Alternatieve geldschepping ECB: basisinkomen voor de armste landen in de EU


kaarteubasisDe maandelijks geldinjectie van 80 miljard door de ECB kan goed besteedt worden door circa 180 miljoen inwoners in de armste Europese landen een basisinkomen van bij a € 600 te geven, ipv dat te storten in de bodemloze punt van de financiële markten. Dat is de kern van de bijdrage van Johan Horeman in de
Tegenlicht Meet Up over  het VPRO-programma Geldscheppers.

Ik ga er even vanuit dat veel landen van Europa het relatief goed doen. Er zijn echter een paar landen waar het inkomen per hoofd van de bevolking achterblijft. Ik wijt dat o.a. aan het gebrek aan koopkracht in die landen. Ik wil daar de koopkracht laten toenemen waardoor de economische groei zal aantrekken.
De andere landen in de EU moeten in staat zijn zelf op te kunnen komen voor de noden van hun inwoners. Daarmee bedoel ik een geciviliseerde inkomensgarantie kunnen bieden opdat de inwoners en hun kinderen een redelijk bestaan hebben.

Voorstel

Wat ik wil voorstellen voor de toedeling van de maandelijkse geldinjectie van de Europese Centrale Bank om de Europese economie te stimuleren, is een basisinkomen voor de mensen in de economisch achterblijvende landen in de Europese Unie. Alle inwoners die 18 jaar of ouder zijn ontvangen een basisinkomen van €585 per maand. Aanname is dat 20% van de bevolking jonger is dan 18 jaar. Die zullen door hun ouders verzorgd worden met een kindertoelage van 25%. De rest is voor administratie en onderzoek.

Verwachte effecten

Doordat in die landen een grote omvang van onbevredigde behoeften is, zal het inkomen gebruikt worden om die behoeften te bevredigen. De toegenomen bestedingen leiden tot groei van de economie. Consumptieve bestedingen, import en investeringen om ter plaatse aan de vraag te voldoen vormen de groei. Hoogstwaarschijnlijk is er ook een uitstraling naar de gehele Europese economische ruimte.
Er zal een kleine groep zijn die wel alle behoeften bevredigd heeft, die zullen kunnen oppotten, of zijn hun basisinkomen grotendeels kwijt belastingafdrachten. De veronderstelde progressieve inkomstenbelasting wordt geheven over alle inkomen, ook het basisinkomen. De overheidsfinanciën zullen een stevige impuls krijgen door de belastingheffing waardoor investeringen in structurele werken mogelijk worden. Ook krijgen de overheidsfinanciën een fikse stimulans door de BTW op de sterk toegenomen bestedingen.

Wensdenken

Wens van deze N-econoom is dat in heel Europa de mensen en de economieën gestimuleerd zullen worden door de invoering van een basisinkomen. De zwakke regio’s kunnen het testgebied zijn om de effectiviteit van deze stimulering duidelijk te maken. De idee dat productie leidt tot consumptie is net zo’n kip en ei denken als dat consumptie leidt tot investeringen. Toch denk ik dat nu de middelen worden vrijgemaakt en in de economie gepompt, deze middelen beter richting consumptie kunnen gaan. Nu blijven investeringen achter bij gebrek aan winstgevende investeringsmogelijkheden. Consumptie creëert vraag die winstgevende investeringen mogelijk maakt. Op die manier kan eindelijk het achterblijven van de Europese economie, door het uitblijven van economische dynamiek, overwonnen worden.

Johan Horeman, pitch op de Tegenlicht Meet Up op 30-11-2016 in Pakhuis De Zwijger na het VPRO-programma  over Geldscheppers op 27-11-2016 in Pakhuis De Zwijger.

Cijfers: als 184 mln. EU inwoners uit de armste landen maandelijks een Basisinkomen van €585 krijgen betekent dat direct een economische groei van 960 mld. op jaarbasis.
Die groei valt waarschijnlijk veel hoger uit door de bestedingsmultiplier. Dat is effectiever dan geld in de financiële sector pompen, waar het vervolgens in het afvoerputje verdwijnt.
Betroffen landen: Macedonië, Albanië, Servië, Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Letland, Polen, Hongarije, Litouwen, Estland, Slowakije, Tsjechië, Portugal, Griekenland, Slovenië, Malta en Cyprus.
Het basisinkomen van €585 per maand is ongeveer een derde van het gemiddelde inkomen (inkomen per capita) in Cyprus. Ten opzichte van het gemiddelde inkomen in de andere landen is het hoger dan een derde, tot meer dan het gemiddelde inkomen in sommige landen.

Een op drie is ongeveer de verhouding tussen het basisinkomen van € 1.100 per maand in Nederland en het gemiddelde inkomen van € 38.700, net boven het modale CPB inkomen.

Het bericht Alternatieve geldschepping ECB: basisinkomen voor de armste landen in de EU verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

NPI voorstel voor een onderzoekprogramma in hoofdlijnen m.b.t. de invoering van een basisinkomen

De discussie over het basisinkomen is over het algemeen oppervlakkig, weinig bevredigend elogo_labn verwarrend.
Een behoorlijk uitgevoerd onderzoek naar de merites, de haalbaarheid en de nadelige effecten van een basisinkomen kan het debat over een basisinkomen op een hoger niveau brengen.
Het is een complex onderwerp is, want een basisinkomen is niet louter een andere manier om uitkeringen te verstrekken, het raakt de samenleving op vele essentiële punten.

Door het Netwerk Politiek Innovatie is een voorstel uitgebracht voor een grondig onderzoek naar de mogelijke invoering van een basisinkomen. Zie de webversie van het voorstel en een downloadbare PDF-versie.

Verkorte inhoud:

Doelstelling van het onderzoek

De discussie over een mogelijke invoering van een basisinkomen is over het algemeen oppervlakkig, weinig bevredigend en bovendien verwarrend. Er worden door voor- en tegenstanders stellingen betrokken die onvoldoende worden onderbouwd en er wordt maar zelden serieus ingegaan op elkaars standpunten.
Een behoorlijk uitgevoerd onderzoek naar de merites, de haalbaarheid en de nadelige effecten van een basisinkomen kan het debat over een basisinkomen op een hoger niveau brengen. Met de resultaten van het onderzoek kunnen de politieke partijen en de maatschappelijke organisaties hun denken over het basisinkomen aanscherpen en mogelijk doen besluiten om er serieus op in te gaan.
Alle politieke partijen zien diverse mankementen in het bestaande sociaaleconomische beleid. De vraag in hoeverre die mankementen via een basisinkomen kunnen worden bestreden moet elke partij aanspreken, maar dat kan alleen als er op een zinnige manier over kan worden gedebatteerd.
Daar komt bij dat het een nogal complex onderwerp is, want een basisinkomen is niet louter een andere manier om uitkeringen te verstrekken, het raakt de samenleving op vele essentiële punten. Pas als je daar een goed inzicht in krijgt wordt het mogelijk om na te gaan hoe het basisinkomen past in de onderliggende kernwaarden van de diverse partijprogramma’s.
Het is niet de bedoeling dat dit voorstel leidt tot uitstel van allerlei lopende discussies en acties m.b.t. het basisinkomen, maar wel dat het t.z.t. leidt tot een beter fundament voor zulke discussies en acties.

Vorm van het onderzoek

Het zou moeten gaan om een vorm van een brede maatschappelijke kosten/baten analyse. Daarmee wordt onder meer bedoeld dat het geen louter economische analyse moet zijn, maar ook geen analyse die makkelijk over de economische gevolgen heen stapt. Een ander belangrijk punt is dat een dergelijke analyse de burger als uitgangspunt neemt en niet het beleidssysteem.
Een onderzoek over een dergelijk complex onderwerp kan het beste worden verdeeld over een serie projecten in plaats van dat alle aspecten van de probleemstelling in één groot onderzoek worden meegenomen. We spreken dan over een onderzoekprogramma.
Voor de uitvoering van dit programma staan diverse onderzoekinstituten ter beschikking (planbureaus, universiteiten, beleidsonderzoekbureaus) die zouden kunnen werken onder regie van een centrale instantie (bv. de WRR). Voor de begeleiding zou de overheid een stuurgroep kunnen samenstellen die als opdrachtgever functioneert, bestaande uit vertegenwoordigers vanuit de samenleving, de overheid en de wetenschap.

Probleemstelling

De hoofdprobleemstelling van het onderzoekprogramma luidt: wat zijn de merites, kosten, en nadelige effecten van invoering van een basisinkomen?
Elke hoofdvraag die in het voorstel wordt gesteld kan worden beschouwd als de probleemstelling van een van de projecten van het programma. Elk van deze hoofdvragen is voorts uitgewerkt tot een (beperkt) aantal deelvragen.
In deze verkorte versie worden alleen de aanduidingen van de projecten genoemd, zie voor de volledige vraagstelling en een eerste uitwerking de volledige versie.

  • Bestaande kennis
  • Veronderstellingen
  • Maatschappelijke doelen
  • Aanpalend beleid
  • Financiering
  • Rekenmodel
  • Scenario
  • Uitvoering


Planning en begroting

Rekening moet worden gehouden met een totale looptijd van enkele jaren en een budget van ettelijke miljoenen euro’s. Het zou mooi zijn als in het volgende regeerakkoord wordt opgenomen dat dit programma in de kabinetsperiode 2017-2021 wordt uitgevoerd, liefst zodanig dat er ook al een of meer parlementaire debatten aan kunnen worden gewijd.

Geplaatst door Reyer Brons (redactie), 25-11-2-17

Het bericht NPI voorstel voor een onderzoekprogramma in hoofdlijnen m.b.t. de invoering van een basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Overzicht partijprogramma’s over het basisinkomen op website VBi

2kverkieslogoOp de website van de Vereniging Basisinkomen staat een overzicht van de standpunten volgens de programma’s voor de verkiezingen van de Tweede Kamer in maart 2017.
Op dit moment is informatie opgenomen over de
VVD, PvdA, CDA, D66, Groenlinks, SP, Partij voor de Dieren, PVV, Piratenpartij en de Vrijzinnige Partij.

De nog niet opgenomen partijen (en hun afsplitsingen) die thans zitting hebben in de Tweede Kamer besteden in hun programma geen aandacht aan het basisinkomen. Dat geldt overigens ook voor de wel hierboven genoemde partijen VVD, CDA,  SP en PVV.
Nog niet vermelde  partijen die mee gaan doen aan de verkiezingen en wel aandacht besteden aan het basisinkomen, kunnen dat melden via het contactformulier (kies redactie) als ze opgenomen willen worden in het overzicht.
Ook aanvullingen en correcties zijn welkom.

Er is tot nu maar één partij ronduit positief voor het basisinkomen: de Vrijzinnige Partij.
Positieve uitspraken voor onderzoek naar het basisinkomen en/of ruime mogelijkheden voor gemeentelijk experimenten vind je bij D66, Partij vd Dieren en Piratenpartij.
Voorzichtige teksten in die richting staan bij PvdA en Groenlinks, maar bekend is dat binnen die partijen nog volop  discussie is voorafgaande aan de vaststelling van het programma.

Redactie, 23-11-2016

Het bericht Overzicht partijprogramma’s over het basisinkomen op website VBi verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Partijstandpunten over basisinkomen voor verkiezingen 2017 in Nederland

Hier een overzicht van partijen die meedoen met de tweedekamerverkiezingen 2017, met de standpunten over inkomen en soms het basisinkomen Bij De Groenen  is speerpunt van het programma Basisinkomen: de brandstof van de economie De Groenen pleit voor de invoering van een basisinkomen voor alle Nederlanders die in Nederland gevestigd en belastingplichtig zijn. We willen met deze gegarandeerde koopkracht de economie stimuleren. Het economisch principe van het stimuleren van de vraag door het beschikbaar stellen van “goedkoop geld” is al bijna 80 jaar gemeengoed in de economie van de geïndustrialiseerde landen. Dit economische inzicht is nog steeds niet doorgedrongen in ons stelsel van sociale zekerheid. De Groenen wil dat doen. Het basisinkomen van de  nederlandse ingezetenen is de brandstof waarmee zij via hun […]

The post Partijstandpunten over basisinkomen voor verkiezingen 2017 in Nederland appeared first on Nederlandstalig Netwerk Basisinkomen.

Basisinkomen Achter de Duinen

 

unknownHet basisteam Den Haag-Zoetermeer heeft bij monde van Ina van Dijk en Michael Willé een presentatie op 16 november 2016 gegeven over het OBi bij het armoedeplatform Delen Achter de Duinen in Den Haag. Zij werden daarbij ondersteund door basisteamleden Hennie v/d Heetkamp en Elmer Tan.

Ook aanwezig was Anne van Dalen. Zij vertelde hoe zij een basisinkomen voor een jaar via de crowdfunding van MIES-lab heeft gekregen en zich nu volledig kan richten op haar kunstactiviteit. Zij is daar dan ook zeer over te spreken.

Ina presenteerde het grote verhaal met haar PowerPoint presentatie waarbij het accent kwam te liggen op wat het de samenleving op kan leveren. Michael ging iets meer in op het waarom van het idee van het basisinkomen en hoe we er in de discussie in Nederland voor staan. Hoewel er veel belangstelling is voor het idee en er ook voorstanders zijn onder de platformleden, merkten we ook wat weerstand. Het viel bij een aantal platformleden niet goed dat het basisinkomen universeel is en sommigen vonden dat er wel degelijk een tegenprestatie moet zijn. Ook was er onder oudere platformleden het bezwaar dat ze het BI te laag vonden en dus dat daarmee geen bijdrage kan worden geleverd aan armoedebestrijding. Het probleem zat hem dan in het hebben van te hoge vaste lasten die met een BI niet konden worden betaald. Dat er bepaalde andere regelingen nog zouden blijven bestaan of worden toegevoegd vond geen gehoor. Het huidige systeem zou dan beter zijn.

Verder bleek bij een aantal het begrip werk met moeite opgerekt te kunnen worden. Loon naar werken zou dan de norm moeten blijven. Ook het duidelijk hebben van de cijfers over de betaalbaarheid is voor sommigen een punt van discussie. Wij konden met onze cijfers nog steeds onvoldoende het cynisme bij sommigen wegnemen.

Toch zag ook een groot deel wel iets in het basisinkomen als structurele oplossing voor het armoede probleem. DADD zou er graag meer mee willen doen, zeker met de landelijke verkiezingen in 2017 in het vooruitzicht. Een groot debat met landelijke en lokale politici is in de maak met een rol voor het basisinkomen. In dat geval zou het goed zijn als Alexander de Roo namens ons het woord voert.Al met al was het een interessante en inspirerende avond met tevens interessante ontmoetingen.

Michael Willé, Coördinator BT

Het bericht Basisinkomen Achter de Duinen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Basisinkomen tegen de armoede en de ongelijkheid

Basisinkomen is bedoeld om mensen bestaanszekerheid te geven. Het helpt ook om de armoede aan de onderkant van de samenleving te bestrijden. Nivellering is geen primair doel van basisinkomen, maar de ongelijkheid neemt wel flink af na invoering.
Dit blijkt uit rekensommen voor een klein fictief eiland en voor de Verengde Staten.

Basisinkomen is vooral bedoeld om mensen bestaanszekerheid te geven. De pretentie is bescheiden, basisinkomen zorgt er voor, zoals sommige Vlamingen zeggen, dat de mensen een sokkel hebben waarboven zij andere inkomsten kunnen verwerven.
Als dat basisinkomen hoog genoeg is, is dat uiteraard een goed middel om de armoede te bestrijden. Mogelijk is het onvoldoende voor degenen die met schulden starten, of die oplopen door ongeluk of onvoorzichtigheid, maar ook dan geeft het maandelijks basisinkomen perspectief.
Daarmee doet het basisinkomen ook iets aan de grote ongelijkheid in de inkomensverdeling. Het is geen primair doel, maar het opkrikken van de laagste inkomens betekent dat de ongelijkheid afneemt. Voor een klassieke communist of socialist is dat wellicht onvoldoende, maar om hun doel van een forse nivellering  echt te verwezenlijken moeten ze waarschijnlijk andere middelen propageren.

Om een beeld te krijgen van het mogelijke effect van basisinkomen op de ongelijkheid, heb ik een rekenoefening uitgevoerd voor een fictief eiland met 312 inwoners.
Die heb ik qua inkomen verdeeld in 5 inkomensklassen:

  • 10 armen met een inkomen van € 500 per maand
  • 100 in de onderklasse, inkomen € 1.500 per maand
  • 100 in de middenklasse, inkomen € 2.500 per maand
  • 100 in de bovenklasse, Inkomen € 4.000 per maand
  • 2 rijken met ieder een inkomen van € 30.000 per maand

Het totale maandinkomen in deze gemeenschap bedraag € 865.000.

De ongelijkheid kunnen we op twee manieren uitdrukken. Het eenvoudigste is de factor die het hoogste inkomen meer bedraagt dan het laagste, dat is in dit geval 60 (30.000 / 500).
Meer verfijnd is de Gini-index (of Gini-coëfficiënt), die 0 is als iedereen evenveel verdient en 100 % als één persoon alle inkomen heeft.
Deze wordt berekend als een ratio van gebieden in de zogenaamde Lorenz-curve-grafiek. De Lorenz-curve tekent de proportie van het totale inkomen van een populatie (y-as) ten opzichte van de cumulatieve inkomsten van de onderste x % van de bevolking.
In onderstaande figuur geeft de blauwe lijn de proportie ban het inkomen bij in ons fictieve eiland. De Gini-index is gelijk aan het gebied tussen de blauwe en de rode lijn, als fractie van de driehoek die bepaald wordt door de rode lijn en de zwarte lijnen.
Dat is voor ons eiland 27 %. Dat komt ongeveer overeen met de Gini-index voor Nederland  en een aantal landen in de buurt, zie deze Lijst van landen naar inkomensverschillen.

gini

Als oefening voeren we nu een basisinkomen in, waarbij de totale hoeveelheid inkomsten gelijk blijft. Dat betekent dus dat de sterkste schouders iets moeten inleveren.

De armen gaan naar € 1.500, de onderklasse naar € 2.000, de middenklasse blijft gelijk, de bovenlaag krijgt nog maar € 3.500 en de rijken leveren ieder € 5.000 in waardoor nog maar € 25.000 overblijft.
Een beperkte nivellering in de ogen van de klassieke linkse radicaal, maar de rijken en de bovenklasse op ons eiland zullen dit niet zonder morren accepteren!

De factor tussen het hoogste en het laagste inkomen daalt van 60 naar 17 (25.000 / 1.500).
De Lorenzcurve voor de nieuwe inkomensverdeling wordt weergegeven via de gele lijn in de figuur. De Gini-index daalt van 27 % naar 18 %, dat is lager dan in enig land uit de bovenvermelde lijst.
Ook al ziet het verschil tussen de blauwe en de gele lijn in de figuur er niet spectaculair uit, het  effect op de Gini-index is dat wel!

Deze simpele exercitie op een fictief eiland is door Scott Santens uitgevoerd voor de Verenigde Staten, zie zijn voorlopige publicatie  Does guaranteeing a basicincome reduce income inequality?

Daar is de inkomensongelijkheid veel groter dan in Nederland, volgens Scott Santens was de Gini-index in 2010 60 %. In zijn exercitie voert hij een basisinkomen in van $ 1.000 per maand, waarna de Gini-index daalt naar 46 %.
Ik moet daarbij wel de kanttekening maken dat in het eerdere vermelde overzicht de USA een Gini-index van ongeveer 40 % heeft. Oppassen dus met deze gegevens!
Maar voor de exercitie van Scott Santens is het relatieve verschil van meer dan 10 % in elk geval een duidelijke uitkomst.

Uitdaging aan Nederlandse rekenaars is te kijken of zoiets ook voor Nederland uitgezocht kan worden!

Reyer Brons, 16-11-2016

Dit bericht is ook gepubliceerd op de website van het Netwerk Politiek Innovatie

 

Het bericht Basisinkomen tegen de armoede en de ongelijkheid verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

D66 zet basisinkomen op de agenda van het kabinet, volgen GroenLinks en de PvdA?

sjirDoor energieke inzet van onze Sjir Hoeijmakers en anderen zoals de jonge Democraat Harro Boven heeft D66 als eerste grote partij gekozen om het basisinkomen als serieuze optie te zien voor de 21e eeuw. D66 pleit voor lokale experimenten en meer onderzoek naar het basisinkomen door de nieuwe regering, waar ze zelf zeer waarschijnlijk deel van zullen uit maken. Met 650 tegen 100 stemmen werd Sjirs amendement aangenomen. Ook financieel specialist D66 Kamerlid Wouter Koolmees ( 5e op D66 lijst) sprak zich uit voor dit amendement.
GroenLinks gaat zich op 17 december uitspreken over het amendement representatieve proef met basisinkomen . 200 GroenLinksers onder aanvoering van Uw voorzitter hebben dit voorstel voor een echte proef met het basisinkomen gedaan. Tot 19 november kunnen GroenLinks leden zich nog aanmelden voor het beslissende congres in Utrecht. Klik hier als je je wilt aanmelden.

De PvdA gaat zich op 14 en 15 januari bezig houden met haar programma en ook daar zullen basisinkomen amendementen voorliggen dankzij onze onvermoeibare Hans Lindeijer.

Burgerpetitie basisinkomen2018 gaat door, ook na aanbieding aan Tweede Kamer

petitie2018Op 25 oktober overhandigde Johan Luijendijk ( met lichtblauwe spijkerbroek) namens 58.675 Nederlanders de petitie basisinkomen aan de Tweede Kamer. Het goede nieuws is er een goede kans is dat de Tweede Kamer zich hier mee uiteen gaat zetten, omdat het parlement geen motie of iets dergelijks over het basisinkomen heeft aanvaard. Het is altijd veel makkelijker om handtekeningen op te halen tegen iets dan voor iets. De petitie gaat gewoon door. 100.000 is het doel. Je kunt nog steeds tekenen of delen op Facebook. De toekomst is aan de Verlichtingsdienst, niet aan de Belastingdienst. AD en Telegraaf wijden er polls aan: 44 % van het AD publiek is voor een basisinkomen. Meer dan in de peiling van Maurice de Hond een half jaar geleden ( 40 % voor). De suggestieve stelling van De Telegraaf “Geld krijgen maakt lui” werd door 39 % afgewezen. Zelfs onze grootste kranten hebben door dat er een groeiende onderstroom is voor het onvoorwaardelijke basisinkomen.

Alexander de Roo, voorzitter Vereniging Basisinkomen

Het bericht D66 zet basisinkomen op de agenda van het kabinet, volgen GroenLinks en de PvdA? verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Periodieke peiling basisinkomen helpt

Zodra een onderzoeksbureau een peiling doet en dat in de media bekend maakt, dan trekt dat de aandacht van de lezer. Zo is er kortgeleden nog een aantal polls gehouden over het basisinkomen.

Het geeft een goede indicatie van hoe het basisinkomen onder burgers leeft. Dan blijkt dat de oude tegenwerpingen ‘je wordt er lui van’ en ‘het is toch niet te betalen’ nog steeds zorgen voor twijfel om voor een OBi te zijn. Maar het laat tevens zien, dat steeds meer mensen er van gehoord hebben en het aantal ‘voor’s’ toeneemt.

Zo heeft Maurice de Hond op ons verzoek een peiling gehouden en legde het volgende voor:

Er is een voorstel om te komen tot een basisinkomen: iedereen zou van overheidswege een bepaald -beperkt- inkomen ontvangen, ongeacht andere inkomsten en zonder de verplichting om zich beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Het systeem van belastingen en uitkeringen wordt dan hierop aangepast. Vindt u dit een goed voorstel?basisinkomen-poll

AD en Telegraaf wijden er polls aan: 44 % van het AD-publiek is voor een basisinkomen. Meer dan in de peiling van Maurice de Hond een half jaar geleden (40 % voor).[1][2]

Opvallend bij de uitslag van Maurice de Hond is dat met name leden en kiezers van partijen op lokaal niveau het OBi omarmen en dat blijkt dat de partijleiding zich terughoudend opstelt of het basisinkomen gewoon afwijst. De ervaringen die wij hebben tijdens presentaties en bijeenkomsten overal in het land bevestigen deze verschillen.

Aan ons de opdracht om vooral door te gaan het OBi bij zo veel mogelijk mensen bekend te maken en met hen erover te praten. Politieke leiders zullen op enig moment niet anders kunnen dan te luisteren naar wat de kiezer wil.

Het bericht Periodieke peiling basisinkomen helpt verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

De Politieke Haalbaarheid van het Basisinkomen in Nederland

leclercqomslagDe invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen in Nederland is nog ver weg. Ondanks de publieke aandacht zijn er geen aanwijzingen dat belangrijke bestuurders en politici in Nederland de invoering ervan serieus overwegen.
De gemeentelijke experimenten met de bijstand zijn een stuk dichterbij. Het doel van de gemeentelijke experimenten is duidelijk en het nut van de experimenten (ondanks dat de media en het publiek de experimenten bewust of onbewust verwarren met het basisinkomen) wordt erkend.
Dat is de hoofdconclusie van een recente studie van Maxim le Clercq, die als ondertitel heeft:
Is Nederland klaar voor de grootste naoorlogse hervorming van de verzorgingsstaat?

Deze masterscriptie geeft een herkenbaar en niet zonder meer geruststellend beeld van de stand van zaken in Nederland rond het basisinkomen medio 2016.
Zoals dat bij een scriptie hoort, is veel tekst gewijd aan de inkadering van het onderwerp, de geschiedenis van de discussie over het basisinkomen, de onderzoeksmethode en de relevante bestuurskundige analysemethoden.
Maxim gebruikt in de beantwoording van zijn hoofdvraag over de politieke haalbaarheid van het basisinkomen in Nederland het stromenmodel van Kingdon. Deze theorie gaat ervanuit dat nieuw beleid (zoals in dit geval de invoering van een basisinkomen) pas tot stand komt als er consensus is over het probleem dat nieuwe beleid gaat oplossen, over dit nieuwe beleid als de daarvoor gewenste oplossing en als er politieke steun is voor dit beleid.
Er is dus sprake van een problemenstroom, oplossingenstroom en politieke stroom die bij elkaar dienen te komen, voordat verandering plaatsvindt.
Verder is van belang dat het onderzoek een analyse betreft van uitspraken van circa 20 respondentenraadsleden, wethouders, Kamerleden en initiatiefnemers rond het basisinkomen. Allen zijn actief rond het basisinkomen en de gemeentelijke experimenten met regelarme bijstand.

Het basisinkomen wordt in eerste instantie omschreven conform de definitie van de VBi: het onvoorwaardelijk basisinkomen met de bekende  kenmerken dat het universeel, individueel, onvoorwaardelijk en hoog genoeg is om er een volwaardig bestaan mee te financieren.
Maar door er ook daarvan afwijkende varianten, en dan met name de door de gemeenten voorgestelde experimenten in mee te nemen, wordt het begrip ruimer geoperationaliseerd tot
“Het onvoorwaardelijk basisinkomen plus alle varianten waarin een geldbedrag wordt uitgekeerd aan een individu waarvoor in ruil geen of slechts een zeer beperkte tegenprestatie wordt verwacht.

Op basis van de interviews concludeert de auteur dat als de problemen waarvoor het basisinkomen een oplossing zou kunnen zijn, door de respondenten het meest worden genoemd:

  • wantrouwen jegens mensen in de bijstand
  • robotisering van de arbeidsmarkt
  • gekort worden op bijstandsuitkering (armoedeval)
  • maatschappelijke waarden worden aangetast door het wantrouwen en de armoedeval

Behalve het tweede punt (dat overigens behoorlijk omstreden is omdat niet alle respondenten denken dat er banenverlies komt door de automatisering) zijn dit allemaal problemen rond de sociale zekerheid. Bijvoorbeeld problemen betreffende het functioneren van de arbeidsmarkt en een eerlijker verdeling van de wat de aarde en de inspanningen van voorgaande generaties ons gebracht hebben, komen niet bovendrijven, of omdat die niet leven bij de gekozen respondenten of door de vraagstelling in het onderzoek.

Voor de oplossingen maakt de auteur onderscheid tussen het ( onvoorwaardelijk) basisinkomen en de experimenten.

Het meest wordt genoemd dat het basisinkomen als oplossing niet ingevoerd gaat worden omdat het volgens de respondenten niet past in de traditie, waarmee de politieke en economische status quo in de samenleving wordt bedoeld.
Als belangrijkste positieve punten worden genoemd dat basisinkomen de vrijheid vergroot, dat uitgegaan wordt van vertrouwen en dat de armoedeval wordt voorkomen.
Verder blijken de respondenten heftig verdeeld over de vraag of basisinkomen in overeenstemming is met hun maatschappelijke waarden. Dat is met name niet zo bij respondenten uit de kring van de landelijke politici en de wethouders.
Onder de respondenten heerst grote verdeeldheid of een onvoorwaardelijk basisinkomen wenselijk is. De praktische (on)mogelijkheden van het onvoorwaardelijk basisinkomen zijn ondergeschikt aan de discussie over de principiële wenselijkheid.

Bij de lokale experimenten wordt vooral van belang gevonden dat de experimenten kennis zullen opleveren.
Er wordt meer gesproken over de technische haalbaarheid en essentieel vindt men dat staatssecretaris Klijnsma steun geeft en de Participatiewet wijzigt.
De auteur signaleert ook kritiek op de gemeentelijke experimenten, met name respondenten die zeer pro het onvoorwaardelijk basisinkomen zijn.
Mijns inziens ten onrechte rekt hij deze kritiek uit tot tegenstand tegen de experimenten. Een kritische blik en een laag verwachtingspatroon betekent niet dat men tegen een goed experiment is, hoe moeilijk dat ook in elkaar te steken zal zijn.
(De auteur kom in juli nog niet weten hoe weinig ruimte de staatssecretaris inmiddels geeft voor een behoorlijk experiment.)

De auteur constateert dat er geen sterke coalitie is van de voorstanders van een onvoorwaardelijk basisinkomen en hij ziet dat ook niet snel veranderen.
Citaat:
Wanneer de voorstanders zich in een duidelijke en publieke coalitie zouden verenigen, dan lijken de grootste potentiële krachten de publieke opinie en de onverzettelijkheid van de voorstanders. Met dat laatste lijkt het nu ook al wel goed te zitten. Iedere actor gelooft in het basisinkomen en steekt daar via zijn eigen projecten ook al veel energie in. Uit de genoemde gebeurtenissen blijkt ook dat er onder burgers veel enthousiasme voor en nieuwsgierigheid naar een onvoorwaardelijk basisinkomen is. Meer dan bij de gevestigde politieke en bestuurlijke orde. Cruciaal is wel dat deze positieve houding van burgers richting het basisinkomen wordt omgezet in iets blijvends: een paradigma-verandering en een blijvend andere kijk op samenleving en economie. Dit zou een katalysator kunnen zijn voor politieke steun. Om deze cultuurverandering te verankeren lijkt er nog wel veel te moeten gebeuren. Gezien de sterkte van de huidige coalitie is het twijfelachtig of de coalitie in deze samenstelling hierin het verschil kan maken.
Tot slot zou ook de formulering van een concreet doel kunnen bijdragen aan de vorming van een sterkere coalitie. Het doel is nu nog erg abstract. Een concreter doel zou kunnen zijn: lobbyen voor een onafhankelijk onderzoek, door bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, naar de voor- en nadelen van een basisinkomen, dat uiteindelijk in de Kamer zou moeten worden behandeld. Deze concretisering zou helpen, omdat het einddoel nu, invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen, zo groot en verstrekkend is.

Veel positiever is de auteur over de voorstanders van de gemeentelijke experimenten met de bijstand.
Het centrum van de coalitie wordt gevormd door de wethouders die het meest intensief samenwerken….
De publieke steun lijkt vooral op lokaal gebied bij de vier gemeenten die voorop lopen, goed georganiseerd te zijn door samenwerkingen met het maatschappelijk middenveld en het betrekken van mensen uit de bijstand bij het maken van de plannen. De moties op de politieke congressen lijken ervoor gezorgd te hebben dat de Kamerleden van GroenLinks, D66 en PvdA zich ook aan de experimenten hebben gecommitteerd.. ..
De concreetheid van het doel waarnaar gestreefd wordt en mate van onverzettelijkheid zijn volgens de auteur sterke punten.
Maar hij stelt als hamvraag: wanneer komt er een definitief akkoord met Klijnsma?

Maxim le Clercq signaleert dat er twee policy entrepreneurs zijn, Rutger Bregman en Sjir Hoeijmakers, die hun rol allebei op zeer eigen wijze in vullen.
Rutger Bregman heeft zich niet uitgelaten over de gemeentelijke experimenten met de bijstand of een ander vorm van basisinkomen en houdt zich alleen bezig met het onvoorwaardelijke basisinkomen als groot progressief idee voor de samenleving. Zijn rol als policy entrepreneur vult hij voornamelijk in door het publiek te informeren en te enthousiasmeren voor het basisinkomen. Hij werkt niet actief samen met andere actoren en is dus enkel opiniemaker.
Sjir Hoeijmakers richt zich voornamelijk op de gemeentelijke experimenten en heeft verklaard noch voorstander noch tegenstander te zijn van het onvoorwaardelijk basisinkomen. De experimenten zijn volgens hem een uitstekend middel om meer kennis te krijgen en aan de hand daarvan een mening over het onvoorwaardelijk basisinkomen te vormen.
Als gecrowdfunde policy entrepreneur steekt hij veel tijd en energie in het bij elkaar brengen en houden van gemeenten die interesse hebben in experimenten met de bijstand en/of het basisinkomen.

De auteur heeft als hoofdvraag Hoe verloopt het politieke agendaproces van het basisinkomen in Nederland?
Gebruik makend van de terminologie in het stromenmodel van Kingdon  formuleert hij zelf als antwoord:
Het probleem is volgens de respondenten de huidige uitvoering van de bijstand. Hier heerst consensus over.
Er zijn in de oplossingenstroom twee oplossingen: het onvoorwaardelijk basisinkomen en experimenten met de bijstand.
De coalitie van de gemeentelijke experimenten heeft net niet genoeg bestuurlijk of politiek gewicht om te kunnen starten. De coalitie van het onvoorwaardelijke basisinkomen heeft zich niet duidelijk georganiseerd en schiet tekort op het aantal leden dat zij heeft, haar politiek en bestuurlijk gewicht en de concreetheid van het doel dat zij voor ogen heeft……

Een belangrijke maatschappelijk aanbeveling van de auteur is dat de Nederlandse landelijke overheid de gemeentelijke plannen voor experimenten met een andere uitvoering van de bijstand én de gemeentelijke plannen om te experimenteren met het onvoorwaardelijk basisinkomen zowel juridisch als financieel faciliteert. De politieke verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij de lokale politici en bestuurders.

Ook worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan:
Interessant vervolgonderzoek zou zich kunnen toespitsen op de vraag naar de mate waarin er onder de Nederlandse bevolking behoefte is aan een herziening van de verzorgingsstaat. Denken mensen dat ze gelukkig zouden worden van een basisinkomen? Vinden ze het een rechtvaardig en legitiem idee?
Daarnaast zou er meer financieel onderzoek naar het basisinkomen kunnen worden gedaan. Hoeveel geld zou de financiering van een bepaalde hoogte van het basisinkomen de Nederlandse overheid kosten?
Ook zou economisch, sociologisch en psychologisch onderzoek over de terugverdieneffecten van een basisinkomen erg interessant zijn. Potentiële economische onderzoeksvragen zouden zijn: Hoe gaan mensen het basisinkomen uitgeven? Zullen er meer ondernemingen worden gestart? Psychologisch: Wat zijn de gedragseffecten van een basisinkomen op de ontvanger? Gaat hij of zij anders leven? Zorgt de financiële zekerheid voor meer gevoel van vrijheid en geluk? Of sociologisch: Verandert de relatie tussen burger en overheid? Wordt de burger minder afhankelijk van de politiek? Voor deze en andere sociale/economische disciplines zouden wel casestudy’s in de vorm van lokale experimenten nodig zijn. Wanneer hier toestemming voor zou komen, zijn de mogelijkheden in principe eindeloos . Het basisinkomen is momenteel in veel opzichten nog een redelijk filosofisch onderwerp, doordat er nog zo weinig empirisch onderzoek naar is gedaan.
Aanhakend bij de laatste zin zou een aanbeveling op zijn plaats zijn om empirisch onderzoek te doen via veel verdergaande experimenten dan thans actueel is bij de meeste gemeenten.

Mijn slotconclusie in de bespreking van deze masterscriptie is dat het een nuttig beeld geeft van de stand van zaken rond het basisinkomen in Nederland. Maxim le Clercq signaleert veel zaken waar de voorstanders van het basisinkomen in het vervolg hun voordeel mee kunnen doen
Een citaat als voorbeeld:
Uit …..  blijkt dat er onder burgers veel enthousiasme voor en nieuwsgierigheid naar een onvoorwaardelijk basisinkomen is. Meer dan bij de gevestigde politieke en bestuurlijke orde. Cruciaal is wel dat deze positieve houding van burgers richting het basisinkomen wordt omgezet in iets blijvends: een paradigmaverandering en een blijvend andere kijk op samenleving en economie. Dit zou een katalysator kunnen zijn voor politieke steun. Om deze cultuurverandering te verankeren lijkt er nog wel veel te moeten gebeuren.

Een kritisch kanttekening is dat de scope en de schaal van het onderzoek vrij beperk zijn. De problematiek rond de sociale zekerheid (zoals aangereikt door de respondenten) is erg bepalend in zijn benadering van het onderwerp, maar daarmee ook erg beperkend.
Hij besteedt geen aandacht aan het Burgerinitiatief 2018 dat ook bij de afronding van de scriptie al op 40.000 handtekeningen kon bogen, en aan het feit dat in veel andere landen het basisinkomen eveneens toenemende aandacht krijgt.
Zijn aanbevelingen voor vervolgonderzoek geven alle ruimte om daar op terug te komen.

Reyer Brons, 6 november 2016

De gehele masterscriptie is als PDF te downloaden via deze link (PDF, 116 blz.)

De Politieke Haalbaarheid van het Basisinkomen in Nederland
Masterscriptie Bestuurskunde EUR
Is Nederland klaar voor de grootste naoorlogse hervorming van de verzorgingsstaat?
Auteur: Maxim le Clercq
Begeleider: Dr. A. Edwards
Tweede Lezer: Dr. M. Fenger
Opleiding: Master Publiek Management
Inleverdatum: 14 juli 2016
 

Het bericht De Politieke Haalbaarheid van het Basisinkomen in Nederland verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Betrokkenen kritisch over het Ontwerpbesluit Experimenten Participatiewet

experimentsOp de laatste vrijdag in september 2016 besloot de Nederlandse regering om experimenten met een ‘regelarme’ bijstand op beperkte schaal en onder strikte voorwaarden mogelijk te maken. Mevrouw Jetta Klijnsma (PvdA), staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft daartoe het Ontwerpbesluit experimenten Participatiewet naar de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. In het besluit staat een overzicht van de doelstellingen, voorwaarden en regels. Zodra de beide Kamers van het parlement akkoord zijn met het voorgestelde kader, zal de staatssecretaris toestemming geven om met de experimenten te beginnen. Misschien al vanaf 1 januari 2017.

Veel betrokkenen bij de experimenten (wetenschappers, activisten, gemeenteraadsleden, wethouders, ambtenaren) zijn kritisch over het Ontwerpbesluit. Om aan de bezwaren van vooral de VVD (een notoire tegenstander van een basisinkomen) tegemoet te komen, is de oorspronkelijke opzet van de experimenten drastisch gewijzigd.

In het nu geformuleerde Ontwerpbesluit wil de Staatssecretaris antwoord op de volgende vragen:

  • in hoeverre leidt de interventie (de beleidsmaatregel) in de onderzoeksgroepen tot regulier, betaald werk en
  • tot volledige onafhankelijkheid van de bijstandsuitkering?

Een maximum van 25 gemeenten, of 4% van het totaal aantal Nederlandse bijstandsgerechtigden, mogen deelnemen aan de experimenten. Volgens Statline (de elektronische databank van het Centraal Bureau voor de Statistiek), ontvingen in december 2015 546.090 mensen een bijstandsuitkering; ongeveer 21.843 mensen kunnen dus deelnemen aan de experimenten. Alleen gemeenten die de Participatiewet naar de letter uitvoeren mogen meedoen aan de experimenten. De duur van het project is vastgesteld op twee jaar. Betrokkenen bekritiseren dit als ‘te kort’.

Elk experiment kan bestaan uit zes groepen. Grotere gemeenten maken gebruik van alle zes de groepen, voor kleinere gemeenten zijn drie voldoende. Bijstandsgerechtigden worden willekeurig toegewezen aan een van de volgende groepen:

  • Een groep die is vrijgesteld van formele verplichtingen om werk te vinden. Dit is de ‘ontheffingsgroep’. Zij worden tijdens de experimenteerperiode niet onderworpen aan sancties die normaal worden uitgedeeld als de gemeente vindt dat een persoon in gebreke blijft bij het zoeken naar betaald werk. Echter, na zes en eventueel opnieuw na twaalf maanden, controleert de gemeente of de deelnemer voldoende inspanningen heeft geleverd om betaalde arbeid te vinden. Wanneer iemand te weinig activiteiten heeft ondernomen, wordt hij of zij uit het experiment gezet;
    – Een groep, de ‘intensiveringsgroep’, die tijdens de experimenteerperiode te maken zal krijgen met extra verplichtingen en taken richting werk en re-integratie op de arbeidsmarkt. (Hier een inkijkje in de ‘producten’ die bijvoorbeeld de gemeente Noord-Beveland op dit punt te bieden heeft). In de praktijk zal dit neerkomen op minstens een verdubbeling van het aantal contacten met ambtenaren, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Participatiewet;
  • Een groep, de ‘vrijlatinggroep’, die toegestaan wordt om naast hun bijstandsuitkering 50 procent van hun inkomsten uit arbeid te houden met een maximum van 199 euro per maand voor alleenstaanden en 142 euro voor gehuwden. Dat is slechts € 71,- per persoon voor iemand die gehuwd is en minder dan het wettelijk minimumloon waarom betrokkenen gevraagd hadden;
  • Een combinatie van bovenstaande groepen, waarbij de eerste twee groepen (de ontheffingsgroep en de intensiveringsgroep) altijd gecombineerd moeten worden in een experiment;
  • Een controlegroep;
  • Een referentiegroep bestaande uit bijstandsgerechtigden die in dezelfde gemeente wonen, maar niet deelnemen aan het experiment.

Bijstandsgerechtigden ondertekenen een verklaring waarin staat dat hun deelname geheel vrijwillig is. Het is echter verboden om tijdens het experiment te stoppen. Deelnemers zullen gedurende het project hun normale uitkering blijven ontvangen (Sjir Hoeijmakers, e-mail communicatie).

Betrokkenen blijken niet blij met het voorgestelde raamwerk voor de experimenten. In een brief, gericht aan de volksvertegenwoordigers in de beide Kamers, betogen wetenschappers van de vier samenwerkende universiteiten (Tilburg, Utrecht, Groningen en Wageningen), dat betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek binnen het voorgestelde kader niet kan worden gedaan.

Zo heeft Professor Dr. Ruud Muffels van de Universiteit van Tilburg kritiek op de introductie van een groep met meer overheidscontrole. “De gevolgen van sancties zijn uitgebreid onderzocht. Ik vraag me af wat deze ingreep toevoegt. Wat wil je weten? Het zal ook de interpretatie van de resultaten van het onderzoek bemoeilijken. Als vrijheid gevolgen heeft … De deelnemer kan na een jaar worden uitgesloten van het experiment wanneer hij of zij ‘niet ‘actief genoeg’ is bij het zoeken naar een betaalde baan. Dus deze lijn van onderzoek kan niet getest worden. Het kan ook zorgen voor een ethisch dilemma, want we zijn op zoek naar vrijwilligers voor het onderzoek, en we moeten de consequenties van hun deelname voor hen verduidelijken.” Betrokkenen vrezen dat hierdoor potentiële deelnemers zullen afzien van deelname aan de experimenten.

De onderzoekers roepen Kamerleden op aandacht te besteden aan hun bezwaren wanneer het Ontwerpbesluit met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt besproken in de parlementaire commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenhei

Divosa (Vereniging van Leidinggevenden in het Sociale Domein) zet ook vraagtekens bij de waarde van de experimenten. “Het is moeilijker om de effecten van de experimenten te meten, want er zijn meer beperkingen dan in het oorspronkelijke plan. Experimenten met een parttime baan, het starten van een bedrijf, de zorg voor kinderen of andere familieleden mogen niet. Gezien de verhoudingen in de huidige coalitie denk ik, dat dit nu het hoogst haalbare is. Maar we hopen op een vervolg,” zegt vice-president Jellemiek Zock.

Een andere belanghebbende voegt toe: “We wilden een eenvoudige proef op basis van vertrouwen in plaats van op repressie. We wilden uitkeringsgerechtigden meer vrijheid, meer keuze, meer koopkracht geven. Nu zitten we met een flinke hoop ingewikkelde regels. Wat overblijft is een puzzel, die het moeilijk maakt om de experimenten vorm te geven en de resultaten te begrijpen. Maar we zijn blij dat we kunnen beginnen.”

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is wel tevreden: het voorgestelde ‘Ontwerpbesluit voor Experimenten in het kader van de Participatiewet’ is nog mijlenver verwijderd van een echt onvoorwaardelijk basisinkomen.

Dit artikel is een verkorte versie van 

NETHERLANDS: Design of BI Experiments Proposed

UPDATE

Na publicatie op Basic Income News van het Engelstalige artikel op 26 oktober 2016 zijn de ontwikkelingen doorgegaan. Hierbij enkele aanvullingen.

Eind oktober (25/10) hebben 11 wethouders in het sociale domein een open brief gestuurd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met daarin een oproep om het ‘Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet’ aan te passen.

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 27 oktober 2016 overleg gevoerd met mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over het ontwerpbesluit ‘Tijdelijk besluit Experimenten Participatiewet’. Het conceptverslag van deze vergadering is hier te lezen.

Sjir Hoeijmakers tweette op 28-10-2016: Goede, sterke reactie vanuit de Kamer gisteren! Dit kan zo niet

Goede, sterke reactie vanuit de Kamer gisteren! Dit kan zo niet. https://t.co/dFgCqCh8kv

— Sjir Hoeijmakers (@SjirHoeijmakers) October 28, 2016

Dinsdag 8 november 2016 wordt er gestemd over het Ontwerpbesluit (email Alexander de Roo, voorzitter Vereniging Basisinkomen).

N.B. Even iets anders. Op 4 november 2016 staat de teller bij Basisinkomen2018 op 60.026 handtekeningen. De petitie kan hier nog steeds getekend worden ! Op naar de 100.000 !!

Florie Barnhoorn, 04-11-2016

Het bericht Betrokkenen kritisch over het Ontwerpbesluit Experimenten Participatiewet verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.