Open brief aan Rutger Bregman over basisinkomen en bestaanszekerheid

Rutger Bregman stelt voor om het universeel basisinkomen voorlopig een lage prioriteit te geven en te starten met een gegarandeerd basisinkomen basiszekerheid. Michiel van Hasselt vindt dit een verkeerde weg en laat hem dat weten in een uitgebreide brief.

Geachte heer Bregman / beste Rutger,

Mooi hoe jij bij voortduring het basisinkomen in o.a. Nederland op de kaart zet: Gratis geld, TED talks, de Correspondent, studium generale (Utrecht 25/10/17 waar wij na afloop even elkaar spraken, ook met Loek Groot die het Utrechtse experiment gaat evalueren, en met ROBIN-genoot Marie-Louise Loomans). Je radio-interview ‘Nooit meer slapen’ pal na de Dag van de Arbeid. En in FD 8/5/18 interview met Opiniemaker basisinkomen Rutger Bregman. Het grote idee dat de wereld kan veranderen – zoals jij het basisinkomen in “Gratis Geld” treffend neerzette – heet hier “de kroon op het liberalisme”.

Ja  “Vrijheid” is sinds jaar en dag binnen en buiten Nederland een hoofdmotief voor basisinkomen.  Goed om dit ook de FD lezers voor te houden. Maar Liberalisme lijkt in dit interview het nieuwe frame te worden – niet alleen in de plaats van het “sluitstuk van de verzorgingsstaat”, het oude frame in de jaren ’90, maar ook in de plaats van jouw Gratis Geld frame “een groot idee dat de wereld kan veranderen”. Deze verschuiving in frame lijkt bedoeld om de verwerkelijking van basisinkomen kansrijker te maken in de Nederlandse politiek – waar  de “Partij Van de Vrijheid” en de “Volkspartij voor Vrijheid en Democratie” in hun naam al de kroon van het liberalisme dragen. What’s in a name….

We denken al gauw dat je klein moet beginnen om groot te eindigen, maar in dit geval  leidt ‘klein beginnen’ hoogstwaarschijnlijk ertoe dat we NIET groot eindigen.  Hier is Klein Beginnen niet de weg naar een universeel basisinkomen maar een dwaalweg waardoor we ergens komen waar we niet willen zijn: in een land waar de tweederangs (verachtelijke) burgers met een garantie basisinkomen  achtergesteld zijn bij de (geachte) “hardwerkende Nederlanders” van Mark Rutte – achtergesteld qua inkomen, opleiding, ontwikkeling, gezondheid, levensduur, contacten, status en aanzien. Is dit het door jou bekroonde liberalisme?

We leven anno 2018 niet meer in de tijd van Machiavelli maar in een democratie, althans in een klein begin van democratie. De weg naar een basisinkomen moet nu via het volk lopen, de kiezers moeten zich erin kunnen vinden. Nu denk je misschien: ja juist daarom gaan we klein beginnen, met een garantie basisinkomen. Daarin kunnen de kiezers zich nog vinden, zie bij voorbeeld onze vele handtekeningen onder de petitie basisinkomen voor werkeloze 50plussers. Maar het grote idee universeel basisinkomen? Nee dat gaat de kiezers in onze tijd véél te ver…

Wie zo denkt heeft geen ongelijk maar de conclusie “dan maar garantie basisinkomen” is te kort door de bocht. Laten we ons eerst afvragen: WAAROM gaat het universeel basisinkomen kiezers in deze tijd véél te ver? En je weet het antwoord: veel kiezers hebben geen idee van universeel basisinkomen – onbekend maakt onbemind- en veel andere kiezers hebben er verkeerde ideeën over: universeel basisinkomen is onbetaalbaar, maakt mensen lui, immoreel, invoering ervan zou een te grote verandering zijn, de marges van democratie zijn smal, enz.

Als we in deze situatie stukje bij beetje het garantie basisinkomen gaan invoeren, dan  blijven genoemde vele kiezers onbekend met het universeel basisinkomen, blijven de andere kiezers denken dat universeel basisinkomen de mensen niet activeert, de economie schaadt en dus onbetaalbaar is voor de overheid, een te grote verandering om ooit te kunnen verwerkelijken.

Dan worden dus ook in de toekomst kiezers zich niet bewust dat het universeel basisinkomen inderdaad een groot idee is dat de wereld kan veranderen – iets waarvan ik me toevallig al 20 jaar bewust ben (sinds ik lid van de Vereniging Basisinkomen werd). De laatste jaren interesseert mij vooral de vraag HOE wij in Nederland het basisinkomen kunnen verwerkelijken, althans hoe we het hier op de politieke agenda kunnen krijgen.
Een antwoord op deze vraag gaf mijn boekje “Democratie doe wel – BASISINKOMEN.nl” ( begin 2016 toegezonden aan De Correspondent, nu nagenoeg uitverkocht).
Dit antwoord voorzag in duale financiering: a. de overheid verstrekt onvoorwaardelijk basisinkomen alleen aan wie (bijna) geen arbeidsinkomen heeft en b. werkgevers worden wettelijk verplicht om aan de (andere) werknemers onvoorwaardelijk basisinkomen te verstrekken bij hun arbeidsinkomens (die mogelijk in de CAO’s worden verlaagd met maximaal het basisinkomenbedrag). Dit voorstel maakt invoering onvoorwaardelijk basisinkomen zowel voor de overheid als voor de werkgevers betaalbaar, terwijl de inkomens van de werknemers per saldo (basisinkomen + arbeidsinkomen) zeker niet minder worden.

Het voorstel was en is uiteraard discutabel, zoals in 2017 ook jouw antwoord op dezelfde hoe-vraag uiteraard discutabel was en is. Mijn tekst oogstte weinig discussie of bijval, politieke partijen gingen er niet op in, alleen de Vrijzinnige partij ging mee in de voorgestelde hoogte van het basisinkomen, niet in de duale financiering ervan, zodat de CPB doorrekening van het Vrijzinnige Partij verkiezingsprogramma wel negatief moest uitpakken ten aanzien van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op termijn. Hierna ben ik maar op zoek gegaan naar een beter antwoord op de vraag ‘HOE halen we OBI in Nederland?’ (OBI: onvoorwaardelijk basisinkomen.) In deze zoektocht kijk ik ook naar jouw antwoord: Laat “universeel” voorlopig maar zitten, als je met een groot idee de wereld wilt veranderen moet je klein beginnen, anders wordt het nooit wat.

Dit antwoord lijkt mij niet goed, om redenen die ik hier nader zal uiteenzetten. Laat ik vooropstellen dat je keuze voor het onderwerp HOE bij mij geen discussie maar waardering oproept: niet meer die beste stuurman aan de wal, maar manmoedig aan boord van de publieke discussie die wij Nederlanders met elkaar hebben te voeren om politiek te kunnen besluiten het (ene of het andere) basisinkomen in Nederland te verwerkelijken.

Laat ik verder vooropstellen dat ik in nog twee verbanden bezig ben met de HOE vraag.

Ten eerste in de FNV werkgroep die, in opdracht van het FNV congres, nagaat waarom invoering van een bijna onvoorwaardelijk basisinkomen –  AOW vanaf 18 jaar – een interessante optie is, hoe experimenten deze optie kansrijk  kunnen maken en welk standpunt de FNV mettertijd zou kunnen innemen terzake van basisinkomen.

Ten tweede in aanstaand burgerinitiatief ROBIN (“Realiseer Onvoorwaardelijk Basisinkomen In Nederland”).
Zie hiervoor het bericht Van duaal basisinkomen naar AOW vanaf 18 jaar en burgerinitiatie ROBIN.

Maar omdat ROBIN nog geboren moet worden (uitgerekend ?/9/18)  delibereren we nu nog maar even ad hoc, ik reageer in deze mail op je artikel in De Correspondent van 15/11/17.

“Zo maken we het basisinkomen werkelijkheid” begint met het maken van nuttig onderscheid, dat in discussies over basisinkomen vaak ontbreekt: een onvoorwaardelijk basisinkomen is iets anders dan een garantie basisinkomen. Over deze en andere basisinkomen modellen en over de betekenis van termen zoals “inkomen”, “universeel”, “onvoorwaardelijk”, “negatieve inkomensbelasting”  heerst nog veel verwarring. Je doet een grotendeels succesvolle poging om deze verwarring op te helderen.
Je spreekt niet meer van “onvoorwaardelijk” maar alleen nog van “universeel” en ja het is inderdaad beter om geen 2 verschillende termen te hanteren als je 1 en hetzelfde bedoelt. Je kiest – in lijn met BIEN spraakgebruik – voor de term “universeel” die resoneert met de Rechten van de Mens. Maar hiermee is de alternatieve woordkeus “onvoorwaardelijk” nog niet van tafel, je spreekt zelf nog van “onvoorwaardelijke toeslag”. Als we het hier nu over een nationaal basisinkomen hebben lijkt mij de term “universeel” minder passend dan de term “onvoorwaardelijk”, ik blijf dus voornamelijk de term ‘onvoorwaardelijk’ hanteren.

De term “basiszekerheid’’ treft zowel  garantie basisinkomen alsook onvoorwaardelijk basisinkomen, de associatie met bestaanszekerheid art. 20 Nederlandse grondwet is zinvol. Ter vermijding van negatieve associaties die de term “basisinkomen” aankleven zijn wel vaker andere termen voor basisinkomen (oa A van Witteloostuijn: “leefpremie”, N Klein “sociaal budget”) geprobeerd. Zulke termen vonden in het algemeen spraakgebruik echter geen ingang. Kunnen we niet beter dus maar gewoon “basisinkomen” blijven zeggen en daarbij de positieve inhoud uit de doeken doen?

De term “inkomen” wordt inderdaad vaak enkel met arbeid geassocieerd, nog steeds hoor je af en toe ‘basisloon’ zeggen als basisinkomen bedoeld wordt. Dit is achterhaald taalgebruik waar we niet naar terug moeten, zeker niet bij de discussie over basisinkomen. ‘Inkomen’ is niet per definitie enkel arbeidsinkomen, het kan ook staan voor vermogensinkomen (rente/dividend) of voor voorwaardelijk uitkeringsinkomen of voor: onvoorwaardelijk basisinkomen. Deze definitiekwestie raakt de verwerkelijkingsvraag hoe we bestaande voorwaardelijke sociale zekerheid en basisdelen van bestaande (per definitie voorwaardelijke) arbeidsinkomens kunnen transformeren in onvoorwaardelijke basisinkomens. Dit is aan de orde zodra de politiek de basisinkomens grotendeels wil bekostigen uit (afschaffing van) bestaande sociale zekerheid en uit (verlaging van) bestaande arbeidsinkomens (zie de optie ‘Democratie doe wel BASISINKOMEN.NL’.)

Het grote idee dat de wereld kan veranderen houdt in dat het basisinkomen wordt onttrokken aan huidige voorwaardelijke sociale zekerheid én aan huidig arbeidsinkomen. Verwerkelijking van dit grote idee komt dichterbij nu de wereld van de arbeid verder af raakt van de verwerkelijking van volledige werkgelegenheid. Oplopend tekort aan banen is een langzaam sluipend maatschappelijk proces dat al decennia gaande is en naar verwachting de komende decennia versneld doorgaat – in lijn met de ontwikkeling van arbeidsbesparende technologieën zoals mechanisering, automatisering, digitalisering en robotisering  –  een maatschappelijke ontwikkeling die geschiedkundigen en sociologen (zoals jij en ik) duidelijk zien maar die economen en politici vaak niet willen zien (zeggend

dat door die technologische ontwikkelingen niet alleen banen verdwijnen maar ook nieuwe banen verschijnen, en verzwijgend dat het gecumuleerde arbeidsvolume van de nieuwe banen kleiner is dan dat van de verdwijnende oude banen, ook verzwijgend dat de nieuwe banen vaker precaire flex-arbeid en bullshitbanen zijn. Angst (voor ‘Luddites’ verzet tegen arbeidsbesparende innovatie) is een slechte raadgever.

Je wil garantie basisinkomen ‘basiszekerheid’ noemen. Hieronder versta je nadrukkelijk ook: basisinkomens voor mensen die iets boven de armoede-grens zitten en het basisinkomen dat niet meteen wegvalt als je meer gaat verdienen. Door deze nadrukkelijke toevoegingen wordt het begrip vager, je rekt de betekenis van ‘garantie basisinkomen’ iets op in de richting van onvoorwaardelijk basisinkomen. Garantie basisinkomen – per definitie ‘means tested’ – wordt zo minder “means tested” en houdt dan min of meer het midden tussen 100% garantie basisinkomen en 100% onvoorwaardelijk basisinkomen. Is dit een gulden middenweg of een gedrocht dat vooral de nadelen van beide combineert ? We gaan het straks zien.

Nu eerst in schema voordelen versus nadelen van enerzijds het garantie basisinkomen (BIG) en anderzijds het onvoorwaardelijk basisinkomen. De aanduiding NIB “negatieve inkomensbelasting” voor het garantie inkomen vermijd ik want: NIB is niet verhelderend maar verwarrend; de goede opzet om basisinkomens door de belastingdienst te laten verstrekken geldt evenzeer het onvoorwaardelijk basisinkomen als het garantie basisinkomen.
Onderstaande 6-ledige vergelijking van 2 verschillende basisinkomen-modellen veronderstelt een gelijk basisinkomenbedrag, zeg per maand per persoon € 1.063 (= armoedegrens ):

SCHEMA 1
Onvoorwaardelijk basisinkomen  (= OBI) Garantie basisinkomen (= BIG)
1 maakt veel nare bureaucratie overbodig vergt veel controle (op  hoeveel ? ander inkomen)
2 lijkt voor de overheid onbetaalbaar (of zou giga belastingverhoging vergen) lijkt betaalbaar (met beetje hogere belasting)
3 in lijn met gelijkwaardigheid van burgers stigmatiseert/degradeert de BIG ontvangers tot 2e rangs burgers
4 geen armoedeval, het arbeidsaanbod neemt niet af het arbeidsaanbod (voor minibanen) neemt af
5 ook rijkaards krijgen basisinkomen (het hele bedrag) alleen wie nu geen €1.063 inkomen heeft krijgt het  (het ontbrekende bedrag)
6 meent dat méér werkgelegenheid per saldo NIET maakbaar is gelooft in mogelijkheid méér  werkgelegenheid: basisbanen

Dit 6-ledig overzichtje laat zien: het ene basisinkomen is het andere niet. Het schema kan helpen bij het maken van de politieke keuze WELK basisinkomen we in Nederland willen gaan invoeren of kan helpen bij het maken van een strategische scenariokeuze: meteen inzetten op onvoorwaardelijk basisinkomen of voorlopig alleen inzetten op garantie basisinkomen?
Als je uitgaat van de vooronderstelling dat je klein moet beginnen om groot te kunnen eindigen ligt de keuze voor BIG voor de hand. In de Nederlandse actualiteit worden politieke partijen nu positiever over Klein Beginnen: zie experimenten regelluwe  bijstand en ook de petitie om werkloze 50plussers een regelvrij inkomen te geven: een tendens dus om te kiezen voor BIG (mogelijk in de Britse variant ‘tax credit’? ). Ook in de buitenlandse actualiteit zien we deze tendens, met name in Finland en Italië. Voorpagina Guardian Weekly 19-25/1/18  noemt UNIVERSAL BASIC INCOME om daarna uit te leggen dat het Finse experiment niet universeel is, niet ingegeven door een groot idee, maar door het idee dat werklozen met dit basisinkomen misschien eerder aan de slag komen (waardoor minder werkloosheidsuitkeringen nodig zouden zijn). Deze verwachting is niet onzinnig, wel onzeker; het zou naïef zijn om BIG te zien als een klein begin dat zonder meer groot eindigt in OBI. Ik zie het als een klein begin dat in Nederland alleen een OBI kan worden als ons volk vastberaden hiervoor kiest.

In Finland werd  in april 2018 al besloten om het klein begin basisinkomen niet groot te laten eindigen. Het experiment krijgt in 2019 geen OBI voorzetting maar een voltooid levenseinde. Men denkt nu dat de basisinkomen-ontvangers niet vaker (dan de controle groep met voorwaardelijke uitkeringen) betaald werk zullen vinden. Destijds toen Finland koos voor experimenteren met basisinkomen had het Finse volk zich blijkbaar niet goed beraden over de mogelijke gevolgen van dit experiment. De kans dat er door het experiment per saldo meer mensen aan de slag komen, een arbeidsinkomen krijgen en dus geen voorwaardelijke uitkering behoeven, lijkt (met de kennis van nu) toen door de Finse politiek veel te optimistisch te zijn ingeschat. Het universele karakter van het grote idee basisinkomen, kwam in het politieke beraad en in de opzet van het experiment niet tot uitdrukking, men ging voorbij aan het basisidee dat niet alleen baanloze mensen maar ook werkenden recht op onvoorwaardelijk basisinkomen kunnen krijgen (arbeidsinkomen + OBI = het totaal inkomen van de werkende).

In Italië won de vijfsterren-beweging de verkiezingen. Deze  anti-establishment partij wordt de grootste coalitiepartij en is nu (mei 2018) bezig de invoering van BIG tot regeringsbeleid te maken. Over OBI vindt geen beraad plaats (hoewel sommige berichten in de pers dat ten onrechte wel suggereren).

Nu we ook in Nederland ons nog niet goed beraden hebben is de keuze voor 1 van de 2 modellen cq scenario’s prematuur. De keuze nu zou vermoedelijk Fins of Italiaans uitvallen: de politiek laat het vermeend onbetaalbare OBI links liggen en opteert in plaats daarvan voor het goedkopere BIG dat vermeend beter is voor de arbeidsmarkt.

Gevreesd moet worden dat dit geen opstap zou zijn om later het grote idee ‘onvoorwaardelijk basisinkomen’ alsnog te verwerkelijken, maar veeleer een ondermijning van de (toch al zwakke) politieke wil om ooit het grote idee wel te realiseren.  “Klein beginnen” hoeft immers niet per se groot te eindigen, het kan ook misbruikt worden om juist niet groot te eindigen. Zie bij voorbeeld hoe het grote idee ‘arbeiderszelfbestuur’ niet naderbij werd gebracht door klein te beginnen met ondernemingsraden.

Mogelijk kunnen Nederlandse kiezers ja zeggen tegen BIG: Klein Beginnen met een Stukje van het Grote idee Universeel Basisinkomen. Maar dan zullen zij wel eerst de voordelen én de nadelen van dit Stukje onder ogen willen zien en overtuigd willen raken dat de voordelen groter zijn dan de nadelen. Hiervoor is jouw volharding als Opiniemaker Basisinkomen van grote klasse en onschatbare waarde; kiezers zoals ik zijn je er erkentelijk voor. De opiniemaker die de voor- en nadelen evenwichtig presenteert lijkt nu echter – ik hoop dat ik me vergis – af te glijden tot een propagandist die de voordelen uitvergroot en de nadelen negeert of bagatelliseert. Kiezers houden van opiniemakers, niet van propagandisten.

Je lijkt nu voor een BIG te pleiten: wie nu maandelijks geen (of minder dan) € 1.063 verdient krijgt dan van de overheid een (aanvullend) inkomen tot € 1.063 . Tegenover dit grote  voordeel staat het nadeel dat de overheid een kostenlast  krijgt die volgens jou niet groot is, je schat zo’n € 8 miljard per jaar.
Ik schat het (op de achterkant van een sigarendoos) een stuk hoger: 1 miljoen Nederlanders, die nu geen uitkering en geen arbeidsinkomen hebben, kosten dan 12 x € 1.063 x 1.000.000 = € 13 miljard . Plus 2 miljoen Nederlanders, die nu in parttime baantjes lager dan € 1.063 beloond worden, kosten dan voor hun aanvullend basisinkomen nog eens 12 x  zeg € 400  x 2.000.000 =  € 10 miljard. Plus 3 miljoen samenwonende Nederlanders met lagere uitkeringen omhoog halen naar € 1.063 per persoon kost 12 x € 300 x 3.000.000 = € 11 miljard. Alles (13+ 10 +11) bij elkaar grof berekend dus  € 34 miljard – waarbij nog kosten komen voor meer means testing bureaucratie (en voor bedrijfsreorganisatie als baantjes die minder lonen dan € 1.063 niet meer bemenst worden).

Je € 8 miljard stel ik hier ter discussie niet omdat het grote voordeel – armoede verdwijnt  – geen € 34 miljard waard zou zijn – de prijs op mijn sigarendoos is niet te hoog. Kiezers kunnen ermee instemmen als ze zien dat hier een betrouwbare opiniemaker een realistische kosteninschatting maakt en ze niet bang hoeven te zijn dat een propagandist hen een goedkoop basisinkomen voorspiegelt dat voor de overheid ongewis véél duurder zal uitvallen.

Naar mijn overtuiging kan het Nederlandse volk (jij en ik inbegrepen) instemmen met basisinkomen mits de opzet ervan goed en geloofwaardig is uitgelegd, evenwichtig en transparant wat betreft zowel de voordelen alsook de nadelen. Tientallen extra miljarden euro’s kunnen democratisch verantwoord worden.
Dan moeten dus niet alleen financiële maar ook immateriële voor- en nadelen geloofwaardig vooraf aan de kiezers verteld worden. Bij garantie basisinkomen denk ik hier met name aan het nadeel dat de bestaande nare maatschappelijke tweedeling waarschijnlijk bestendigd en verergerd wordt als het basisinkomen enkel naar alleen de mensen gaat die nu géén – of te weinig – arbeidsinkomen hebben.

In plaats van nu prematuur BIG of OBI te kiezen kunnen we beter eerst ons nog nader beraden via het 6-ledige schema van voor- en nadelen, met name over de  vermeende nadelen A ‘onbetaalbaarheid’ en B ‘terugloop van arbeidsaanbod’, alsmede over C de (niet vermeende) ‘onhaalbaarheid van volledige werkgelegenheid’.

Ad A

Hoe (on)betaalbaar is elk van beide basisinkomens?

OBI kost de overheid evident véél meer dan BIG, want OBI is bestemd voor alle volwassen Nederlanders, BIG alleen voor wie weinig of geen ander inkomen heeft. Hoevéél méér OBI kost is minder evident. De overheidskosten van BIG schatte ik al even op € 34 miljard en de overheidskosten voor OBI schat ik nu in eerste instantie op € 166 miljard. Nog niet verdisconteerd in deze bedragen zijn de aanzienlijke directe inverdieneffecten (besparingen) die inherent zijn aan de invoering van BIG / OBI en die in tweede instantie dus in mindering van genoemde 34 en 166 gebracht dienen te worden. Hoeveel miljarden dit betreft voor BIG respectievelijk OBI weet ik niet, maar vermoedelijk gaat het bij BIG om niet zoveel en bij OBI om heel veel, mogelijk meer dan de helft van € 166 miljard. En er kunnen op termijn ook nog indirecte inverdieneffecten optreden. Zulke effecten, zoals hierna in (a) (b) en (c) worden aangegeven, zijn niet onaannemelijk maar wel onzeker en qua omvang niet op voorhand in te schatten.

Hoe dan ook, vrees voor onbetaalbaarheid van OBI duurt voort. Toch hoeft het OBI, ook bij een per saldo hoog kostenplaatje, niet onbetaalbaar te zijn. Het CPB zou zich over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën geen zorgen hoeven te maken. OBI is geen klein bier, maar ook niet onbetaalbaar. Het kan zeker voor de helft betaald worden uit onmiddellijke inverdieneffecten: vrijvallend geld omdat er voor de voorwaardelijke sociale zekerheid en inkomenssubsidies bijna geen overheidsuitgaven meer nodig zullen zijn zodra het OBI er is. Het kan daarnaast deels – maar dat is minder zeker en minder onmiddellijk – betaald worden uit genoemde indirecte inverdieneffecten: besparingen op andere overheidsuitgaven die als gevolg van OBI minder nodig worden, zoals (a) zorguitgaven en (b) uitgaven voor veiligheid.

Bovendien kan het, voor ongeveer de (andere) helft, betaald worden uit extra belastinginkomsten. Aftrekposten kunnen geschrapt of gewijzigd worden om méér belastinggeld op te halen. Minder fiscale eenheden, dus méér belasting betalen. De lasten voor (kopers bij) bedrijven – VPB, accijnzen, BTW, (invoering) financiële transactietaks, (herinvoering) dividendbelasting, BPM, overdrachtsbelasting- kunnen niet veel maar wel iets omhoog zonder dat dit de concurrentiepositie van deze bedrijven deert. Sommige van deze belastingen, zoals accijnzen vliegtaks en vleestaks, kunnen méér omhoog want hierbij is het juist de bedoeling dat dit de omzet van de betreffende bedrijven wel deert. Extra belastingen kunnen vooral van particulieren komen als zij de progressievere “fair taks” gaan betalen, bij voorbeeld volgens de tarievenopzet in schema 2. En dan hebben we het nog maar niet over (c) extra belastinggeld dat op termijn kan voortkomen uit de economische opleving die volgens sommigen het gevolg is van de bestedingsimpuls met multiplier effect die uitgaat van invoering OBI – uitgaat van gratis helicoptergeld geven aan alle Nederlanders.

SCHEMA 2

Fair Taks tarief = IB over (anyhow) Basisinkomen, (If any) Arbeidsinkomen én (if any) Vermogensinkomen.
(Door ‘vermogen’ net als ‘arbeid’ te belasten vallen er veel meer Nederlanders onder hoge IB tarieven. Dit helpt om aan alle burgers OBI te kunnen uitbetalen.)

OBI €12.756 + € Arbeidsinkomen +  € Vermogensinkomen – € Fiscale aftrek  =  belastbaar jaarinkomen per individu   

 t/m 20.000            : 10% heffing
20.000 à 30.000.    : 20%
30.000 à 40.000.    : 30%
40.000 à 50.000     : 40%
50.000 à 70.000     : 50%
70.000 à 100.000.  : 60%
100.000 à 150.000  : 70%
> 150.000 à ~          : 80%

Een OBI ontvanger zonder ander inkomen heeft na 10% inhouding IB dus netto € 11.480.
Een € 200.000  bruto verdienend persoon houdt netto, na fair taks betalen, dik 7 netto basisinkomens over, zie de navolgende voorbeeldberekeningen.
Deze grote ongelijkheid in besteedbaar inkomen lijkt maatschappelijk nog net acceptabel. Grotere ongelijkheid, die (ook in Nederland) nu nog volop bestaat, druist in tegen het algemeen belang en lijkt maatschappelijk niet meer acceptabel.

Voorbeeld ink. € 200.000:        Voorbeeld ink 60.000           Voorbeeld ink 90.000
minus fair taks:                          minus fair taks:                      minus fair taks:

€ 2.000                                       2.000                                       2.000
€ 2.000                                       2.000                                       2.000
€ 3.000                                       3.000                                       3.000
€ 4.000                                       4.000                                       4.000
€10.000                                      5.000                                     10.000
€18.000                                     – – – – – +                                 12.000
€ 35.000                                    16.000                                    – – – – – +
€ 40.000                                  Resteert besteedbaar:          33.000
———- +                               netto  € 44.000.                    Resteert besteedbaar:
€ 114.000                                                                             netto € 57.000
Resteert netto € 86.000                                      .

De voorbeelden van rijkaards – resp bruto € 200.000 en € 90.000 belastbaar jaarinkomen – laten zien dat de rijken méér IB verhoging voor hun kiezen krijgen dan het OBI bedrag dat ze ontvangen. Hiermee verdwijnt het “morele bezwaar” tegen OBI, want de rijken betalen als het ware zelf hun eigen basisinkomen. En: dit vergt géén extra means testing (geen extra bureaucratie), zoals bij BIG wel het geval is. OBI heeft genoeg aan de huidige means testing (vervat in IB box 3). Het (bepalen en) innen van de fair taks (aanslag) is weinig problematisch, de huidige belastingdienst kan dit aan. Op deze wijze meer geld rondpompen is niet een probleem maar een oplossing (voor het prangende probleem hoe we het nationaal-inkomen fair herverdelen).

Ad B.

Leidt invoering basisinkomen echt tot minder arbeidsaanbod? Leidt invoering basisinkomen echt tot minder arbeidsvolume? (en dus tot minder bbp? minder belastingopbrengst?)
Economisten zoals Bas Jacobs of Egbert Jongen menen het antwoord te hebben en zelfs te weten hoevéél procent het arbeidsaanbod zal dalen als het basisinkomen wordt ingevoerd. Zij onderzochten het arbeidsmarkteffect van deze ‘social spending’ via een simulatie van basisinkomen zonder helder onderscheid tussen universeel- en garantie-basisinkomen, en zonder verdiscontering van empirische onderzoeksbevindingen ter zake: ‘Méér social spending in enig OESO land blijkt (anders dan economisten denken) niet te leiden tot minder economische groei/ niet tot minder werkgelegenheid’ (bewijst macro-econoom en historicus prof Peter Lindert in “Growing Public” 2004).

Zodra economisten zien dat op microniveau een aantal basisinkomen-ontvangers werkweigeraars kunnen zijn omdat ze (nog even) geen baan willen, gaan de economisten kort door de bocht naar het macroniveau waar het arbeidsaanbod volgens hen dan zou dalen. Ze kijken niet eerst of er in de arbeidsreserve nog baanloze basisinkomen-ontvangers zijn die juist wel (weer) willen gaan werken, geld willen verdienen (dat niet gekort wordt op hun basisinkomen), aan de slag willen als zzp’er of willen zoeken naar een werkelijk passende baan (duurt langer voordat die gevonden is maar geeft wel een betere match= duurzame arbeidsparticipatie); economisten onderschatten de omvang van de arbeidsreserve (= geregistreerd werkzoekenden + verborgen werkloosheid met name onder het CBS-label ‘niet-beroepsbevolking’) en zien niet hoeveel gegadigden er nog kunnen zijn voor banen die sommige basisinkomen-ontvangers aan zich voorbij laten gaan.

Als een aantal basisinkomen-ontvangers geen betaalde baan wil leidt dit per saldo dus niet per se tot minder arbeidsvolume, minder BBP, minder belastingopbrengst. Te meer niet omdat de baanmijders gering in aantal zijn. Uit herhaald hooggeleerd empirisch onderzoek (Paul de Beer, Rudi Wielers) blijkt dat het arbeidsethos in Nederland hoog is en hoog blijft, óók bij mensen zonder baan.

We laten ons niet van de wijs brengen door economisten die menen dat hogere belastingen voor hogere arbeidsinkomens een prijs hebben namelijk: verstorende  arbeidsmarkteffecten. Hun theorie dat hoge marginale tarieven in progressieve inkomensbelasting ertoe leiden dat mensen geen topbanen meer zouden willen, wellicht minder zouden willen werken of zelfs zouden stoppen met werken is onvoldoende  onderbouwd met recente onderzoeksbevindingen en sowieso ongeloofwaardig. Een inkomensbelasting regime zoals Schema 2 geeft altijd voldoende financiële prikkel om (meer) werk te aanvaarden, de belastinggrondslag wordt hierdoor – anders dan economisten menen – nauwelijks of niet aangetast. Het is niet zo dat keuzes om werk te aanvaarden per se financieel gemotiveerd zijn. Er zijn ook andere motieven. Die kunnen de doorslag geven, zeker ook bij aanvaarding van topbanen waarop het hoogste  belastingtarief betrekking heeft, zie bij voorbeeld diverse ministers die in een vorige functie meer verdienden of zie hoe in de (groter geworden) sectoren onderwijs en zorg veel mensen met een idealistische instelling werken die sneller en vaker genoegen nemen met een lager salaris, en veelal minder verdienen dan vergelijkbaar verantwoordelijken elders. (Wout Vissers brief in FD 20/1/18.)  Een aangeboden topbaan wordt bijna nooit om financiële redenen geweigerd en als dit een enkele keer toch gebeurt is er juist voor topfuncties altijd ander arbeidsaanbod te vinden dat niet minder geschikt is. Dit veroorzaakt dan dus geen daling in het arbeidsvolume.

Economisten menen evenwel dat invoering basisinkomen het arbeidsaanbod 5% doet dalen en beroepen zich hierbij op het Canadese Mincome experiment dat jij in “Gratis geld” beschrijft. Van alle door jou beschreven experimenten was Mincome het enige waar een duidelijke daling van het arbeidsaanbod plaats vond (en geduid werd op een wijze waaruit blijkt dat de Nederlandse situatie nu anders is dan de Canadese situatie toen en dat zo’n daling van arbeidsaanbod nu in Nederland dus niet te verwachten is). Economisten waren al voordat ze van Mincome gehoord hadden van mening dat invoering basisinkomen het arbeidsaanbod substantieel doet dalen (E. Jongen is economistisch geschoold door R. vd Ploeg die deze mening al in de jaren ’90 uitdroeg, zie RJ vd Veen en D.Pels “Het Basisinkomen Sluitstuk van de verzorgingsstaat?” 1995 )

Terug naar de kwestie welk model –  OBI of BIG – nu beter is voor de arbeidsmarkt.
OBI leidt volgens de uiteenzetting hierboven per saldo op macroniveau hoogstwaarschijnlijk niet tot minder arbeidsaanbod, niet tot minder arbeidsvolume.

BIG voldoet iets meer aan wat economisten verwachten, want het arbeidsaanbod voor minibanen zal dalen zodra blijkt dat je letterlijk voor het zelfde geld net zo goed géén minibaan kunt nemen en baanloos kunt blijven. Invoering BIG heeft dan tot gevolg dat op macroniveau het arbeidsvolume iets daalt, terwijl de arbeidskwaliteit macro iets stijgt.

Een kwaliteitverhogend effect is overigens ook bij OBI te verwachten. Kwaliteit van arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt gaat hoe dan ook omhoog. Basisinkomen stelt mensen in staat om onaantrekkelijk, laag beloond, werk te weigeren: “Wat een rot baan, ik leef liever nog wat langer alleen van mijn basisinkomen”. Deze situatie noopt werkgevers om rotbanen ofwel weg te organiseren/ weg te automatiseren (= kwantiteitseffect) ofwel inhoudelijk / financieel op te waarderen (= kwaliteitseffect).

Een echte baan is niet precair/flex en wel boven-basaal beloond. Echte banen worden schaarser; voor de meeste Nederlanders is tegenwoordig geen echte loopbaan meer weggelegd.

Hier uiteengezette bedenkingen zullen toenemen in de politieke discussie die vooralsnog tendeert naar invoering BIG – mogelijk in de vorm van een tax credit (waarvoor mensen zonder arbeidsinkomen niet in aanmerking komen?). Dan kan de politieke voorkeur omgaan naar het OBI dat immers bij nader inzien niet onbetaalbaar is en voor het functioneren van de arbeidsmarkt toch beter lijkt te zijn.

Als we ons nu te zeer aan BIG zouden committeren lijkt het aloude doel ‘exit armoede‘ gehaald te worden en het grotere doel OBI onderuit gehaald te worden. Dit laatste zou jammer zijn, want OBI annex IB schema 2 kan nog 3 andere zaken verwerkelijken, namelijk:

  • giga inkomensongelijkheid terugbrengen tot aanvaardbare proporties;
  • giga bureaucratie terugbrengen tot aanvaardbare proporties;
  • jegens baanloze medeburgers stigmatisering stoppen en respectering starten.

 

Ad C

Historicus prof James Livingstone publiceerde in 2016 “No more work” : how and why Americans cling to work as a solution rather than a problem – why it is that both liberals and conservatives announce that “full employment” is their goal when job creation is no longer a feasible solution for any problem, moral or economic. Voorstanders van OBI zien dat nu een (macro) toenemend arbeidsvolume en een toegroeien naar volledige werkgelegenheid totaal onhaalbaar zijn geworden. Tegenstanders van basisinkomen menen daarentegen dat toenemende arbeid in principe altijd haalbaar is omdat mensen in principe oneindig behoeftes hebben of krijgen aan (bij voorbeeld positionele) goederen/diensten – behoeftes die dankzij toenemende arbeid vervuld zouden kunnen worden. Zij zien “basisbanen” als mogelijke oplossing voor werkloosheid.

Voorstanders van BIG willen veelal de kool (basisbanen) en de geit (basisinkomen) sparen.  Ze zijn onzeker over hoeveel meer arbeid per saldo in Nederland nog mogelijk is en willen niet weten dat volledige werkgelegenheid in Nederland nooit werkelijkheid zal zijn. Ze hopen dat meer arbeid mogelijk is als de overheid maar inzet op “basisbanen”, waarbij vaag blijft welke werkzaamheden in de basisbanen verricht worden, vaag blijft welke (nu niet vervulde) menselijke behoeften aan goederen/diensten hierdoor vervuld worden, vaag blijft waar het geld vandaan komt om de basisbaners te belonen.

Genoemde onduidelijkheden rond BIG en OBI nopen mij tot deze conclusie:

Zonder nadere deliberatie verzeilen we in een soort basisinkomen  dat het grote voordeel heeft dat armoede verdwijnt en tegelijkertijd ook de nadelen van OBI en BIG combineert: toenemend tekort aan banen, toenemende  overheidsuitgaven, toenemende bureaucratie, toenemend financieringstekort, toenemende stigmatisering, verergering van de naargeestige tweedeling in de samenleving tussen mensen met en zonder echte banen. Het grote idee OBI komt niet op de politieke agenda.

Politiek delibereren vanuit een burgerinitiatief dat niet partijpolitiek van aard is kan helpen om grote ideeën op de politieke agenda te krijgen, kan helpen om in te zien dat de marges van de democratie niet per se smal zijn: grote stappen zetten kan ook, voorwaarts en niet vergeten de solidariteit….

Hier komt het al genoemde burgerinitiatief ROBIN, novum in de Nederlandse politiek, om de hoek kijken.

Een lange tekst hierover zal ik je nu maar besparen. Als je geïnteresseerd bent, zend ik je de betreffende 15 blz graag toe. Kun je zien of je mee wilt doen à titre personnel als lid van ROBIN / als mede oprichter van ROBIN / of  enkel als ad hoc inleider wanneer ROBIN over basisinkomen discussieert – hoe dan ook, R.O.B.I.N ziet graag Rutgers Onvoorwaardelijk Basisinkomen In Nederland.

Ben benieuwd of en hoe je op het bovenstaande reageert. Op eerdere mails van mij en ROBIN i.o. aan rutger@rutgerbregman.com kwam geen reactie. Als je onverhoopt weer niet reageert, wil je dan toch deze tekst als kopij aanbieden aan De Correspondent ? Maar we hopen natuurlijk op een persoonlijke Rutgerbijdrage aan het proces ROBIN.

Hartelijke groet,

Michiel van Hasselt     
27 mei 2018.
030 2516871, cives@ziggo.nl

Eerder verschenen in reactie op Rutger Bregman Reactie op artikel van Rutger Bregman (Petra Hoetz)  en Basisinkomen, bestaanszekerheid en negatieve inkomsten belasting: hoe heet eten we de soep? (Reyer Brons)

Het bericht Open brief aan Rutger Bregman over basisinkomen en bestaanszekerheid verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Geplaatst in basisinkomen, obi.