Experimenten met een basisinkomen: hulp of hindernis?

juiste vragen

 

 

Wat leveren de uitkomsten van een experiment met een basisinkomen eigenlijk op? Als je niet de juiste vragen stelt, kunnen slecht opgezette proefprojecten zelfs een negatief effect hebben, waarschuwt Robert Bruce.

 

Ieder experiment met een basisinkomen heeft grote tekortkomingen – nog voordat het begint

Enkele maanden geleden draaide de politieke propagandamachine volop voor zowel voor- als tegenstanders van een basisinkomen. In de media werd gemeld dat een geruchtmakend experiment met een ‘basisinkomen’ in Finland gestopt was, omdat politici de voorkeur gaven aan inkomensafhankelijke uitkeringen ongeveer zoals de Britten dat aanpakken (een stuk agressiever dus).[1]

In feite zal het Finse experiment pas stoppen in 2019, wat geheel volgens plan is, zoals we nu weten. Eventuele conclusies worden pas gepubliceerd nadat de trial is beëindigd. Niemand, noch de voorstanders noch de tegenstanders, zouden dit voorbeeld dus moeten gebruiken om punten te scoren in het debat.

Niettemin lijkt de tijd rijp voor een diepgaander en evenwichtiger discussie over de vraag of we überhaupt moeten aandringen op omslachtige trials met het basisinkomen. Kunnen beperkte experimenten ons eigenlijk iets nuttigs vertellen over wat de invoering van een echt universeel en permanent basisinkomen betekent?

juiste vragenNet zoals veel anderen was ik enthousiast over de nieuwe experimenten, die over de hele wereld uitgevoerd worden. In februari was er een geweldige ‘Basisinkomen-dag’, georganiseerd door de London School of Economics met sprekers over geldtransfer programma’s in Finland, India, Canada, Namibië, Kenia, Oeganda, Rwanda, Servië, Iran, Schotland en Nederland. Aan dit rijtje kunnen we ook het al langer bestaande dividend voor alle inwoners van Alaska aan toevoegen. Dit dividend wordt jaarlijks uitgekeerd door het Alaska Permanent Fund. Daarnaast zijn er nog enkele geïsoleerde particuliere experimenten, waar in Amerika aan gewerkt wordt. Dit is allemaal erg opwindend voor diegenen, die vurig geloven in het basisinkomen, omdat we ervan uitgaan, dat als we maar genoeg experimenten opzetten, de enorme voordelen van een universeel basisinkomen (UBI) al snel vanzelfsprekend zullen zijn.

Ik vind echter dat we dit moment moeten gebruiken om een debat te voeren en onze aandacht heel precies scherp moeten stellen. Trials zijn hèt sleutelmoment, het moment van de waarheid, waarop het echt menens wordt tussen de fundamentele principes van een UBI en de hopeloos rommelige wereld van de herverdeling van overheidsinkomsten.

Wat we ook doen, we kunnen er zeker van zijn dat de resultaten sterk politiek gekleurd zullen zijn en indien slecht begrepen, zouden experimenten zelfs gebruikt kunnen worden om de publieke opinie tegen een basisinkomen op te zetten. Wat het nog erger maakt, is dat de meeste politici alleen uit zijn op snelle politieke resultaten. Zij zullen er niet voor terugdeinzen om een eigen draai te geven aan plannen voor een trial als dat beter past bij hun eigen agenda, zoals duidelijk het geval was met het Kela-experiment in Finland.

Als we een helder debat willen over wat we kunnen en willen bereiken met toekomstige trials, dan moeten we enkele van de volgende realiteiten onder ogen zien:

  1. Ieder experiment met een basisinkomen vertoont vanaf het begin fundamentele manco’s. Geen enkele in tijd beperkte proef kan de enorme metamorfose en veranderingen nabootsen, die het gevolg zijn van het doorvoeren van een universeel basisinkomen in een bestaande economie. Het hoogst haalbare dat we kunnen bereiken met de trials is het veranderen van individuele prikkels voor een zeer klein aantal deelnemers aan de experimenten. Deze zeer persoonlijke stimuli zullen uitsluitend getoetst worden op een banenmarkt en in een lokale economie, die precies hetzelfde zal zijn als op dit moment, wat voor de gemeenschap direct veel van de grootste pluspunten van een echt basisinkomen teniet doet. We kunnen echt niet verwachten dat de resultaten van een proefproject ingrijpende veranderingen zullen laten zien, als we niet tegelijkertijd een omvangrijke transformatie van onze economie tot stand brengen.
  2. Zelfs de individuele gedragseffecten van een basisinkomen kunnen niet naar behoren nagebootst worden in een tijdgebonden proef. Stel je even iemand voor, die al een ruime werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft in Finland. Hoeveel van hen zouden serieus overwegen om dit inkomen voor langere tijd op het spel te zetten door tijdens een 24 maanden durend experiment een onzekere of laagbetaalde baan aan te nemen? Deelnemers weten maar al te goed dat de financiering voor het project waarschijnlijk aan het einde van de regeling wordt ingetrokken (wat zoals gezegd volgend jaar [2019] in Finland zal gebeuren). Het gevolg zou zijn dat ze vast komen te zitten in een onzekere baan zonder toekomstperspectief, terwijl ze financieel maar weinig beter af zijn dan met een uitkering. We kunnen niet verwachten dat een kortdurend experiment de negatieve prikkels van de ‘armoedeval’ kan wegnemen. Alleen een duurzaam basisinkomen kan dat.
  3. Experimenten worden herhaaldelijk neergesabeld door politici, die zich alleen druk maken om maatregelen die werklozen dwingen om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan – precies wat er in Finland is gebeurd!Toch is de officiële werkloosheid in de meeste G20-economieën slechts enkele procenten. Degenen die het meest van een toekomstig basisinkomen zullen profiteren zijn niet de werklozen, maar laagbetaalde werknemers met een ondermaats of onzeker inkomen. De vraag wat deze mensen met zulke banen zouden doen met een extra maandelijkse betaling bovenop hun bestaande inkomen, is waarschijnlijk de belangrijkste vraag, die beantwoord moet worden. Maar toch sluiten veel experimenten juist deze groep helemaal uit.
  4. Voordat we de vele voordelen van een basisinkomen echt op de juiste waarde kunnen schatten, moeten we ons economisch denken en onze doelen veranderen. Economen en politici zijn nog steeds verknocht aan verouderde ideologieën over de groei van het BBP (Bruto Binnenlands Product) en arbeidsproductiviteit.[2] De enige maatstaven voor succes waarin zij geïnteresseerd zijn, zijn traditionele doelstellingen als arbeidsparticipatie en economische output.Maar deze criteria zijn volkomen blind voor het maatschappelijk nut op de langere termijn van het geven van een basisinkomen aan verzorgers thuis, of volwassen studenten op de universiteit. Ze hechten geen waarde aan de eigen verantwoordelijkheid van burgers, die zelf hun keuzes wat betreft werk willen maken en die niet iedere baan willen pakken, die ze kunnen krijgen om te overleven. Totdat we duidelijke normen voor sociaal kapitaal en betrokkenheid in onze lokale gemeenschappen hebben, kunnen experimenten met een UBI alleen beoordeeld worden aan de hand van doelen uit de 20ste eeuw, die weinig relevantie hebben voor de lotsverbetering van mensen in de 21ste eeuw.

 

Gezien al deze obstakels, wat moet de conclusie zijn met betrekking tot de basisregels voor het ontwerp van toekomstige experimenten?
Ten eerste moeten we afscheid nemen van het idee dat op de één of andere manier een kleinschalige proef, die ook nog beperkt in tijd is, een zinvol experiment kan zijn voor een echt basisinkomen. Het is domweg niet mogelijk om in een trial de volledige effecten van een dergelijke enorme verandering, die aan de fundamenten van onze economie rammelt, te repliceren.

juiste vragenOp z’n best kunnen we met deze experimenten met een UBI op Madurodam-formaat – een miniatuur stadje waar de treinen eindeloos op tijd rijden – nuttige inzichten in logistieke kwesties krijgen.[3] Antwoord op vragen omtrent veiligheids- en identiteitscontroles, hoe om te gaan met deelnemers die geen toegang hebben tot bankrekeningen (met name in landen met lage inkomens), hoe om te gaan met overlappingen met bestaande uitkeringen, de overlap met gezondheidszorgvoorzieningen, enzovoort. Deze praktische inzichten zullen nuttig zijn, maar we mogen nooit voetstoots aannemen dat we – door de resultaten van deze experimenten te generaliseren – alle potentiële toekomstige baten van een universeel basisinkomen leren kennen.

In plaats daarvan moeten we ons veel duidelijker richten op het ontwerpen van projecten, die nauwkeurig omschreven en specifieke vragen kunnen beantwoorden. Als het bijvoorbeeld de bedoeling is geweest om aan te tonen dat een basisinkomen de negatieve prikkels om werk te zoeken kan ondervangen – veroorzaakt door de inkomensafhankelijke uitkeringen in Finland – dan hadden ze een heel andere aanpak kunnen kiezen. Geef ten eerste werklozen, die al genieten van vrij gulle uitkeringen in Finland, geen nieuw geld om het hen nog gemakkelijker te maken. Zet het experiment niet zo op dat de deelnemers weten dat ze na 24 maanden, wanneer het programma eindigt, dat extra geld hoogstwaarschijnlijk zullen verliezen, waardoor ze mogelijk slechter af zijn dan daarvoor.

Een veel beter idee zou zijn geweest om te garanderen dat eventuele bestaande uitkeringen, die ze vóór het experiment ontvingen, gedurende de volgende tien jaar bijgepast en gehandhaafd zullen worden, ongeacht eventuele extra inkomsten, die ze in die tijd zouden verdienen. Dit is natuurlijk geen basisinkomen. Het kan echter de eventuele voordelen van een basisinkomen inschatten door de gevolgen van de inkomenstoets en de negatieve prikkel, die ervan uitgaat om werk te zoeken, teniet te doen.

Andere aandachtsgebieden kunnen specifieke projecten zijn, die extra inkomsten opleveren voor laagbetaalde werknemers, opnieuw gedurende de langst mogelijke periode (minstens 5-10 jaar). Hoe reageren zij? Gaan zij minder uren werken, van baan veranderen, een bedrijf starten, gaan zij meer tijd besteden aan onderwijs of blijven zij thuis om voor het gezin te zorgen?

juiste vragen

G20-landen: de donkerblauwe landen zijn individueel lid van de G20. De lichtblauwe landen worden door de Europese Unie vertegenwoordigd, maar zijn niet individueel lid. De paarse landen zijn permanente gasten van de G20.

Het analyseren van veranderingen in de verdien- en bestedingspatronen van huishoudens uit deze groep (met inbegrip van effecten op spaargelden of schulden van gezinnen) door de invoering van een toekomstig basisinkomen kan ook interessante gevolgen voor armoede aan het licht brengen. Met behulp van deze resultaten zouden we vervolgens kunnen berekenen wat de echte economische multiplier (vermenigvuldigingsfactor) van het geld verkregen middels het basisinkomen zou zijn (economische opbrengst van iedere geïnvesteerde euro, pond of dollar). We kunnen zeker verwachten dat de uitkomst verhoudingsgewijs veel hoger ligt dan bij kwantitatieve verruiming, of door verlaging van de vennootschapsbelasting, die gretig zijn toegepast in de meeste G20-landen.

Bij de opzet van de experimenten moeten ook de lokale economische omstandigheden nauwlettend in acht genomen worden. De aanpak voor een land als Finland, dat al zeer goede niveaus van herverdeling van de overheidsinkomsten kent, zal duidelijk heel anders zijn dan dat op het Indiase platteland. Een land als het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft al gratis universeel onderwijs (ten minste tot 18 jaar) en gratis universele gezondheidszorg, maar kampt met uitzonderlijk hoge huisvestingskosten. Het VK zou aan de financiering van betaalbare woningen een even grote prioriteit kunnen geven als aan het UBI. Daarentegen hebben de meeste niet-stedelijke gebieden van Amerika geen woningnood, maar bij hen is er geen sprake van bekostiging van basisgezondheidszorg en onderwijsprogramma’s, dus kunnen zij prioriteit geven aan deze universele diensten voordat zij een UBI introduceren. Al deze lokale sociale en economische factoren hebben ongetwijfeld grote invloed op het voorspelde gedrag van individuen wanneer door de experimenten hun motieven veranderen.

Hoewel de principes van het basisinkomen overal ter wereld hetzelfde zijn, moet de inrichting van de experimenten zeer zorgvuldig afgestemd worden op de lokale context. Het is onwaarschijnlijk dat de resultaten rechtstreeks, dat wil zeggen zonder grote aanpassingen, kan worden overgedragen naar andere landen. Er zijn nog veel meer onderzoeken nodig om de meest efficiënte vorm van een universeel basisinkomen te ontwikkelen. Het succes van deze projecten zal echter afhangen van het stellen van zeer gerichte vragen om vervolgens – één vraag per keer – een goed gecontroleerde trial op te zetten om deze vragen te beantwoorden. Als eenmaal al deze inzichten van over de hele wereld samengebracht zijn, kunnen we eindelijk duidelijk maken, ondersteund door bewijsmateriaal, wat een basisinkomen kan betekenen voor de mondiale wedloop en hoe deze er het beste uit kan zien.

Volgens mij moeten we de veronderstelling, dat experimenten althans de veralgemeniseerde resultaten ervan, de belangrijkste weg naar de implementatie van een basisinkomen zijn, loslaten. Geen enkel land is in staat om van de ene op de andere dag over te stappen naar een volledig UBI op het niveau van een leefbaar inkomen.

Een veel kansrijker scenario is om op kleine schaal te beginnen met het invoeren van regelingen, gebaseerd op het beginsel van reguliere dividenduitkeringen, dat wil zeggen op een bescheiden niveau en voor iedere burger.

Na verloop van tijd kan dit systeem geleidelijk uitgebreid worden door geselecteerde sociale zekerheidsuitkeringen, belastingvoordelen en uiteindelijk meer grootscheepse programma’s voor de herverdeling van rijkdom te integreren.

In de loop van een aantal jaren zal het waarschijnlijk zo ver zijn. Er kunnen ontelbare studies gedaan worden naar de economische en sociale effecten van het ‘burgerdividend’ als de waarde van deze betalingen stijgt.

Het voordeel van deze aanpak is dat er geen langdurige experimenten gestart hoeven te worden. De politieke wil om te beginnen met programma voor de introductie van een basisinkomen is genoeg. Deze strategie kan ons inderdaad zelfs doen twijfelen aan ons belangrijkste doel: ijveren voor meer UBI-trials.
Onze energie kan zich beter eerst richten op het vaststellen van het principe van universele basisinkomens, misschien door omwille van het milieu te pleiten voor een heffing op “koolstof en dividend”. Maar dat is een heel ander verhaal.

Dit stuk verscheen eerder onder de titel ‘Trialling basic income: A help or a hinderence? Every basic income trial is fundamentally flawed before it starts’ op Medium.com, een site voor nieuws en artikelen van schrijvers, die pleiten voor de invoering van een basisinkomen in het Verenigd Koninkrijk.

juiste vragenAuteur: Robert Bruce, schrijver van het ebook ‘The Global Race’, www.TheGlobalRace.net

Vertaling en bewerking: Florie Barnhoorn

Foto’s

 


 
1. In de originele Engelstalige tekst staat meestal het woord ‘trial’. Waarschijnlijk duidt de auteur op een randomized controlled trial (of randomized control trial; RCT), een wetenschappelijk experiment waarbij de onderzoeker alle – of in ieder geval zoveel mogelijk – variabelen beheerst. Een belangrijk onderdeel van deze onderzoeksopzet is de controlegroep. In de dagelijkse praktijk is een ‘zuivere’ RCT bijna onmogelijk. In zijn artikel maakt de auteur overigens niet duidelijk wat hij onder een ‘trial’ verstaat. In de vertaling heb ik het woord ‘trial’ gebruikt, ‘proef(project)’ of ‘onderzoeksopzet’, maar meestal ‘experiment’ omdat deze omschrijving in Nederland vaak gebruikt wordt voor een proefproject met een vorm van basisinkomen.↩

2. Meer lezen? Zie bijvoorbeeld hier.↩

3. Madurodam is vernoemd naar George Maduro, een Joodse rechtenstudent uit Curaçao, die tegen de nazi-bezettingsmacht vocht als lid van het Nederlandse verzet en stierf in het concentratiekamp Dachau in 1945. In 1946 ontving Maduro postuum de Riddermedaille Vierde Klasse van de Militaire Willems-Orde, de hoogste en oudste militaire onderscheiding in het Koninkrijk der Nederlanden, vanwege de moed die hij tijdens de Slag om Nederland tegen Duitse troepen had getoond. Na de oorlog schonken zijn ouders het beginkapitaal voor de bouw van Madurodam.↩

Het bericht Experimenten met een basisinkomen: hulp of hindernis? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Geplaatst in obi.