en ondersteuning van diensten die buitenshuis werken mogelijk maken. Ten tweede zouden zorgtaken verdeeld worden tussen de overheid, het huishouden en het maatschappelijk middenveld. (Fraser praat over lokaal beheerde en democratisch georganiseerde instellingen voor zorgactiviteiten.) De meest ingrijpende verandering ten slotte zou cultureel zijn, dat wil zeggen afbraak van de op geslacht gebaseerde veronderstellingen, die de bestaande vormen van sociale organisatie in stand houden.

Een basisinkomen zou een rol kunnen spelen in het bereiken van deze doelen, hoewel de beperkingen van dit instrument onder ogen gezien moeten worden. Door de ontkoppeling van werk en inkomen en het vergroten van de flexibiliteit bij de keuze van een baan, kan het meer mannen ertoe aanzetten om zorgtaken op zich te nemen. Maar het zou dat pas echt kunnen doen na aanzienlijke veranderingen in de culturele normen en overtuigingen ten aanzien van zorgarbeid. Veranderingen in de betaling van inkomsten kunnen dit niet doen, zeker niet op korte termijn. In feite kunnen ze meer mannen simpelweg aanmoedigen om te stoppen met betaald werk, zonder een evenredig deel aan zorgtaken op zich te nemen. Fitzpatrick meent opnieuw dat een participatie-inkomen, dat inkomenssteun koppelt aan specifieke, maatschappelijk waardevolle vormen van arbeid, in dit verband zinvoller zou zijn.

4. Het belang van het feministisch perspectief in debatten over het onvoorwaardelijk basisinkomen

Geconfronteerd met de stevig verankerde op sekse gebaseerde normen en overtuigingen, blijkt het basisinkomen niet zo doeltreffend. Dat is iets dat in gedachten gehouden moet worden als de politieke debatten over de invoering van het OBi beginnen. Er van uitgaande dat we streven naar een eerlijker taakverdeling tussen mannen en vrouwen wat betreft zorg en werk, moeten we ons bewust zijn van mechanismen waarbij politieke hervormingen gewoon kunnen dienen om het bestaande, traditionele systeem in stand te houden. Als dergelijke hervormingen besproken worden, vereist dit een kritische en vragende houding, ook in puur filosofische termen.

In zoverre is Carole Pateman’s artikel Free-riding and the Household (Gratis meeliften en het huishouden) een bruikbare correctie. Deelnemers aan het debat over het basisinkomen moedigt ze aan om van perspectief te wisselen. Een aansprekend voorbeeld hiervan is de aandacht die ze vraagt voor free-riding en wederkerigheid. Zoals ik in eerdere berichten naar voren bracht [12], is één van de meest voorkomende bezwaren tegen het basisinkomen dat het mensen in staat stelt om te stoppen met betaalde arbeid om zo onbelemmerd de vruchten te plukken van het harde werken van anderen. Men ziet dit als uitbuiting omdat werkenden het systeem financieren en uitvallers zich dus niet aan het principe van “eerlijk delen” houden. Hier komt het beeld van de hippie-surfers en leeglopers op het strand vandaan. [In Nederland overheerst het stereotype beeld van de passieve, werkschuwe uitkeringstrekker die – op kosten van de ‘hardwerkende belastingbetaler’ – eindeloos op de bank hangt, FB.]

Maar zoals Pateman benadrukt, dit idee van uitbuiting en profiteren richt zich op de ethiek van betaald werk en de deugden van de (mannelijke) kostwinner. Het negeert het enorme probleem van exploitatie en gratis meeliften binnen de traditionele gezinsstructuur. Binnen dat verband genieten mannen onbekommerd van het onbetaalde werk van hun partners en verrichten bijgevolg hun eerlijk aandeel niet. Toch is het veelzeggend dat het de relatie tussen de werkloze surfer en de betaalde werkende is die de literatuur domineert, niet bijvoorbeeld de relatie tussen de gemakzuchtige man en de hardwerkende vrouw. Om dit misverstand aan te pakken moeten we ervoor zorgen dat de discussie over het basisinkomen gaat over een breder begrip van wederkerigheid en wat het betekent om een eerlijke bijdrage te leveren.

Zoals ik zei, ik denk dat dit een nuttige correctie is.

Auteur

Noten

Het bericht Feminisme en het Onvoorwaardelijk Basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

TNS-nipo bevooroordeeld bij onderzoek over basisinkomen

TNS-nipo

TNS-nipoVolgens nieuw onderzoek van TNS-Nipo staan drie op de tien Nederlanders positief tegenover het basisinkomen. Vijf op de tien zien het idee niet zitten.

Maar wat verstaat TNS-Nipo eigenlijk onder een basisinkomen?
In het onderzoek wordt uitleg gegeven. TNS-Nipo noemt geen bedragen, maar wel twee varianten: een laag en een hoog basisinkomen.

De lage variant ligt onder het niveau van de huidige minimuminkomens. De hoge variant is hoog genoeg om van rond te komen. Deze variant zou volgens de tekst ‘bijvoorbeeld in de vorm van een hogere belastingdruk of door het bijdrukken van extra geld bekostigd moeten worden’.

Wij van Vereniging Basisinkomen zijn geen voorstander van de lage variant – het is niet de bedoeling dat mensen erop achteruit gaan.

Dan de hoge variant. Financiering door extra geld bij te drukken? Nee, daar zijn wij ook geen voorstander van – dat zou tot inflatie leiden.

En een hogere belastingdruk? TNS-Nipo insinueert dat de respondent meer belasting zal moeten betalen. De meeste mensen in Nederland betalen belasting op arbeid. Dat is ook de enige vorm van belasting die in het onderzoek wordt genoemd.

En nee, wij zijn geen voorstander van hogere belastingen op arbeid. Er zijn talloze andere manieren om het basisinkomen te financieren.

Maar wacht eens even. Volgens dit onderzoek zouden wij zelf dus tegenstanders zijn? Dat kan natuurlijk nooit.

Het is tijd voor echt, onafhankelijk onderzoek. Met geloofwaardige varianten.

Wij zijn benieuwd.

Zie hieronder het TNS-onderzoek:

http://www.tns-nipo.com/getattachment/Nieuws/Persberichten/Helft-van-de-Nederlanders-zien-idee-‘basisinkomen’/Volledig-bericht-basisinkomen-5-dec-2014-def.pdf/

Het bericht TNS-nipo bevooroordeeld bij onderzoek over basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

GroenLinks Leeuwarden ziet brood in basisinkomen

palgroenlinks

palgroenlinksPAL GroenLinks is voor een basisinkomen voor iedereen. Zij zullen dan ook binnen drie maanden met een initiatiefvoorstel komen voor een experiment met basisinkomen in één van de Leeuwarder wijken of dorpen.

Opvallend nieuws uit Zwitserland. Daar wordt een referendum uitgeschreven over de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor alle burgers. Een initiatiefgroep is er in geslaagd de benodigde 100.000 handtekeningen hiervoor te verzamelen. En dan komt er in Zwitserland een referendum.

Zwitserland. Het land waar men bekend is met volksbestuur middels referenda. Niet een land dat bekend staat om een communistisch verleden, of een overdreven socialistisch gedachtegoed.

Maar toch zijn er kennelijk overal in Europa steeds meer mensen die beseffen dat een onvoorwaardelijk basisinkomen ondernemerschap en vrijheid van de burger stimuleert. En ruimte geeft aan de ondernemende mens het eigen leven in te richten zoals zij dat willen. En dat levert een heleboel op. Ook gewoon reële economische groei.

Wij plaatsen dit in het kader van de Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Culturele Hoofdstad is in de eerste plaats een sociaal economisch project. Vandaar.

Daarnaast zien wij een dergelijk experiment in het licht van de nieuwe motiverende overheid. Een overheid die zich naar de tijdgeest transformeert naar een autoriteit die de burger bedient, stimuleert en motiveert. En hierin een betere balans zoekt met de altijd aanwezige handhavingstaak.

Wij dagen andere partijen uit om mee te doen. Niet alleen onze socialistische geestverwanten, maar vooral ook onze liberale broeders. Wanneer een liberaal ondernemend land als Zwitserland al dreigt met het invoeren van een basisinkomen, zou de plaatselijke VVD zijn hand niet om hoeven om te draaien voor een experimentje in een vaderlands provinciestadje.

Maar partijen hebben uiteraard het goed recht om dit even af te wachten. Wij gaan verder. Onvoorwaardelijke bestaanszekerheid geeft energie aan burgers.

Door:  Jan Atze Nicolai

Bron: http://palgroenlinks.nl/nieuws/leden-column/archief/2014/11/artikel/het-basisinkomen-komt-er-aan/

Het bericht GroenLinks Leeuwarden ziet brood in basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.