Welke veronderstelde effecten van basisinkomen kunnen we experimenteel toetsen?

Om tot betere experimenten te kunnen komen en een beeld te hebben bij n voorgenomen experimenten, is een aanpak gemaakt met 9 punten.
In dit artikel checken we welke van de door  Peter van Hoesel genoemde veronderstellingen het beste voor experimentele toetsing  in aanmerking komen.

Dit artikel past als stap 3 in een reeks artikelen over experimenten, die begonnen is met de tekst Hoe komen we tot een goede aanpak van experimenten met basisinkomen?

Als punt 1 is genoteerd waar we het over hebben:
Een basisinkomen is een periodiek bedrag voor iedere burger, dat voldoende is om volwaardig van te leven, zonder dat daar een verplichting tegenover staat en ongeacht het inkomen, vermogen of de samenstelling van het huishouden.
Onvoorwaardelijk basisinkomen heeft de volgende kenmerken: universeel, individueel, onvoorwaardelijk en hoog genoeg om een volwaardig bestaan te kunnen leiden.

In het tweede punt heeft Peter van Hoesel Een beleidstheorie voor het basisinkomen geformuleerd met 14 veronderstellingen.
Onderstaand worden deze veronderstellingen kort samengevat en wordt aangegeven hoe nader onderzoek op dit punt zou kunnen plaatsvinden, al dan niet door middel van experimenten.

  1. Basisinkomen zorgt voor onvoorwaardelijke bestaanszekerheid voor iedere burger.

In een experiment kun je dat slechts ten dele in beeld krijgen. Hoogstens kun je nagaan of mensen in de experimentele groep zich op dat punt prettiger voelden en vervolgens weer onprettiger na afloop van het experiment.
Mogelijk kan deze veronderstelling beter kan worden getoetst in diepte-interviews, groepsdiscussies e.d., eventueel aangevuld met een enquête onder een representatieve steekproef van burgers (opinieonderzoek).
De hoogte van het BI is daarbij uiteraard een belangrijke variabele: bij welk niveau wordt voldoende zekerheid ervaren?

  1. Basisinkomen leidt tot een drastische inperking van de bureaucratie in vergelijking met het huidige stelsel van sociale zekerheid.

Het beste is om te beginnen om met behulp van methoden die worden gebruikt bij onderzoek naar administratieve lasten, schattingen te maken van de kosten op microniveau, waarna je dat kunt uitvergroten naar macroniveau. Het gaat daarbij vooral om kosten die door burgers en bedrijven worden gemaakt, maar je kunt dat ook toepassen voor de overheidsinstellingen die zich bezighouden met de uitvoering van de bureaucratie. Daarnaast kun je op macroniveau zoeken naar begrotingsposten aan de kant van de overheid die betrekking hebben op de bureaucratie.
Vervolgens zul je moeten simuleren wat de administratieve lasten zouden zijn bij de belastingdienst of de SVB als zij het basisinkomen moeten regelen.
Experimenten lijken ons niet zinvol.

  1. Het individuele karakter van basisinkomen zal leiden tot vermindering van het aantal eenpersoonshuishoudens.

Aangezien bij experimenten waarschijnlijk slechts relatief beperkte groepen betrokken kunnen worden zal dit effect daarmee niet kunnen worden aangetoond. Wellicht zou een experiment op een redelijk groot gebied (denk bijvoorbeeld aan Texel) nog wel wat laten zien van dit effect, mits het experiment lang genoeg loopt.
Je kunt ook in dit geval beter werken met eerdergenoemde diepte-interviews en groepsdiscussies. Ook hierin kan een opinieonderzoek helpen om de omvang hiervan voor de gehele populatie te schatten.

  1. Basisinkomen gaat niet gepaard met armoedevaleffecten.

Of basisinkomen de armoedeval opheft, is een zaak van het ontwerp. Maak je het hoog genoeg, dan kan dat. Bij een laag basisinkomen zullen sommige toeslagen overeind moeten blijven, inclusief de daarin ingebouwde armoedeval.
In experimenten kan waarschijnlijk wel worden aangetoond dat mensen minder geremd worden door armoedeval-effecten. Het zal wel lastig zijn dit vervolgens te kwantificeren naar macroniveau.

Er is al wel het nodige bekend over armoedeval-effecten op macroniveau. Via macrosimulatie kun je op basis daarvan wel berekenen wat het effect zou zijn van een BI. Van belang is daarbij in welke mate toeslagen alsnog zullen zorgen voor enige armoedeval-effecten.

  1. Basisinkomen vergroot per saldo de arbeidsparticipatie.

Dit leent zich bij uitstek voor experimenten. De uitkomsten daarvan kunnen vervolgens worden voorgelegd aan grotere groepen burgers, waarna ze kunnen worden uitvergroot naar macroniveau.
Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de grote hoeveelheid bestaande kennis op dit gebied.

  1. Basisinkomen zorgt voor evenwichtiger arbeidsverhoudingen.

Dit leent zich deels ook wel voor experimenten, met name waar het gaat om het al of niet aanvaarden van onaantrekkelijk werk of lage beloningen, mits het gebeid waar het experiment plaats vindt groot genoeg is.
Hoe het BI invloed heeft op CAO’s of de rol van ondernemingsraden zal via kwalitatieve simulatie moeten worden onderzocht (denk bv. aan groepsdiscussies of rollenspelen). Experimenten zijn daarvoor te kleinschalig

  1. Basisinkomen zorgt voor meer arbeidssatisfactie.

Dit leent zich niet zo makkelijk voor experimenten, omdat het vinden van arbeid waar je je ook na enige tijd prettig bij voelt heel wat tijd kost. Als een experiment lang genoeg duurt valt er op dit punt wel een en ander vast te stellen.
Kwalitatieve simulatie is een meer aangewezen onderzoekmethode. Verder is er op dit gebied enorm veel bestaande kennis die kan worden geraadpleegd, waarmee de uitkomsten van kwalitatieve simulatie goed kunnen worden opgeschaald naar de gehele populatie

  1. Basisinkomen voorkomt nutteloze arbeid.

Ook dit zal pas na verloop van tijd kunnen worden vastgesteld.
Ook op dit gebied is kwalitatieve simulatie een meer aangewezen methode.
Veel bestaande kennis is er niet op dit gebied, dus een vertaling naar het macroniveau is lastig.
Een opinieonderzoek over dit onderwerp beweegt zich waarschijnlijk op glad ijs.

  1. Basisinkomen maakt een evenwichtiger inkomensverdeling mogelijk.

Dit is uitsluitend te onderzoeken via macrosimulaties, gekoppeld aan microsimulaties (Nibud). Experimenten zijn hiervoor veel te beperkt, of ze zouden een half land als bereik moeten hebben.

  1. Basisinkomen zorgt voor meer levensgeluk.

Dit valt via experimenten goed na te gaan, ook bij beperkte experimenten zal dit goed kunnen worden vastgesteld.
Via de aanpak zoals bij SCP-onderzoeken kan dit vervolgens vrij makkelijk worden opgeschaald naar de gehele populatie.

  1. Basisinkomen bevordert de gezondheid.

In experimenten kan dit tot op zekere hoogte wel worden aangetoond.
Daarnaast kwalitatieve simulatie, vervolgens op te schalen via macrosimulatie. Er is veel bestaande kennis over de relatie tussen arbeidssatisfactie en ziekte, dus dat kan hierbij ook worden gebruikt.

  1. Basisinkomen is niet mogelijk zonder tevens het beleid op diverse aanpalende gebieden van het sociaaleconomisch beleid fors aan te passen.

Bij experimenten is het slecht denkbaar dat bijvoorbeeld het belastingstelsel hierop wordt aangepast. Of er zou een experiment ontworpen moeten worden waarin dat expliciet gebeurt, maar dan hoeft dat als zodanig niet meer getoetst te worden.
Ook hier moet het gaan om macrosimulaties, waar zinvol gekoppeld aan kwalitatieve simulatie en microsimulaties.
Daarnaast zou opinieonderzoek kunnen laten zien welke wensen er op dit punt leven bij de bevolking.

  1. Er zijn voldoende financieringsbronnen beschikbaar om basisinkomen te betalen, mits er voldoende politieke wil is om die bronnen ook aan te boren.

Dit is geen voer voor experimenten. Dit kan alleen worden bekeken vanuit macrosimulaties.
Ook hierbij zou opinieonderzoek ondersteunend kunnen zijn.

  1. Invoering van basisinkomen zal bijdragen aan een herstel van vertrouwen van burgers in de overheid en omgekeerd.

Vertrouwen zal nauwelijks kunnen worden beïnvloed door experimenten.
Kwalitatieve simulatie en opinieonderzoek zijn wel geschikt.
Verder is er op dit gebied de nodige bestaande kennis die kan worden gebruikt voor een schatting op populatieniveau.

Het voorgaande samenvattend concluderen we dat vooral de volgende veronderstellingen goed getoetst kunnen worden via ex perimenten:
– arbeidsparticipatie (5)
– levensgeluk (10)
– gezondheid (11)

Niet of slechts beperkt toetsbaar via experimenten zijn de volgende veronderstellingen:
– bestaanszekerheid (1) (alleen voor het effect op levensgeluk)
– vermindering bureaucratie (2)
– minder éénpersoonshuishoudens (3)
– armoedeval (4) (wel kan getoetst worden of mensen minder geremd worden)
– evenwichtiger arbeidsverhoudingen (6) (deels bij een grootschalig experiment)
– arbeidssatisfactie (7) (alleen bij langdurige experimenten)
– nutteloze arbeid (8)
– evenwichtiger inkomensverdeling (9)
– aanpalend beid (12)
– financierbaarheid (13)
– vertrouwen (14)

Conclusie.

Experimenten kunnen zinvol zijn, maar we moeten hier niet te veel van verwachten. Van de veertien veronderstellingen zijn er slechts drie echt geschikt om te toetsen via experimenten, en vier slechts in beperkte mate.
Experimenten gericht op deze veronderstellingen kunnen heel zinvol zijn, want het zijn belangrijke punten, maar om al dan niet over te gaan tot invoering van basisinkomen zijn ook heel andere exploraties en overwegingen nodig dan experimenten en de uitkomsten daarvan. Zie als voorbeeld van een bredere verkenning daartoe het Voorstel voor een onderzoekprogramma in hoofdlijnen m.b.t. de invoering van een basisinkomen (NPI, 2017).

Reyer Brons & Peter van Hoesel, 8 november 2018

Dit artikel past in een reeks artikelen over experimenten, die begonnen is met de tekst Hoe komen we tot een goede aanpak van experimenten met basisinkomen?
Het tweede artikel betrof Een beleidstheorie voor het basisinkomen.
Zie ook een ander artikel waarin op andere gronden de zinvolheid van experimenten wordt gerelativeerd: Over zin en onzin van pilots met het basisinkomen.

Het bericht Welke veronderstelde effecten van basisinkomen kunnen we experimenteel toetsen? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Geplaatst in obi.