Basisinkomen tegen de armoede en de ongelijkheid

Basisinkomen is bedoeld om mensen bestaanszekerheid te geven. Het helpt ook om de armoede aan de onderkant van de samenleving te bestrijden. Nivellering is geen primair doel van basisinkomen, maar de ongelijkheid neemt wel flink af na invoering.
Dit blijkt uit rekensommen voor een klein fictief eiland en voor de Verengde Staten.

Basisinkomen is vooral bedoeld om mensen bestaanszekerheid te geven. De pretentie is bescheiden, basisinkomen zorgt er voor, zoals sommige Vlamingen zeggen, dat de mensen een sokkel hebben waarboven zij andere inkomsten kunnen verwerven.
Als dat basisinkomen hoog genoeg is, is dat uiteraard een goed middel om de armoede te bestrijden. Mogelijk is het onvoldoende voor degenen die met schulden starten, of die oplopen door ongeluk of onvoorzichtigheid, maar ook dan geeft het maandelijks basisinkomen perspectief.
Daarmee doet het basisinkomen ook iets aan de grote ongelijkheid in de inkomensverdeling. Het is geen primair doel, maar het opkrikken van de laagste inkomens betekent dat de ongelijkheid afneemt. Voor een klassieke communist of socialist is dat wellicht onvoldoende, maar om hun doel van een forse nivellering  echt te verwezenlijken moeten ze waarschijnlijk andere middelen propageren.

Om een beeld te krijgen van het mogelijke effect van basisinkomen op de ongelijkheid, heb ik een rekenoefening uitgevoerd voor een fictief eiland met 312 inwoners.
Die heb ik qua inkomen verdeeld in 5 inkomensklassen:

  • 10 armen met een inkomen van € 500 per maand
  • 100 in de onderklasse, inkomen € 1.500 per maand
  • 100 in de middenklasse, inkomen € 2.500 per maand
  • 100 in de bovenklasse, Inkomen € 4.000 per maand
  • 2 rijken met ieder een inkomen van € 30.000 per maand

Het totale maandinkomen in deze gemeenschap bedraag € 865.000.

De ongelijkheid kunnen we op twee manieren uitdrukken. Het eenvoudigste is de factor die het hoogste inkomen meer bedraagt dan het laagste, dat is in dit geval 60 (30.000 / 500).
Meer verfijnd is de Gini-index (of Gini-coëfficiënt), die 0 is als iedereen evenveel verdient en 100 % als één persoon alle inkomen heeft.
Deze wordt berekend als een ratio van gebieden in de zogenaamde Lorenz-curve-grafiek. De Lorenz-curve tekent de proportie van het totale inkomen van een populatie (y-as) ten opzichte van de cumulatieve inkomsten van de onderste x % van de bevolking.
In onderstaande figuur geeft de blauwe lijn de proportie ban het inkomen bij in ons fictieve eiland. De Gini-index is gelijk aan het gebied tussen de blauwe en de rode lijn, als fractie van de driehoek die bepaald wordt door de rode lijn en de zwarte lijnen.
Dat is voor ons eiland 27 %. Dat komt ongeveer overeen met de Gini-index voor Nederland  en een aantal landen in de buurt, zie deze Lijst van landen naar inkomensverschillen.

gini

Als oefening voeren we nu een basisinkomen in, waarbij de totale hoeveelheid inkomsten gelijk blijft. Dat betekent dus dat de sterkste schouders iets moeten inleveren.

De armen gaan naar € 1.500, de onderklasse naar € 2.000, de middenklasse blijft gelijk, de bovenlaag krijgt nog maar € 3.500 en de rijken leveren ieder € 5.000 in waardoor nog maar € 25.000 overblijft.
Een beperkte nivellering in de ogen van de klassieke linkse radicaal, maar de rijken en de bovenklasse op ons eiland zullen dit niet zonder morren accepteren!

De factor tussen het hoogste en het laagste inkomen daalt van 60 naar 17 (25.000 / 1.500).
De Lorenzcurve voor de nieuwe inkomensverdeling wordt weergegeven via de gele lijn in de figuur. De Gini-index daalt van 27 % naar 18 %, dat is lager dan in enig land uit de bovenvermelde lijst.
Ook al ziet het verschil tussen de blauwe en de gele lijn in de figuur er niet spectaculair uit, het  effect op de Gini-index is dat wel!

Deze simpele exercitie op een fictief eiland is door Scott Santens uitgevoerd voor de Verenigde Staten, zie zijn voorlopige publicatie  Does guaranteeing a basicincome reduce income inequality?

Daar is de inkomensongelijkheid veel groter dan in Nederland, volgens Scott Santens was de Gini-index in 2010 60 %. In zijn exercitie voert hij een basisinkomen in van $ 1.000 per maand, waarna de Gini-index daalt naar 46 %.
Ik moet daarbij wel de kanttekening maken dat in het eerdere vermelde overzicht de USA een Gini-index van ongeveer 40 % heeft. Oppassen dus met deze gegevens!
Maar voor de exercitie van Scott Santens is het relatieve verschil van meer dan 10 % in elk geval een duidelijke uitkomst.

Uitdaging aan Nederlandse rekenaars is te kijken of zoiets ook voor Nederland uitgezocht kan worden!

Reyer Brons, 16-11-2016

Dit bericht is ook gepubliceerd op de website van het Netwerk Politiek Innovatie

 

Het bericht Basisinkomen tegen de armoede en de ongelijkheid verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Geplaatst in basisinkomen, obi.