Het mag geen basisinkomen heten: Experimenten met de bijstand

Het debat over experimenten met de bijstand begon al in 2015. Vorig jaar kregen een aantal
gemeenten het recht om te experimenteren. 19 gemeenten melden zich aan en veel gemeenten
waren geïnteresseerd. De gesprekken met staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) sleepten zich voort.

Het idee is om meer te weten over de volgende vragen:

  1. Worden bijstandsgerechtigden actiever op de arbeidsmarkt als ze vrij gelaten worden van sollicitatieplicht etc?
  2. Worden bijstandsgerechtigden automoer als ze vrij gelaten worden.
  3. Is dit goed voor hun gezondheid?
  4. Leidt het verruimen van bijverdienen tot een hogere participatie op de arbeidsmarkt?

5 van de 17 partijen inde Tweede Kamer spraken zich voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart
uit voor dit soort experimenten. Alleen de VVD en de PVV waren tegen. Net voor de zomervakantie
kregen Groningen ( + Den Boer), Tilburg, Wageningen, Deventer en Nijmegen het groene licht van de
regering. Amsterdam niet, omdat de hoofdstad weigert om de verplichte tegenprestatie van
uitkeringsgerechtigden op te nemen. Amsterdam heeft besloten ook zonder Haagse toestemming
een experiment te doen. De gemeenteraad van Utrecht beslist binnenkort of zij het Amsterdamse
voorbeeld gaan volgen.

Als je meer wilt weten kom naar Den Haag 18 september om 14 uur vertelt
Sjir Hoeijmakers over experimenten in binnen- en buitenland.

6-9-2017

Het bericht Het mag geen basisinkomen heten: Experimenten met de bijstand verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Promotie Basisinkomen op het Plein In Den Haag naast de Tweede Kamer

Promotie Basisinkomen op het Plein In Den Haag naast de Tweede Kamer, en in Dudok op de Hofweg

Maandag 18 september (de dag voor Prinsjesdag)

Tijd: 11:30 -16:45 uur

Tent van 6 bij 13 meter en  4 meter hoog is de blikvanger
Programma:

11:30-12:00 uur Inloop/ koffie

12:00 opening Speech van voorzitter Alexander de Roo

12:05 -13:00: Boekpresentaties

  • Prof. Nic Douben Robot, werk en inkomen
  • Boek van de toekomst Hans de Jongh
  • Leven van de wind van Gerhard Hormann

13:00 -14:00 Pauze

14:00-15:00 Sjir Hoeijmakers vertelt over basisinkomen experimenten in binnen- en buitenland

15:30 -16:30 Lancering website Ik bereken het basisinkomen zelf.
In de studio van Café Dudok. Hofweg 1A

Kamerleden René Peters (CDA), Linda Voortman (GroenLinks) en Lammert van Raan (PvdD) geven commentaar.

16:45  Einde

Activiteiten: uitdelen van folders en muntstickers

 

Het bericht Promotie Basisinkomen op het Plein In Den Haag naast de Tweede Kamer verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Schaf het eigen risico af!

eigen risico
“De sterkste schouders dragen nu de lichtste lasten,” betoogt Joop Böhm, “Terwijl iedereen over voldoende geld zou moeten beschikken om de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te kunnen betalen. Dat kan met een universeel basisinkomen. Begin met het afschaffen van het eigen risico!”

De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) wil dat het eigen risico in de zorg simpeler wordt gemaakt. Mooi, zult u misschien denken. Immers, was het niet Leonardo da Vinci die betoogde: “Eenvoud is de ultieme vorm van perfectie”.

Maar er is een betere oplossing: Schaf het eigen risico af. Het eigen risico maakt dat mensen de zorg gaan mijden. Dat moeten we niet willen!

Een bedrag van 385 euro zal voor de mensen die het beleid bepalen geen bedrag zijn om van wakker te liggen, maar voor mensen met weinig geld is het eigen risico in de zorg vaak een flinke hap uit hun budget. Het is deze relativiteit die een rol moet spelen bij het bepalen van het beleid. De basiskosten van levensonderhoud zouden coûte que coûte voor iedereen betaalbaar moeten zijn.

De kosten van een liter benzine slokt een kleiner deel op van het budget van een rijke dan van een arme burger. En dat geldt voor bijna alle kosten voor een onbekommerd bestaan in onze maatschappij. Om deze discrepantie tussen arm en rijk te matigen zijn er in principe twee mogelijkheden: Of men bepaalt de hoogte van de kosten naar rato van de draagkracht, dus “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten”, of men zorgt ervoor dat iedereen beschikt over voldoende geld om de noodzakelijke kosten te kunnen voldoen.

Het zal duidelijk zijn dat de eerste mogelijkheid eigenlijk niet reëel is. Bij een spoorkaartje, parkeergeld, paspoort leges, verkeersboetes en belasting op toegevoegde waarde (BTW) en gemeentebelastingen, kan goedbeschouwd nauwelijks of geen rekening worden gehouden met de mate van welstand. Dat noodzaakt tot het kiezen voor de tweede mogelijkheid: zorg ervoor dat men voldoende geld heeft om de kosten van levensonderhoud te kunnen voldoen.

Die tweede mogelijkheid is wel reëel. Namelijk: door een Universeel Basisinkomen (UBI) in te voeren dat hoog genoeg is voor een onbekommerd bestaan. Het besef dat een UBI noodzakelijk is blijkt wereldwijd steeds meer veld te winnen. Dat is niet verwonderlijk. De voordelen voor de samenleving zijn werkelijk enorm. Het is dan ook vreemd te moeten ervaren dat in de Nederlandse politiek nog steeds zo weinig enthousiasme voor het UBI te bespeuren valt.

Al in het laatste decennium van de vorige eeuw heeft formateur Gerrit Zalm laten doorschemeren dat hij voorstander is van een basisinkomen. Laten we hopen dat hij tijdens de formatiebesprekingen zijn animo ervoor op de gesprekspartners zal kunnen overbrengen!

Joop Böhm, Amersfoort, 25 augustus 2017.

Het bericht Schaf het eigen risico af! verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Where Do We Go From Here: Chaos or Community?

chaos or community Joop Böhm vraagt zich af – naar aanleiding van de 9e H.J. Schoo-lezing die dit jaar door Sybrand Buma gehouden zal worden – of de CDA-leider kiest voor een universeel basisinkomen en dus voor het welzijn van de hele samenleving of blijft bij zijn afwijzing van bestaanszekerheid voor allen en daarmee kiest voor de weg van de chaos.

Maandagavond 4 september geeft CDA-leider Sybrand Buma in de 9e H.J. Schoo-lezing zijn visie op de richting die de samenleving moet inslaan. De titel? “Verwarde tijden die om richting vragen.”

In een artikel van De Correspondent geeft Ernst-Jan Pfauth aan “Hoe oefenen in dankbaarheid ons gezonder, gelukkiger en socialer kan maken.” Hij betoogt dat we leven in een prestatiemaatschappij, één grote wedstrijd, die we niet kunnen winnen. Geen wonder dat zoveel Nederlanders die wedstrijd niet vol kunnen houden. Eén op de zeven werknemers in ons land kampt met burn-out verschijnselen.

Een ander artikel: “Jongens waren we, maar aardige jongens”, sluit daar aardig bij aan. De schrijver, Abdelkader Benali, legt daarin uit hoe ANGST aan de basis ligt van de radicale, ongrijpbare omschakeling van nette jongen naar terrorist. “De ANGST die onvermijdelijk komt wanneer we de kindertijd voorgoed achter ons laten om uit te groeien tot mensen van wie iets wordt verwacht.” De prestatiemaatschappij maakt ze dan rijp voor “een ideologische dwingeland als Imam Es Satty om ze te rekruteren voor de heilige oorlog. Hij geeft ze een opdracht en ontslaat ze van de plicht verantwoordelijkheid te dragen.“

Willen we een betere wereld dan moeten we van die prestatiedwang af. In een samenleving moet men zich thuis voelen. De kille maatschappij waarin we ons voelen opgesloten moet plaats maken voor een warm bad waarin we uit vrije wil kunnen deelnemen aan de opbouw van een gezamenlijke leefgemeenschap waarin iedereen met respect wordt behandeld.

De realisering daarvan is minder problematisch dan men denkt. Noodzaak is dat er meer financiële gelijkschakeling moet komen. Iedereen heeft namelijk geld nodig voor een onbekommerd bestaan. Met de invoering van een Universeel Basisinkomen (UBI) geeft men aan dat niemand buiten de maatschappij wordt geplaatst. Het UBI is daarvan het bewijs.

Reverend Martin Luther King gaf in 1967 zijn boek, waarin hij een basisinkomen bepleitte, de titel: “Where Do We Go From Here: Chaos or Community?” Ik ben benieuwd of de heer Buma, die toch ook de christelijke beginselen aanhangt, eveneens deze richting inslaat wanneer hij voor de keuze wordt gesteld: Chaos of het welzijn van onze samenleving?

Joop Böhm, Amersfoort, 30 augustus 2017

Artikel Ernst-Jan Pfauth: Hoe oefenen in dankbaarheid ons gezonder, gelukkiger én socialer kan maken.
Artikel Abdelkader Benali: “Jongens waren we, maar aardige jongens”.

Het bericht Where Do We Go From Here: Chaos or Community? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Basisinkomen om Nederland te verbeteren

Bijna iedereen tussen minimum en modaal kijkt tegen een hoog belastingtarief aan. Hard werken loont niet. Mijn suggestie: een basisinkomen en alle toeslagen afschaffen.

Vorige week gaven in de NRC zeven opiniemakers 10 miljard uit om Nederland te verbeteren. Op 23-8-2017 was  het woord aan de lezer, onder de kop Lezers geven 10 miljard uit om Nederland te verbeteren

Alexander de Roo reageerde met een bijdrage:
Scheelt ook toeslagen
Basisinkomen

Hieronder volgt de integrale tekst.

Het gaat erg goed met de economie, maar dat geldt niet voor uitkeringsgerechtigden, werklozen, flexwerkers, zzp’ers en gepensioneerden. Ongeveer de helft van de bevolking profiteert niet. De regering zal die ongelijkheid wel wat repareren door de toeslagen nog gecompliceerder te maken. Een eenverdiener in een huurhuis met twee kinderen verandert van baan. 31.000 € ipv 20.000 €. Van 11.000 € bruto houdt dit gezin netto slechts 500 € over. Bijna iedereen tussen minimum en modaal kijkt tegen een hoog belastingtarief aan. Hard werken loont niet.

Mijn suggestie: een basisinkomen en alle toeslagen afschaffen. Volgens Maurice de Hond vindt 51 % dat een goed idee. Met een basisinkomen van 600 euro voor 18+, 300 euro voor kinderen en 65+. Met woontoeslag per adres kunnen alle toeslagen ook huur- en zorgtoeslag alsmede de hypotheekrente worden afgeschaft. Met een basisinkomen van 600 euro voor 18+, 300 euro voor kinderen en 650 euro woontoeslag per adres kunnen alle toeslagen worden afgeschaft, ook de huur- en zorgtoeslag alsmede de hypotheekrenteaftrek. Een alleenstaande start met 1.250 en een stel met 1.850 euro. Dit is 40 miljard duurder dan nu. Die 10 miljard helpt om dit gat te dichten.

Alexander de Roo
voorzitter Vereniging Basisinkomen
23-8-2017

Het bericht Basisinkomen om Nederland te verbeteren verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Bijeenkomsten over basisinkomen: boeken, promotie en onderzoek

Medio september en medio oktober vinden twee bijeenkomsten plaats rond het basisinkomen waarbij boeken een belangrijke rol spelen.
Eerst is er op 18 september een promotiebijeenkomst op het Plein in Den Haag, georganiseerd door de Vereniging Basisinkomen (VBi).
Een maand later, op 16 oktober,  organiseert het Netwerk Politieke Innovatie (NPI)op een steenworp afstand in Nieuwspoort een bijeenkomst om een breed onderzoek rond basisinkomen dichterbij te brengen.

De insteek van beide organisaties en van beide evenementen verschilt sterk.
Voor de VBi is invoering van het basisinkomen en doel en de bijeenkomst in een tent op het Plein net voor Prinsjesdag is vooral een manifestatie om duidelijk te maken dat het de hoogste tijd wordt dat er iets gebeurt in politiek Nederland rond het basisinkomen. Een tent van 6 bij 13 meter en 4 meter hoog is de blikvanger en een aantal leden van de Vereniging Basisinkomen lopen rond verkleed als robot.
Er wordt een overzicht gegeven over basisinkomen experimenten in binnen-en buitenland en er wordt een website Ik bereken zelf het basisinkomen gelanceerd. DeKamerleden Voortman (GroenLinks) en Peters (CDA) zullen deze meteen in gebruik nemen.
Zie hier voor het hele programma.

Het NPI constateert ruimte voor basisinkomen en onderzoek daarnaar op de politieke agenda op basis van onvolledige motiveringen geweigerd wordt.  Kort voor de verkiezingen vond in de Kamer een debat plaats over de Motie Klein, waarin deze nader onderzoek bepleitte. Niet echt nodig, oordeelde de minister van SZW, want het CPB had voldoende aangetoond dat het geen begaanbaar pad voor praktisch beleid was. Dat vond en vindt het NPI jammer.
Ook omdat er veel onderzoeken zijn waarin positieve effecten van basisinkomen naar boven komen
Op de bijeenkomst zijn sprekers van het CPB, het ministerie van SZW en de SER uitgenodigd om van gedachten te wisselen over een breed onderzoek in Nederland.
Zie hier het voorlopige programma.

Op de VBi bijeenkomst worden drie boeken gepresenteerd:

 

Op de NPI bijeenkomst presenteert Nele Lijnen (Belgisch parlementslid) haar boek Win for Life, waarin zij pleit voor een basisinkomen en verwijst naar het NPI-onderzoeksvoorstel als een kansrijke richting.
Zie hier een link naar de website rond het boek en naar een bespreking ervan.

Deelname aan beide bijeenkomsten is gratis.
Bij de NPI-bijeenkomst wordt een bijdrage aan de kosten op prijs gesteld.

Reyer Brons, 21-8-2017

Het bericht Bijeenkomsten over basisinkomen: boeken, promotie en onderzoek verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Productiedwang

Om te overleven moet je werken, dat is van oudsher al zo. Is dat inmiddels niet doorgeschoten? We worden overspoeld met overbodige producten en diensten, en niet te vergeten met overbodige bureaucratie.

Peter van Hoesel publiceerde op 7-8-2017 de volgende tekst op de website van het NPI:

Om te overleven moet je werken, dat is van oudsher al zo. Toch kun je je afvragen of dat in onze tijd niet is doorgeschoten. Er wordt zoveel geproduceerd dat de wereld wordt overspoeld met overbodige producten en diensten, en niet te vergeten met overbodige bureaucratie.

Waarom is het nodig om ieder mens op te zadelen met dat dwingende verdienmodel waarin je alleen in je onderhoud kunt voorzien als je betaald werk verricht? Natuurlijk zijn er ook wel uitkeringen, maar die staan helemaal in het teken van: zo snel mogelijk er weer uit, want je kost alleen maar geld.
Dus probeert bijna iedereen op de een of andere manier aan de kost te komen door zelf wat te produceren, al of niet in loondienst. Ik zou dat productiedwang willen noemen.

Die productiedwang leidt tot vele onaangename verschijnselen, zoals: opdringerige verkooptechnieken, overbodige producten en diensten, producten/diensten die niet doen wat ze beloven, schadelijke producten en diensten, veel afval, schade aan het milieu, nutteloos beleid, schadelijke neveneffecten van beleid, complexe bureaucratie.

Tegelijkertijd worden mensen onder meer via de media gehersenspoeld om zich als gretige consument te gedragen. Hoe meer je consumeert hoe meer mens je bent, is de boodschap. Die hersenspoeling is nodig om alle bovengenoemde onaangenaamheden van de productiedwang te kunnen beschouwen als aanvaardbare nevenschade om een heerlijk leven te kunnen leiden.
Anders gezegd: productiedwang leidt noodzakelijkerwijze tot consumptiedwang. Dat verhoogt vervolgens weer de productiedwang, omdat veel mensen tot het gaatje gaan of zelfs nog verder bij het besteden van hun inkomen. Met alle nare gevolgen van dien, zoals schulden en burn-outs.

Bovendien is er ook nog de enorme verleiding van het kapitalisme, waarin mensen wordt voorgehouden dat materiële rijkdom de ultieme kwaliteit van leven mogelijk maakt. Helaas is dat voor slechts weinigen weggelegd, want als veel mensen rijk zouden zijn is er juist geen sprake meer van rijkdom. Rijkdom bestaat bij de gratie van veel mensen met weinig geld/bezit en weinigen met veel geld/bezit.
Het kapitalisme gooit nog wat extra blokken in het vuur van de productiedwang. Rijken worden namelijk rijk door geld af te romen van alle andere mensen die vervolgens nog harder moeten werken.
Rijken consumeren bovendien op een buitensporig niveau, wat de productie van grote huizen, jachten, dure auto’s en andere superluxe goederen aanjaagt.
Daar komt nog bij dat heel wat mensen ook willen rijk worden, dus proberen ze de meest gekke dingen om veel geld te verdienen, waaronder ook illegale activiteiten.

Tenslotte is er (last but not least) het overheidsbeleid dat bijna alleen maar gericht lijkt te zijn op zoveel mogelijk economische groei, waarbij maatregelen tegen de ongunstige effecten van die groei het dikwijls afleggen tegen de groeibevorderende maatregelen.

Daar komt bij dat de overheid aan mensen die voor of met de overheid werken een schitterend platform verschaft om hun productiedwang te botvieren met het bedenken van ingewikkelde regelgeving, overbodige overheidsdiensten en adviesdiensten m.b.t. complexe regelgeving. Ik zou dat regeldwang willen noemen.

Productiedwang, consumptiedwang, regeldwang. Waar zijn we toch mee bezig? Valt dit niet te stoppen? Kan het niet anders?

Er zijn wel individuen en kleine gemeenschappen die zich onttrekken aan dit dwingende verdienmodel, maar ook zij merken dat het niet makkelijk is om dit vol te houden in een samenleving die is doortrokken van al die dwang. Bovendien is hun aantal te verwaarlozen.

Er zijn volgens mij twee manieren om het te veranderen.

Invoering van een voldoende ruim basisinkomen zou zorgen voor een enorme afname van de druk om betaald werk te verrichten. Dat is tegelijkertijd het belangrijkste argument voor tegenstanders van een basisinkomen, omdat zij vastzitten in een kwantitatief economisch groeimodel.
Wie wat langer nadenkt over dat nietsontziende groeimodel zal inzien dat het beter is te streven naar een kwalitatief hoogwaardige economie in plaats van kwantitatief aangedreven economie. De netto welvaart zal er sterk door verbeteren en zal bovendien bereikbaar worden voor mensen die momenteel buiten de boot vallen.
Trouwens, het basisinkomen kan onder meer worden gefinancierd door het afschaffen van allerlei overbodig beleid. Dan snijdt dit mes zelfs aan twee kanten.

Een significante verschuiving naar belasting op productie en consumptie, in het bijzonder bij producten met schadelijke milieueffecten, kan bijdragen aan het terugdringen van overproductie en overconsumptie. Ook dit soort maatregelen zorgt voor grote onrust bij voorstanders van het kwantitatieve groeimodel. Maar ook hiervoor geldt, dat het uiteindelijk zal leiden tot een betere situatie voor iedereen, uitgezonderd wellicht een kleine groep rijke mensen.

Er zijn een paar politieke partijen die in deze richting willen gaan, namelijk de Partij voor de Dieren en Groen Links. Bij andere partijen zie je soms wel flarden ervan terug, maar bij hen domineert dat economische groeimodel. Dat model zal dus nog wel even blijven domineren, gelet op de samenstelling van de komende regering.Om meer politieke ruimte te krijgen lijkt mij nader onderzoek naar dit soort drastische maatregelen een belangrijke stap in de goede richting. Daarbij is van wezenlijk belang dat de toe te passen onderzoektechnieken niet beperkt worden tot kwantitatieve economische modellen, want dan weet je de uitkomst eigenlijk al omdat het terugdringen van overbodige productie binnen die modellen automatisch leidt tot negatieve uitkomsten.

Zie de oorspronkelijk tekst van Peter van Hoesel bij het NPI.
Geplaatst door Reyer Brons op 8-8-2017

Het bericht Productiedwang verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Productiedwang

Om te overleven moet je werken, dat is van oudsher al zo. Is dat inmiddels niet doorgeschoten? We worden overspoeld met overbodige producten en diensten, en niet te vergeten met overbodige bureaucratie.

Peter van Hoesel publiceerde op 7-8-2017 de volgende tekst op de website van het NPI:

Om te overleven moet je werken, dat is van oudsher al zo. Toch kun je je afvragen of dat in onze tijd niet is doorgeschoten. Er wordt zoveel geproduceerd dat de wereld wordt overspoeld met overbodige producten en diensten, en niet te vergeten met overbodige bureaucratie.

Waarom is het nodig om ieder mens op te zadelen met dat dwingende verdienmodel waarin je alleen in je onderhoud kunt voorzien als je betaald werk verricht? Natuurlijk zijn er ook wel uitkeringen, maar die staan helemaal in het teken van: zo snel mogelijk er weer uit, want je kost alleen maar geld.
Dus probeert bijna iedereen op de een of andere manier aan de kost te komen door zelf wat te produceren, al of niet in loondienst. Ik zou dat productiedwang willen noemen.

Die productiedwang leidt tot vele onaangename verschijnselen, zoals: opdringerige verkooptechnieken, overbodige producten en diensten, producten/diensten die niet doen wat ze beloven, schadelijke producten en diensten, veel afval, schade aan het milieu, nutteloos beleid, schadelijke neveneffecten van beleid, complexe bureaucratie.

Tegelijkertijd worden mensen onder meer via de media gehersenspoeld om zich als gretige consument te gedragen. Hoe meer je consumeert hoe meer mens je bent, is de boodschap. Die hersenspoeling is nodig om alle bovengenoemde onaangenaamheden van de productiedwang te kunnen beschouwen als aanvaardbare nevenschade om een heerlijk leven te kunnen leiden.
Anders gezegd: productiedwang leidt noodzakelijkerwijze tot consumptiedwang. Dat verhoogt vervolgens weer de productiedwang, omdat veel mensen tot het gaatje gaan of zelfs nog verder bij het besteden van hun inkomen. Met alle nare gevolgen van dien, zoals schulden en burn-outs.

Bovendien is er ook nog de enorme verleiding van het kapitalisme, waarin mensen wordt voorgehouden dat materiële rijkdom de ultieme kwaliteit van leven mogelijk maakt. Helaas is dat voor slechts weinigen weggelegd, want als veel mensen rijk zouden zijn is er juist geen sprake meer van rijkdom. Rijkdom bestaat bij de gratie van veel mensen met weinig geld/bezit en weinigen met veel geld/bezit.
Het kapitalisme gooit nog wat extra blokken in het vuur van de productiedwang. Rijken worden namelijk rijk door geld af te romen van alle andere mensen die vervolgens nog harder moeten werken.
Rijken consumeren bovendien op een buitensporig niveau, wat de productie van grote huizen, jachten, dure auto’s en andere superluxe goederen aanjaagt.
Daar komt nog bij dat heel wat mensen ook willen rijk worden, dus proberen ze de meest gekke dingen om veel geld te verdienen, waaronder ook illegale activiteiten.

Tenslotte is er (last but not least) het overheidsbeleid dat bijna alleen maar gericht lijkt te zijn op zoveel mogelijk economische groei, waarbij maatregelen tegen de ongunstige effecten van die groei het dikwijls afleggen tegen de groeibevorderende maatregelen.

Daar komt bij dat de overheid aan mensen die voor of met de overheid werken een schitterend platform verschaft om hun productiedwang te botvieren met het bedenken van ingewikkelde regelgeving, overbodige overheidsdiensten en adviesdiensten m.b.t. complexe regelgeving. Ik zou dat regeldwang willen noemen.

Productiedwang, consumptiedwang, regeldwang. Waar zijn we toch mee bezig? Valt dit niet te stoppen? Kan het niet anders?

Er zijn wel individuen en kleine gemeenschappen die zich onttrekken aan dit dwingende verdienmodel, maar ook zij merken dat het niet makkelijk is om dit vol te houden in een samenleving die is doortrokken van al die dwang. Bovendien is hun aantal te verwaarlozen.

Er zijn volgens mij twee manieren om het te veranderen.

Invoering van een voldoende ruim basisinkomen zou zorgen voor een enorme afname van de druk om betaald werk te verrichten. Dat is tegelijkertijd het belangrijkste argument voor tegenstanders van een basisinkomen, omdat zij vastzitten in een kwantitatief economisch groeimodel.
Wie wat langer nadenkt over dat nietsontziende groeimodel zal inzien dat het beter is te streven naar een kwalitatief hoogwaardige economie in plaats van kwantitatief aangedreven economie. De netto welvaart zal er sterk door verbeteren en zal bovendien bereikbaar worden voor mensen die momenteel buiten de boot vallen.
Trouwens, het basisinkomen kan onder meer worden gefinancierd door het afschaffen van allerlei overbodig beleid. Dan snijdt dit mes zelfs aan twee kanten.

Een significante verschuiving naar belasting op productie en consumptie, in het bijzonder bij producten met schadelijke milieueffecten, kan bijdragen aan het terugdringen van overproductie en overconsumptie. Ook dit soort maatregelen zorgt voor grote onrust bij voorstanders van het kwantitatieve groeimodel. Maar ook hiervoor geldt, dat het uiteindelijk zal leiden tot een betere situatie voor iedereen, uitgezonderd wellicht een kleine groep rijke mensen.

Er zijn een paar politieke partijen die in deze richting willen gaan, namelijk de Partij voor de Dieren en Groen Links. Bij andere partijen zie je soms wel flarden ervan terug, maar bij hen domineert dat economische groeimodel. Dat model zal dus nog wel even blijven domineren, gelet op de samenstelling van de komende regering.Om meer politieke ruimte te krijgen lijkt mij nader onderzoek naar dit soort drastische maatregelen een belangrijke stap in de goede richting. Daarbij is van wezenlijk belang dat de toe te passen onderzoektechnieken niet beperkt worden tot kwantitatieve economische modellen, want dan weet je de uitkomst eigenlijk al omdat het terugdringen van overbodige productie binnen die modellen automatisch leidt tot negatieve uitkomsten.

Zie de oorspronkelijk tekst van Peter van Hoesel bij het NPI.
Geplaatst door Reyer Brons op 8-8-2017

Het bericht Productiedwang verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Belasting hokus-pokus

belastingontwijking Belastingontwijking door multinationals, privatisering van overheidstaken: de gevolgen dreigen de burger hier en elders te overspoelen. Een universeel basisinkomen kan uitkomst bieden, zegt Joop Böhm.

OxfamNovib doet een oproep de belastingontwijking door multinationals en andere grote bedrijven een halt toe te roepen. Door het belasting hokus-pokus van multinationals lopen overheden belastinginkomsten mis. De bestrijding van armoede loopt daardoor averij op. In het Oxfam rapport Making Tax Vanish wordt uiteen gezet hoe de Britse multinational RB[1] de afgelopen 3 jaar wereldwijd circa 200 miljoen pond aan belasting heeft ontweken.

Door belastingontwijking lopen veel ontwikkelingslanden inkomsten mis. Jaarlijks gaat voor ruim 100 miljard euro aan belasting de mist in. Er is behoefte aan een eerlijk belastingsysteem waarbij ontwikkelingslanden de inkomsten genieten waar ze recht op hebben, zodat ze die kunnen investeren in onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur en arme mensen de kans krijgen om armoede te ontlopen. Het is beschamend dat Nederland bij die duistere praktijken zo’n prominente rol speelt.

Maar ook bij andere belastingen speelt Nederland geen eerlijk spel. In plaats van burgers naar draagkracht te belasten zijn arme mensen een hoger percentage van hun inkomsten aan allerlei belastingen kwijt dan hun rijkere landgenoten. De hoge kosten van levensonderhoud drukken op hun bestaan. Zij overlijden gemiddeld 7 jaar eerder dan hun landgenoten die een welvarend leven kunnen leiden.

Het zijn trouwens niet alleen de belastingen die de kosten van het bestaan opjagen. Ook de privatisering van overheidstaken blijkt vaak een ongunstige invloed te hebben op deze kosten. Professor Henk de Vos plaatste op vrijdag 23 juni 2017 op zijn website een blog met de titel Na de privatiseringsgolf is er nu volop renationalisering – Welke lessen zijn daaruit te trekken? Als we vertrouwen op de werking van het egoïstische concurrentie- en winstmotief, gooien we het pro-sociale motief overboord, aldus de eminente socioloog. “De wens om je voor het collectief, voor anderen, voor je ‘klanten’, in te spannen wordt door dat signaal als het ware verdrongen.”

Wereldwijd dringt het besef door dat het sleutelen aan procentuele belastingschijven alleen niet voldoende soelaas biedt. Er is een ingrijpender maatregel nodig: Een negatief belastingbedrag voor iedereen, hoog genoeg voor een onbekommerd bestaan, bekend als Universeel Basisinkomen of kortweg UBI. Dat kan eenvoudig in combinatie met een vlaktaks inkomstenbelasting. In een interview op Kurier.at onder de kop Dieses System hat keine Zukunft mehr gaf de van het TV-programma “Het Filosofisch Kwintet” bekende historicus Philipp Blom als zijn mening over het UBI: “Ich glaube nicht, dass es eine Alternative dazu geben wird”. Daar zal hij gelijk in hebben!

Amersfoort, 2 augustus 2017
Joop Böhm.

Foto: Flickr.com CC European Commission DG ECHO / “Hope in a time of Drought


1. Reckitt Benckiser, eertijds de fabrikant van merken als Vanish, Durex en Dettol.

Het bericht Belasting hokus-pokus verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Donald Trump’s aanval op Duitsland

exportoverschot Waarom is de Amerikaanse president, Donald Trump, niet blij met Duitsland? Klopt het misschien wat hij beweert over het Duitse exportoverschot? En wat hebben kapotte schooltoiletten daarmee te maken, vraagt Rico Grimm zich af in een artikel op www.krautreporter.de. Hieronder een vertaling van dat stuk uit het Duits. (De ‘ik-figuur’ verwijst naar Rico Grimm). Aansluitend analyseert Leon Segers de situatie voor Nederland en de Europese Unie en geeft hij aan hoe een onvoorwaardelijk basisinkomen voor de broodnodige nieuwe evenwichten kan zorgen.

1. Wat heeft Donald Trump gezegd?

Trump dreigde al voor zijn aantreden extra invoerrechten op Duitse goederen te zullen heffen. Hij nam vooral de Duitse autofabrikanten op de korrel: “Als je op Fifth Avenue [in New York] loopt, zie je voor ieder huis een Mercedes-Benz staan, nietwaar? Feit is dat zij [de Duitsers] zeer oneerlijk zijn tegenover de VS.” Hij wil daarom de importheffingen verhogen: “Ze kunnen auto’s voor de VS bouwen, maar ze zullen over elke auto die de Verenigde Staten binnenkomt, 35 procent importbelasting betalen.” Donald Trump’s handelsadviseur ging enkele dagen geleden in op de details. Hij beweerde, dat Duitsland een “extreem ondergewaardeerde munt” gebruikt om misbruik te maken van de Verenigde Staten en de EU-partners. Tijdens de bijeenkomst met de EU in mei herhaalde hij dit weer en noemde hij de Duitsers “slecht, heel slecht”.

2. Waarom moet ik mij daar druk om maken?

Omdat de Verenigde Staten een zeer belangrijke handelspartner van Duitsland is. In 2016 bestond de handel uit goederen ter waarde van 165 miljard euro. Deze handel vertegenwoordigt heel veel arbeidsplaatsen. Als deze handel in gevaar komt, komen ook veel banen op de tocht te staan.
Dat de hele zaak niet louter een theoretische kwestie is, bleek begin februari 2017. Toen werd bekend dat zowel de regering van de VS als de EU-landen zich op een conflict voorbereiden.
Ook biedt de kritiek van Trump een goede gelegenheid, een paar fundamentele zaken met betrekking tot Duitsland aan de orde te stellen: hoe Duitsers hun geld verdienen. Wat dat voor onze vrienden in Europa betekent. En zelfs hoe Duitsers zichzelf zien.

3. Oké. Wat bedoelt Donald Trump precies met zijn kritiek?

Het bevalt Trump niet, dat Duitsland zoveel exporteert, met andere woorden zoveel goederen onder het label ‘Made in Germany’ in het buitenland verkoopt. Daarom treft zijn gram ook vooral Duitse auto’s. Zij zijn het meest zichtbare symbool voor de sterkte en de exportkracht van de Bondsrepubliek Duitsland. Het gaat hem om een bepaald probleem: dat Duitsland niet ook tegelijkertijd heel veel spullen in het buitenland koopt, met name natuurlijk in de Verenigde Staten. Trump formuleert het zo – als voorbeeld neemt hij het Amerikaanse automerk Chevrolet: “Hoeveel Chevrolets zien jullie in Duitsland?” vraagt hij. “Niet erg veel, misschien zelfs niet één, je ziet ze daar helemaal niet, het is éénrichtingsverkeer.”

Trump’s uitspraken horen bij zijn verkiezingsstrijd. Voor het gehoor van tienduizenden mensen heeft hij herhaaldelijk benadrukt, dat de Verenigde Staten in het handelsverkeer een “slechte overeenkomst” gekregen zou hebben. Hij doelde daarmee niet alleen op de vele verschillende handelsakkoorden, waarbij zogenaamd banen waren gestolen van Amerikaanse werknemers. Maar juist ook op Duitsland, dat in zijn ogen ten koste van Amerikaanse arbeiders veel geld heeft verdiend.

Wat hij bekritiseert, hebben vele anderen al voor hem bekritiseerd, hoewel in minder schrille tonen.
Hier is een onvolledige lijst met critici:

exportoverschot

Portland, Oregon

  • Barack Obama, de voormalige president van de Verenigde Staten;
  • De Europese Commissie;
  • De regering van Frankrijk;
  • De regering van Italië;
  • De regeringen van veel andere Europese landen;
  • Het Internationaal Monetair Fonds (IMF);
  • Nobelprijswinnaar Paul Krugman;
  • Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz;
  • Ongeveer een dozijn andere Nobelprijswinnaars.

 
Zij hekelen allen de manier waarop Duitsland handel drijft. Zij hebben vooral kritiek op het ‘exportoverschot’ van de Bondsrepubliek.

4. Wat is een exportoverschot?

Dit betekent dat een land meer goederen en diensten in het buitenland verkoopt dan het buiten de eigen grenzen koopt. In 2015 bedroeg dit overschot in Duitsland 250 miljard euro. Dus een overschot behoort nu bij Duitsland, zoals de ‘Biergärten‘ (buitencafés) bij München horen. De laatste keer dat de Duitsers meer in het buitenland kochten dan zij er verkochten, bestond de Bondsrepubliek pas twee jaar. Dat was in 1951.

5. Waartoe leidt een exportoverschot?

Om dit te begrijpen gaan we stap voor stap de handelsketen langs.
Laten we beginnen in Duitsland: de export schept hier banen en vult de Duitse bankrekeningen, met name die van het bedrijfsleven. Dit extra geld beleggen investeerders, banken en verzekeraars, vaak in het buitenland – omdat daar immers ook geld nodig is om hun producten te kopen. Ze verlenen kredieten aan andere landen, financieren bouwprojecten of zoeken andere beleggingsmogelijkheden.

Belangrijk om te onthouden: het geld dat Duitsland door zijn export verdient, wordt heel vaak weer in het buitenland belegd.

exportoverschot Op vier uitzonderingen na (bijvoorbeeld Nederland) kopen de landen van de eurozone meer Duitse goederen dan wat zij op hun beurt aan Duitsland verkopen. Om deze aankopen te betalen, gebruiken ze ‘Duits geld’, dat via het systeem van centrale banken naar hen toekomt. Het is gemakkelijk te begrijpen aan de hand van een voorbeeld: als een Duitse machinebouwer een installatie voor 100.000 euro aan Spanje verkoopt, dan maakt de Spaanse klant 100.000 euro over naar Duitsland. Diens bank geeft de overdracht automatisch door aan de Spaanse centrale bank, zoals de Duitse bank van de Duitse machinebouwer ook doet. Op de balans van de centrale bank in Spanje, wordt nu een verlies van 100.000 euro ingeboekt, omdat het geld uit het land verdwenen is. Bij de Duitse centrale bank wordt een plus bijgeschreven voor hetzelfde bedrag. Beide banken melden de transactie aan de Europese Centrale Bank, die hier als bemiddelaar optreedt. Dit gebeurt voor elke grensoverschrijdende handelsovereenkomst in de eurozone. Onder de streep staan schulden, respectievelijk vorderingen. De Duitse centrale bank bezit claims van 800 miljard euro op centrale banken van andere eurolanden.

Belangrijk: met het geleende Duitse geld kopen de buitenlandse handelspartners nog meer Duitse waren.

Goederen die andere landen uit Duitsland invoeren, hoeven ze zelf niet meer te maken. Dus komen ook de bijbehorende arbeidsplaatsen er niet. Weliswaar kunnen theoretisch twee landen, die heel veel met elkaar handelen, telkens zo sterk specialiseren, dat per saldo door de handel in beide landen banen gecreëerd worden, maar dat is bij Duitsland niet het geval. Het koopt immers niet zo veel bij zijn handelspartners of beter gezegd, Duitsland koopt eenvoudige grondstoffen als olie of aluminium en verwerkt deze tot hoogwaardiger producten zoals auto’s.

Belangrijk: de handelspartners lopen arbeidsplaatsen mis door de eenzijdige Duitse export.

Dat voedt de woede van Donald Trump. In zijn inaugurele rede als president van de VS beschreef hij een Amerika waar “verroeste fabrieken als grafstenen in het landschap staan”. Fabrieken, waarin niemand meer werkt. Volgens Trump is Duitsland daarvoor verantwoordelijk is. Net zoals China dat is.

6. Waarom heeft Duitsland een exportoverschot?

De federale regering en de Duitse industrie betogen, dat Duitsland vooral zo veel exporteert, omdat het producten maakt, die zeer gewild zijn. Die houding bracht Sigmar Gabriel er toe, die als Minister van Economische Zaken op Trump’s uitlatingen reageerde, om te zeggen: “Ze moeten in de Verenigde Staten betere auto’s bouwen. Dan maken die bij ons ook een kans.” Hij kreeg hiervoor veel bijval in Duitsland. Deze reactie is niettemin te makkelijk. Want Duitsland kan zo veel exporteren (en Amerika zo weinig), omdat de steeds weer aangehaalde ‘randvoorwaarden’ voor de Bondsrepubliek aanzienlijk gunstiger zijn.

Vier redenen zijn van cruciaal belang:

a. Hoeveel kost een Big Mac? Dat ligt aan de wisselkoers!

Trump’s adviseur voor handel, Peter Navarro, bekritiseerde Duitsland voor zijn “ondergewaardeerde munt”. Hij bedoelde daarmee dat de euro in verhouding tot de sterkte van de Duitse economie te goedkoop was. Voordat ik uitleg hoe een munt te goedkoop kan zijn, wil ik de gevolgen van een te goedkope munt uitleggen.

We nemen niet weer een auto als voorbeeld, maar een vaatwasser uit Duitsland, een Miele, Bosch of Siemens. Voor zo’n machine betaal je tegenwoordig ongeveer 500 euro. Dat is veel geld. Daar denkt iedereen twee keer over na, of dat wel echt nodig is. Maar wat gebeurt er als u een korting krijgt? Meer dan vijf procent? Meer dan tien procent? Als u de hele btw van 19 procent terug zou krijgen? En de prijs dan opnieuw een beetje naar beneden zou gaan? De kans dat u toehapt, stijgt aanzienlijk. U zou dan tenslotte 100 euro uitsparen.
En wat zou er gebeuren, als niet alleen de vaatwasser meer dan 20 procent goedkoper ‘dan normaal’ zou zijn, maar ook de Duitse wasmachines, gereedschappen en zelfs auto’s? Als gewoon alles uit Duitsland met een vette korting kwam? Je zou meer Duitse waren kopen. En dat is in de afgelopen decennia daadwerkelijk gebeurd. Door deze bijna af-fabriek prijs ontvingen burgers van sommige landen een korting op Duitse producten (zonder dat iemand de detailhandelaar hoefde aan te sporen). En dat ligt aan onze euro.

Hoe een munt ‘te goedkoop’ kan zijn, wil ik nu uitleggen. Dit mechanisme is cruciaal om de kritiek van de Verenigde Staten te begrijpen. Ben je er nog?

Valuta zijn zoals alles ook handelswaar: ze worden gekocht en verkocht. Iedereen die ooit geld in het buitenland gewisseld heeft, heeft in valuta gehandeld. En alles wat verhandeld wordt, heeft een prijs. Deze prijs is de wisselkoers van een munt. Hij laat zien hoeveel een munt waard is. Als ik vandaag een euro wil kopen en dollars heb, moet ik daarvoor 1,08 dollar betalen.

In de valutahandel kan het zijn als op een rommelmarkt. Soms ben je helemaal tevreden met je aankoop en soms denk je dat je te grazen genomen bent. Je gelooft dat je teveel hebt betaald op de rommelmarkt voor dat absoluut geinige bijzettafeltje. In dat geval was de tafel overgewaardeerd. Soms echter, en dat is natuurlijk alleen bij jou het geval, lukt het je door slim te onderhandelen de tafel voor minder dan elders aan te schaffen. Dan is hij ondergewaardeerd.

Om te bepalen of een munt is ondergewaardeerd of niet, hebben we bijna 200 Big Macs nodig, een Big Mac uit elk land in de wereld. Deskundigen van het Britse tijdschrift The Economist hebben erover nagedacht hoe ze kunnen aantonen, of een munt te goedkoop of juist te duur is. Daarvoor moesten ze een product vinden dat in elk land van de wereld beschikbaar is, zodat de prijs dus goed te vergelijken is: de Big Mac.

exportoverschot Ze hebben nu gekeken wat het broodje kost in de VS, Duitsland, China en in alle andere landen, telkens in lokale valuta. Daarna hebben ze die omgerekend naar de huidige actuele wisselkoers. Als een wisselkoers precies 100 procent zou zijn, zouden jij en ik met onze euro’s overal ter wereld hetzelfde aantal Big Macs kunnen kopen. Maar goed. In Duitsland kost de dubbele hamburger 3,80 euro. Daarvoor krijg ik er in Rusland ongeveer drie en in de VS kan ik voor dit bedrag na veel overredingskracht ook een hele krijgen – dan heb ik het personeel er op de een of andere manier toe overgehaald, mij 20 procent korting te geven.
In Zwitserland zal zelfs ons opmerkelijk retorisch talent niet helpen. Dat ligt niet alleen aan de zeer correcte Zwitsers zelf. Maar ook aan hun volkomen overgewaardeerde munt. In Zürich krijgen we nog niet eens een halve Big Mac. (Maar toch: een halve Big Mac is nog altijd een hele hamburger.)
Afgemeten naar deze zogenaamde Big Mac-index is de euro in Duitsland te goedkoop en daarmee ook de Duitse goederen en diensten. Inkopen doen op de Berlijnse Kurfürstendam is dus duidelijk aantrekkelijker dan op Fifth Avenue in New York.

b. Het Hartz-IV-monster drukt de inkomens en daarmee de import. De oorzaak ligt bij de lonen.

Maar er zijn nog meer redenen waarom Duitsland voortdurend wereldkampioen exportoverschot is. Eén daarvan zijn onze lonen. Het mechanisme hierachter: als de lonen laag zijn, kost het minder om een product te produceren. Dus kan het ook goedkoper worden verkocht. Als iets goedkoper is, wordt het meestal ook vaker gekocht.

De lonen zijn in Duitsland in vergelijking met andere landen amper gestegen, soms zelfs gedaald. Waarom dat is, weet ik niet goed. Ik weet het niet zeker, omdat ook alle deskundigen onzeker zij over de oorzaak.
Twee dingen spelen waarschijnlijk een rol: om te beginnen was Duitsland in de eerste zes of zeven jaar van deze eeuw economisch vrij zwak. In zo’n situatie, als bedrijven weinig verkopen, is het natuurlijk moeilijker voor werknemers om hogere lonen te eisen. Daar kwam bij dat door de hervormingen van Agenda 2010 (‘Hartz-IV’) er weliswaar meer banen bij kwamen, maar deze banen worden doorgaans veel slechter betaald. Het zijn laagbetaalde banen.

Niettemin zijn de lonen juist in de op exportgerichte industrie ook sterk gestegen. Deze industrietakken hebben zich dus tot op zekere hoogte losgemaakt van andere sectoren van de Duitse economie. Deze ontwikkeling voeren werkgevers altijd weer aan, als ze willen beargumenteren, waarom Duitsland natuurlijk geen oneerlijk voordeel heeft en alleen vanwege zijn fantastische producten een overschot heeft. Maar het argument van het bedrijfsleven houdt geen stand. Omdat drie van de vier Duitsers werken in sectoren die niet heel veel exporteren, bijvoorbeeld in de dienstverlenende sector, zoals het onderwijs of als verkoper of administratief medewerker. Daar verdienen Duitsers juist minder, als je dat met andere landen vergelijkt.
Wie weinig verdient, koopt ook minder, zowel thuis – als in het buitenland. Duitsland importeert daarom weinig, waardoor, als tegelijkertijd de verkopen stabiel blijven, een overschot op de handelsbalans ontstaat. Desondanks is de situatie iets verbeterd. De lonen stijgen weer in Duitsland.

c. Het huishoudboekje moet kloppen. De oorzaak ligt bij de staat en de ondernemingen.

Maar niet alleen de burgers zouden meer geld uit kunnen geven, ook de staat zou dat kunnen doen. Hij is zelfs heel belangrijk, omdat hij in korte tijd vele miljarden euro’s van plaats kan laten veranderen. Evengoed handelt de staat net zoals de burgers: hij investeert te weinig. In vergelijking met bijna alle andere industrienaties ter wereld geeft de Duitse regering te weinig uit aan nieuwe bruggen, wegen, betere universiteiten, databanken en scholen. En dat, terwijl de belastinginkomsten hoger dan ooit zijn. Bij de Duitse bedrijven is de situatie hetzelfde: solide winst, nauwelijks investeringen.

d. Daar staan wij voor! De Duitse middenstand en exportbevordering.

Tenslotte: natuurlijk kan Duitsland nu ook zo veel exporteren, omdat het vroeger altijd al veel geëxporteerd heeft. De beroemde Duitse middenklasse heeft zich in duizenden segmenten van de wereldmarkt genesteld, daarin de leiding genomen en haar verdedigd door vernuft, kwaliteit en flexibiliteit. Het succes van de export in Duitsland alleen aan de munt, de lonen en de investeringen toe te schrijven, is zeker te kort door de bocht. Maar deze factoren zijn wel doorslaggevend.

7. Heeft het exportoverschot ook negatieve gevolgen voor Duitsland?

Ja. De Duitsers betalen het gelag met hun lage lonen, hun wegrottende bruggen en doordat hun werkgevers hun duurzame toekomst op het spel zetten. We voelen deze gevolgen in ons dagelijks leven echter nauwelijks. De relatie tussen het succes van de export en schooltoiletten, die door hun bouwvallige staat gesloten moeten worden, is moeilijk te begrijpen. Maar dit is wel een feit. Laat dit een volgende keer, als u in een school bent, eens goed tot u doordringen.

Duitsland lijdt ook politiek onder zijn overschot op de handelsbalans. Onder de nieuwe regering Trump zou dit ertoe kunnen leiden dat de betrekkingen met een belangrijke partner als de Verenigde Staten permanent verslechterd. In Europa ruziet de federale regering vanwege het overschot telkens weer met haar partners in Rome, Parijs en Londen. De hoge Duitse export en de zeer lage Duitse investeringen is één van de belangrijkste redenen waarom de eurocrisis nog steeds niet is opgelost.

8. Hoe hangt dat nu met de eurocrisis samen?

Wat zich in de handel tussen de Verenigde Staten en Duitsland afspeelt, gebeurt op kleinere schaal met vrijwel elk ander euroland: Duitsland verkoopt veel meer dan het koopt. Dat leidt tot onevenwichtigheden in het eurogebied, die de aanleiding vormden tot de eurocrisis. Want omdat Duitslands partners diens goederen konden kopen, hebben ze zich in de schulden gestoken.
De schulden van landen als Griekenland, Spanje en Italië hebben natuurlijk ook andere oorzaken, maar de handel met Duitsland speelt een belangrijke rol. Duitsland heeft zich voor de eurocrisis gedragen als een zeer onverantwoordelijk herbergier. In plaats van zijn al behoorlijk dronken klant een glas water te geven en een taxi te bestellen, heeft het glas na glas getapt en de klant een delirium bezorgd. Dat heeft tot een pan-Europese crisis geleid, die wij nog steeds voelen. Duitsland merkt het, omdat het minder spullen in Europa kan afzetten dan het gewend was.

De eurocrisis heeft echter nog een tweede effect. Dankzij die crisis kan Duitsland zeer goedkoop geld lenen. Tot de crisis begon, verstrekten beleggers ook in landen als Italië onbeschroomd leningen. Ze wilden aan de rente verdienen. Maar toen het risico groter werd, dat deze landen hun schulden niet meer konden aflossen, zochten investeerders alternatieven. En wat was een veilige bank? Duitsland!

Een hele belangrijke afnemer van Duitse leningen is de Europese Centrale Bank. Die probeert de schuldencrisis met alle middelen die haar ter beschikking staan ‘op te lossen’.
Ze koopt de schulden van bedrijven en eurolanden op en wil daarmee bereiken, dat al deze actoren weer meer investeren. Daarin schuilt ook een zekere tragedie. Want hoe meer zij koopt, des te meer euro’s rouleren er in de markt, des te minder iedere euro waard is en des te aantrekkelijker wordt het om Duitse waren te kopen, waardoor het exportoverschot toeneemt.

9. Wat kan Duitsland doen om het probleem op te lossen?

In de eerste plaats: wat Duitsland niet kan doen is in een handomdraai een nieuwe wisselkoers instellen. Als regeringen dat eenvoudigweg zouden besluiten, zouden ze afscheid nemen van een centraal principe in ons economisch bestel. Dat werd in andere tijden ook al gedaan. Maar tegenwoordig doen we dat niet meer. Duitsland kan ook niet zomaar het bedrijfsleven bevelen om minder in het buitenland te verkopen. Dat zou een planeconomie betekenen en hoe dat uitpakt, hebben we in de 20e eeuw gezien.

Duitsland moet anders te werk gaan, dan kan het de aanvallen van Donald Trump pareren en zou het tegelijkertijd de Europese vrienden de gelegenheid geven om weer overeind krabbelen. Duitsland zou door hervormingen de sector met lage lonen kleiner kunnen maken, het minimumloon verhogen en de strijd van de vakbonden voor hogere arbeidsinkomens ondersteunen. Op die manier zullen de lonen in alle bedrijfstakken stijgen en dus ook de particuliere consumptie. Duitsland zou zelf ook schulden moeten overnemen en investeren in zijn afbrokkelende infrastructuur, via belastingverlagingen de koopkracht van burgers bevorderen en met hervormingen de bedrijven er toe brengen om meer te investeren.

exportoverschot De door Angela Merkel aangehaalde “Zwabische huisvrouw” zou in ieder geval anders handelen als zij de leiding had over het ministerie van Financiën en echt zo veel verstand van geld had als altijd wordt beweerd. Op een dag gaat ze naar haar bank en haar adviseur doet het volgende voorstel: “Mevrouw Schmidt, ik geef u een lening van 5.000 euro!”
“Waarom? Ik heb het niet nodig. Dat wil ik niet”, zegt mevrouw Schmidt.
“Als u deze lening neemt, mevrouw Schmidt, dan geef ik u daarbovenop nog eens 50 euro, zonder probleem. Die hoeft u niet terug te betalen!”
Zou mevrouw Schmidt dan het geld aannemen? Natuurlijk! Ze kan ook rekenen! Zelfs als zij niets doet, verdient ze nog steeds 50 euro. Maar wat als ze het geld investeert, bijvoorbeeld in onderwijs voor haar kleinkinderen, in aandelen, in iets, waarvan ze denkt, dat het de moeite waard zal zijn? Dat levert haar zelfs meer dan 50 euro op.

Deze mevrouw Schmidt is net als de Duitse staat. Alleen wijst de Duitse regering dergelijke aanbiedingen gewoonlijk af, uit principe. Duitsland zou nu geld kunnen lenen en daarvoor zelfs nog geld op toe krijgen. Maar dat doet het niet.

10. Als haar beleid tot zo veel problemen leidt en niets oplost, waarom wijzigt de bondsregering deze dan niet?

Wat ik hierboven beschrijf, wordt door veel, heel veel economen op deze manier gezien, maar niet door allemaal. Sommige beweren, dat Duitsland met zijn politiek gelijk heeft. De federale overheid zelf vergoelijkt het intussen voor de buitenwereld.

Uiteindelijk is het een politieke zaak. En dat is wellicht ook een belangrijk inzicht: economie is altijd politiek. Of een land moet ingrijpen in de economie of niet is een kwestie van politiek en ideologie. Men kan daar hoe dan ook geen “juiste” conclusie aan verbinden.

Drie dingen houdt de regering van Duitsland ervan af haar beleid te veranderen:

Allereerst: een principe.

Wie schulden maakt, moet ze ook terugbetalen. Ongeacht wat de kosten zijn. Dezelfde manier van denken zie je ook terug in het ‘schuldplafond’ dat de bondsstaat, de deelstaten en lokale overheden voorschrijft dat zij slechts in uitzonderingsgevallen nieuwe schulden mogen afsluiten. Dat is de reden waarom de Minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, geen nieuwe schulden wil aangaan.

Ten tweede: de politiek van de feiten.

Schulden aangaan om daarmee andere eurolanden te helpen en zodoende op de middellange termijn ook weer het exportoverschot te verminderen, is een taboe voor de Duitse conservatieven. Het was de vermeende onrechtmatigheid van de reddingsoperatie van Griekenland, die het startschot gaf voor de oprichting van de AfD (Alternative für Deutschland). Ook veel leden van de CDU hebben slechts tandenknarsend met deze steun ingestemd. Met hen een volledig ander economisch beleid vorm geven, zou niet eenvoudig zijn, zelfs niet als dit nieuwe beleid ertoe zou bijdragen de EU te versterken – wat de van oudsher pro-Europese CDU onderschrijft.

Ten derde: een gevoel.

‘Economie’ is voor ons Duitsers meer dan een middel tot een doel. Het is de bron van onze trots. Als we veel exporteren, dan voelen we ons sterk. Als we weinig exporteren, voelen we ons zwak. Het economische wonder van de vijftiger jaren van de 20e eeuw is het fundament van deze republiek. Destijds hadden we dat, wat we tegenwoordig allemaal willen: welvaart voor iedereen. Die tijd was iconisch. Hij gaf ons houvast. Hij gaf ons antwoord op de vraag: wie ben jij? Wie Duitslands exportoverschot bekritiseert, bekritiseert ons. We nemen deze kritiek persoonlijk. Evenals het succes. Die schrijven we alleen onszelf toe, hoewel er heel veel andere redenen voor zijn, zoals blijkt uit deze tekst.

11. Als Duitsland iets zou veranderen: hoe zou Donald Trump dat vinden? Zou hij er tevreden mee zijn?

Als het ertoe zou leiden dat de onevenwichtigheden in Europa wijzigen, zou hij dat waarschijnlijk goed vinden. Maar omdat hij handel als een bokswedstrijd beschouwd, waarbij er maar plaats is voor één winnaar, zou hij het bij nader inzien toch een slecht idee vinden. De EU is immers nu al ‘s werelds grootste economie. Als Duitsland een beleidswijziging in zijn economische politiek zou doorvoeren, zou er binnenkort geen eurocrisis meer zijn.

De EU-lidstaten zouden dan de vrijheid hebben om weer dat te doen wat ze het beste kunnen: handel drijven. En daar houdt Donald Trump niet zo van. Dat heeft hij zelf gezegd: “Kijk, de Unie is deels opgericht om de handel van de Verenigde Staten te dwarsbomen, nietwaar? Het kan me dus niets schelen of ze uit elkaar valt of verenigd is, voor mij speelt dat geen rol.”

Oorspronkelijk verschenen als Donald Trumps Angriff auf Deutschland, verständlich erklärt geschreven door Rico Grimm, verslaggever bij het online tijdschrift Krautreporter.
10 februari 2017
Vertaald uit het Duits door: Florie Barnhoorn.
juni 2017

“Wat in bovenstaand artikel staat, dat klopt allemaal,” zegt Leon Segers, “er is een groot betalingsbalansoverschot in Nederland en in Duitsland. De Europese Unie als geheel speelt ten opzichte van de rest van de wereld ongeveer quitte, dat wil zeggen wij exporteren ongeveer evenveel als we importeren.” In onderstaand stuk gaat hij dieper in op de situatie in Nederland en Europa.

exportoverschot Vroeger waren nationale exportoverschotten of -tekorten direct op een betalingsbalans zichtbaar, want ieder land had zijn eigen valuta, legt Leon uit. Toen was er ook steeds sprake van exportoverschotten van Duitsland en Nederland en exporttekorten van de zuidelijke Europese landen. Maar omdat ieder land zijn eigen munt (valuta) had, werden die onevenwichtigheden periodiek gecorrigeerd door revaluatie en devaluatie van de munt. Nu we met zijn allen de Euro hebben gaat dat niet meer … en dat is een (groot) probleem, zie Griekenland, Portugal, Frankrijk: allemaal hebben ze tekorten, ze komen in de schulden, moeten lenen. Vaak lenen ze ook nog bij de landen waar ze tekorten hebben, die via rentebetalingen dan nog hoger oplopen, enfin een grote bron van onevenwichtigheid op economisch gebied, binnen Europa, maar ook in de wereldeconomie als geheel.

Hoe een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) deze onevenwichtigheden kan opheffen wil ik duidelijk maken aan de hand van een heel alledaags voorbeeld, zegt Leon. Nu verdient de Nederlandse vrachtwagenchauffeur een bepaald nettoloon, dat hoger is dan dat van zijn Poolse collega en concurrent. De Poolse chauffeur “doet het voor veel minder”, want in Polen is de koopkracht van het ‘Nederlandse’ loon (veel) groter dan in Nederland, omdat de kosten van levensonderhoud in Polen veel lager zijn (overigens vindt Agnes Jongerius, oud-vakbondsbestuurder en momenteel Europarlementariër namens de PvdA, dat gelijk werk gelijk moet worden betaald binnen Europa of het nou door een Pool of door een Nederlander wordt uitgevoerd…). 

Stel dat in Polen en in Nederland een onvoorwaardelijk basisinkomen wordt ingevoerd, vervolgt Leon, in Polen ontvangt iedere burger 5.000 euro en in Nederland 12.000 euro. Die bedragen kunnen ongelijk zijn, omdat de kosten voor levensonderhoud in Nederland veel hoger zijn dan in Polen. Poolse en Nederlandse vrachtwagenchauffeurs concurreren vervolgens met hun loon op een ‘gelijk speelveld’. Hun lonen kunnen even hoog zijn omdat hun bestaanszekerheid in eigen land gewaarborgd is, hun werkgever zal dan ongeveer gelijke lonen (kunnen) betalen en de onvrede over de (oneerlijke) concurrentie door de Polen is van de baan. 

Deze onvrede heerst al lang in de transportsector. Met een OBi zou er echter automatisch een gelijk speelveld ontstaan, zodat de concurrentie ‘eerlijker’ zou zijn. Segers wijst erop dat de ongelijkheid die nu tussen internationale vrachtwagenchauffeurs bestaat en voor iedereen duidelijk is, natuurlijk ook (maar meer verborgen) aanwezig op andere gebieden: de rijke landen hebben een concurrentienadeel op de arbeidsmarkt, omdat hun kosten van levensonderhoud veel hoger zijn. Variatie in de hoogte van de OBi’s in de diverse landen kan deze “concurrentie-vervalsingen” uitvlakken en vervolgens door de periodieke aanpassing van die OBi’s werken zoals vroeger de valutakoers fungeerde, zodoende kan er weer evenwicht komen in de (arbeids) markten overal ter wereld.

Volgens Leon Segers speelt in de globale economie eenzelfde soort onevenwichtigheid, die feitelijk zijn oorzaak vindt in de welvaartsverschillen, die zich vertalen in arbeidskostenverschillen in de wereld. De Chinezen zijn (mede door hun welvaartsachterstand) de goedkoopste arbeidskrachten in de wereld en China is langzamerhand veranderd in de “werkplaats” van de wereld. Geen enkel land kan opboksen tegen de lage Chinese lonen (lees: de lage kosten van levensonderhoud …). Daarom heeft China ook een enorm betalingsbalansoverschot opgebouwd ten opzichte van bijvoorbeeld de USA.

exportoverschotStel je nu eens voor dat de Chinezen een basisinkomen hadden van ongeveer 1000 euro en de Amerikanen van 10.000 euro, dan zouden de Chinese loonkosten relatief een stuk hoger zijn dan nu en min of meer concurrerend met de Amerikaanse. Op die gedachte is Trump nog niet gekomen …

Wat de Duitsers betreft, zij zijn technologisch natuurlijk heel sterk, maar op het gebied van de loonkosten hebben zij middels de Hartz-wetten een jaar of 15 geleden flinke verlagingen geforceerd, waardoor zij de Fransen en de Italianen uit de markt hebben geprijsd; zij hebben via “Hartz” een forse onderlaag van werkelozen en andere armen geschapen die nu als het ware de “kosten” van de Duitse economie (relatief) opbrengen, doordat zij ‘uitgeknepen’ en (weg) bezuinigd zijn. In Nederland hebben we de laatste 10 jaar hetzelfde gezien, dit in tegenstelling tot Frankrijk en Italië. Dat alles zorgt nu voor een groot Duits (en Nederlands) handelsoverschot, ook en met name ten opzichte van de USA. Naast hun technologische achterstand ten opzichte van Duitsland, zouden de Amerikanen gezien hun (gemiddelde) levensstandaard ook een hoger OBi moeten hebben dan de Duitsers, waardoor ook hun loonkostenpositie gunstiger zou worden.

Kort samengevat, aldus Segers, kun je dus zeggen dat de invoering van een basisinkomen op wereldschaal, door de uitschakeling van het verschil in de kosten van levensonderhoud bij de loonkosten voor bedrijven, zorgt voor het gelijktrekken van de vloer in het loongebouw. Het onvoorwaardelijk basisinkomen zou het speelveld gelijk maken. De samenstelling van de loonkosten zou ook een punt van gesprek moeten zijn, vindt hij. Op de lonen (inkomens) in Nederland en ook in Duitsland zitten natuurlijk forse belastingen, samen met de sociale lasten bedragen die in Nederland wel ongeveer 80%. Die omstandigheid verslechtert de beschreven onevenwichtigheid, zeker op wereldschaal nog eens extra. Hij pleit daarom ook voor verschuiving van de belastingen, van de lonen naar (vervuilende) grondstoffen, zodat het verbruik van de (schaarse) grondstoffen duurder wordt en de betreffende producten dus ook duurder. Met andere woorden, de invoering van een basisinkomen, maakt via de werking op de loonkosten de betalingsbalansen evenwichtiger en middels de aanpassingen van de basisinkomens ontstaat zelfs een evenwichtsbrengend mechanisme voor de betalingsbalansen.

Leon Segers

Foto’s: Flickr.com CC Tristan Taussac; Curtis Perry; Gravitat-Off; Ars Electronica; Andrela; -drik S; DonkeyHotey.

Het bericht Donald Trump’s aanval op Duitsland verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.