Het basisinkomen en de sociaal-democratie

philippevanparijs«Introductie van een basisinkomen is absoluut noodzakelijk. Helaas maakt het geen deel uit van de sociaal-democratische traditie. Laten we er over nadenken. In de naoorlogse consensus stonden de nationale verzekeringen centraal. Het basisinkomen was geen onderwerp. Het is nu tijd om in te zien dat het basisinkomen de grondslag moet worden van onze toekomstige samenlevingen. Doen we dat niet, dan moeten we rekening houden met ernstige sociale conflicten.» — Yanis Varoufakis, The Economist, 31 maart 2016.

Vaak voorkomende misverstanden

Wat is de oorzaak van het wantrouwen van sociaal-democraten ten opzichte van het basisinkomen? Voor welke aspecten van het basisinkomen loopt men wel warm? Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden, is het belangrijk om duidelijk te maken wat een basisinkomen is en wat het niet is.

Van de bestaande regelingen voor sociale bijstand kan worden gezegd dat ze onvoorwaardelijk zijn in drie betekenissen: uitkeringen worden betaald in contanten, ze zijn niet afhankelijk van eerder betaalde sociale zekerheidspremies en ze zijn niet beperkt tot de burgers van het betrokken land. Een basisinkomen voegt daar drie dimensies aan toe: het is individueel, dat wil zeggen onafhankelijk van de leefsituatie van de ontvanger; het is universeel, wat wil zeggen dat het recht op dit inkomen niet afhankelijk is van andere bronnen van inkomsten; en het is vrij van plichten dus niet beperkt tot hen die betaald werk hebben of die betaald werk willen doen.

Is het niet absurd om een dergelijk basisinkomen aan iedereen te geven, dus ook aan de rijken? Dat is het niet. Het ontbreken van een inkomenstoets maakt geen verschil voor de rijken. Het maakt een groot verschil voor de armen. Zeker, de rijken hebben een basisinkomen niet nodig, net zoals zij het niet nodig hebben, dat de laagste schijven van hun inkomen niet belast worden of slechts tegen hele lage tarieven, zoals tegenwoordig gebeurt bij de huidige systemen voor de inkomstenbelasting. Hoge inkomens zullen uiteraard hun eigen basisinkomen betalen en een deel van de basisinkomens bestemd voor anderen. Het grote voordeel van een inkomen dat automatisch uitbetaald wordt aan iedereen, ongeacht inkomsten, is dat het veel gemakkelijker terechtkomt bij de armen – en zonder stigmatisering – dan inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij geeft het hen vaste grond waarop zij kunnen bouwen, omdat het kan worden gecombineerd met verdiensten, in plaats van een net waarin zij ongemerkt verstrikt kunnen raken omdat het wordt ingetrokken als arme mensen beginnen met verdienen.

Is het legitiem om het recht op betaalde arbeid te vervangen door een recht op een inkomen? Dat is niet wat het basisinkomen doet. Integendeel. Het biedt een flexibel, intelligent alternatief voor het delen van betaald werk. Het maakt het eenvoudiger voor mensen die te veel werken om hun arbeidstijd te verminderen of een loopbaanonderbreking te overwegen. Het stelt mensen zonder baan in staat om de vrijkomende werkplek in te nemen, ook zonder moeite als zij dat doen op parttime basis, omdat hun inkomsten worden opgeteld bij hun basisinkomen. En de stevige vloer waar het basisinkomen voor zorgt, maakt vloeiende overgangen tussen banen, opleiding en gezin mogelijk. De kans op een burn-out en vervroegde uittreding vermindert. Mensen kunnen betaalde arbeid over een langer deel van hun leven spreiden. Zoals sociaal-democraten terecht benadrukken, is toegang tot betaalde arbeid niet alleen vanwege het geld belangrijk, het is belangrijk om redenen die het inkomen dat dit werk oplevert, overstijgen. Zij die pleiten voor een basisinkomen zonder daar een werkverplichting aan te koppelen zullen dit niet ontkennen. Sterker nog, het wordt als iets vanzelfsprekends beschouwd zelfs door degenen onder hen die ervan overtuigd zijn dat een genereus onvoorwaardelijk basisinkomen duurzaam is: ondanks hogere belastingen en een comfortabele optie om ‘nee’ tegen betaalde arbeid te zeggen, gaan zij ervan uit dat mensen zullen blijven werken, juist omdat werk veel meer betekent dan enkel een inkomen.

Het einde van de verzorgingsstaat?

Zal de invoering van een basisinkomen het voortbestaan van onze verzorgingsstaten niet in gevaar brengen? Zeker niet, het zal ze redden. Misschien overbodig om te zeggen, maar een basisinkomen is absoluut geen alternatief voor de overheidsuitgaven op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Ook is het niet bedoeld om inkomensgerelateerde sociale uitkeringen gefinancierd uit premies van werkenden geheel te vervangen. Omdat ieder gezinslid zijn of haar inkomen heeft, kan de hoogte van die uitkeringen en de benodigde financiering navenant verlaagd worden. Bestaande uitkeringen worden geïndividualiseerd en vereenvoudigd, terwijl de tegenslagen waarmee ze verbonden zijn minder ingrijpend zullen zijn. Men verwacht zelfs op de langere termijn niet dat alle sociale zekerheidsregelingen helemaal zullen verdwijnen. Ondanks het feit dat het basisinkomen individueel en universeel is, en voldoende hoog moet zijn, zullen we het niet kunnen stellen zonder inkomensafhankelijke aanvullingen voor mensen in bijzondere omstandigheden. Ik wil nogmaals benadrukken dat door de constructie van een onvoorwaardelijke bodem plotselinge tegenvallers zullen afnemen. Het aantal mensen afhankelijk van deze voorwaardelijke uitkeringen zal dalen en de belangrijke taak van maatschappelijk werkers wordt verlicht. De aanleg van een onvoorwaardelijke vloer onder de bestaande verzorgingsstaat zal onze goed aangepaste sociale zekerheidsregelingen en sociale verzekeringsstelsel niet ontmantelen, maar versterken.

Niettemin klopt het dat een basisinkomen een model van sociale bescherming biedt dat fundamenteel verschilt van onze huidige twee modellen. Daarom kan men verwachten dat mensen die diepgaand betrokken zijn bij het reeds bestaande systeem zich uitgedaagd zullen voelen, zich gaan verzetten en tegenstand zullen bieden.

Dit was het geval in de vroege 16de eeuw toen gemeenten met door haar georganiseerde sociale hulp het monopolie van de kerk op liefdadigheid trotseerde, en in de late 19e eeuw toen de staat begon met de opbouw van het stelsel van pensioen- en ziektekostenverzekeringen en daarmee de positie van instellingen voor armenhulp ter discussie stelde.

Het is niet vergezocht om te veronderstellen dat het gebrek aan enthousiasme voor het basisinkomen onder sociaal-democraten en in arbeidsorganisaties iets te maken heeft met de belangrijke rol die zij gespeeld hebben bij het initiëren, ontwikkelen en beheren van de sociale verzekeringsstelsels die nu het hart van het merendeel van onze verzorgingsstaten vormen.

Een dergelijke weerstand is volkomen begrijpelijk en zelfs lovenswaardig: onze welvaartsstaten – opgebouwd rond sociale verzekeringen – maken een enorm verschil in termen van sociale rechtvaardigheid en zijn het daarom waard om verdedigd te worden. Maar dit ontslaat sociaal-democraten er niet van om hun leerstellingen bij te werken, opdat de eisen die deze eeuw stelt, beter het hoofd geboden kunnen worden. Een eeuw waarin zonneklaar de wenselijkheid en mogelijkheid van oneindige groei – waar de sociaal-democraten in het verleden vanuit een vanzelfsprekendheid op vertrouwden – voorgoed achter de horizon is verdwenen, een eeuw waarin full-time levenslange loonarbeid slechts haalbaar en gewenst zal zijn voor een minderheid, een eeuw waarin links het thema vrijheid niet over zou moeten laten aan rechts.

Het derde model

Wat sociale bescherming aangaat, dit vereist ruimte maken voor een derde model dat fundamenteel verschilt van het oude model van sociale bijstand — door de overheid geregelde sociale zekerheid — en het sociale verzekeringsmodel — onderlinge werknemerssolidariteit — waarmee de sociaal-democratie nauw verbonden is geweest en waar zij zich verplicht voor voelt om die te verdedigen. Om hedendaagse problemen te kunnen aanpakken, moet links de focus van “arbeiderisme” naar “socialisme” verleggen door zich te ontdoen van een illusie, die de kern van het gedachtegoed van veel linkse denkers vormde sinds Marx’ theorie over uitbuiting. Het moet volmondig erkennen dat het grootste deel van ons reële inkomen niet de vrucht van inspanningen van hedendaagse werknemers is (laat staan door ’t afzien van kapitalisten van nu), maar een geschenk van de natuur in toenemende mate gecombineerd met de opeenhoping van kapitaal, technologische innovatie en institutionele verbeteringen, een historisch gegroeide situatie geërfd van het verleden.

Zij die vanuit een arbeideristische optiek moreel recht hebben op deze gift — hetzij rechtstreeks in de vorm van loon, hetzij indirect in de vorm van sociale, werkgerelateerde uitkeringen – zijn de huidige generatie werkenden, samenhangend met de marktwaarde van hun vaardigheden, de omvang van hun arbeidsduur en hun onderhandelingspositie. In een werkelijk “socialistisch” perspectief, zijn zij die recht hebben op dit geschenk alle leden van de samenleving man en vrouw in gelijke mate, ongeacht de omvang van hun deelname aan goed beschermde voltijdse banen en in betaald werk in het algemeen.

Dit perspectief – gelijkwaardiger, meer op emancipatie gericht, minder gemodelleerd naar de man – impliceert een beweging die ijvert voor een onvoorwaardelijk basisinkomen. Het is niet iets waar links bang voor moet zijn. Het is iets wat links enthousiast zou moeten omarmen. Is er iets dat daarop wijst?
Hier is er een. Andy Stern was tot voor kort de voorzitter van de Service Employees International Union (Internationale Bond van Service Medewerkers), met bijna twee miljoen leden één van de grootste vakbonden in de Verenigde Staten. De titel van zijn nieuwe boek spreekt voor zich: Raising the Floor: How a Universal Basic Income Can Renew Our Economy and Rebuild the American Dream. [Een stevige basis voor allen: hoe een universeel basisinkomen onze economie kan vernieuwen en de Amerikaanse Droom nieuw leven kan inblazen (New York: Public Affairs, uitgave juni 2016).

Lezing door Philippe van Parijs gehouden op 30 januari 2016 tijdens het jubileumcongres van de Vereniging Basisinkomen te Maastricht.

Philippe van Parijs is hoogleraar aan de Faculteit van de Economische, Sociale en Politieke wetenschappen van de Université de Louvain (UCL), waar hij sinds 1991, het jaar van haar oprichting, de Hoover Chair voor Economische en Sociale Ethiek bekleedt.

Een uitgebreidere versie werd op 11 april 2016 gepubliceerd als Basic Income And Social Democracy op https://www.socialeurope.eu/2016/04/44878/

Vertaald uit het Engels door Florie Barnhoorn

 

[1]

Het bericht Het basisinkomen en de sociaal-democratie verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Geplaatst in basisinkomen, obi.